ECLI:NL:RBNNE:2024:152

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
18.250578.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal en opzetheling met vorderingen van benadeelde partijen

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere (gekwalificeerde) diefstallen en opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 280 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten.

De zaak betreft een reeks diefstallen waarbij de verdachte op verschillende data en locaties goederen heeft weggenomen, waaronder geldbedragen, telefoons en persoonlijke bezittingen van slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de plaatsen van de misdrijven heeft verschaft door middel van een valse sleutel en dat hij in sommige gevallen gebruik heeft gemaakt van een gestolen bankpas. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangiften van de slachtoffers in haar oordeel betrokken.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor enkele feiten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de bewezenverklaring van de meeste tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van enkele feiten waar onvoldoende bewijs voor was. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke strafbare feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/250578-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/286081-23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/185009-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 januari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1966 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 januari 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen . Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
onder parketnummer 18-286081-23 dat:
1
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te [adres] (een) geldbedrag(en), ter waarde van 19,30 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedrag(en), onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas van genoemde [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te [adres] , een bankpas, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te [adres] , een Samsung telefoon, ID-kaart en/of rijbewijs, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
onder parketnummer 18-250578-23 dat:
1
hij op of omstreeks 28 augustus 2023 te [adres] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, fotos, schriften, een doosje van een audio interface, drumstokken, een oefenpad van een drumstel, twee gitaar-ophangsystemen, stickers, sokken en/of een handschoen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 augustus 2023 te [adres] , fotos, schriften, een doosje van een audio interface, drumstokken, een oefenpad van een drumstel, twee gitaar-ophangsystemen, stickers, sokken en/of een handschoen, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op of omstreeks 19 september 2023 te [adres] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [slachtoffer 3] [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een tas, een portemonnee met daarin muntgeld, een pinpas, een OV-kaart, een zorgpas, een bonuskaart, een horloge (merk: Huawei), voetbalschoenen, scheenbeschermers en/of oordopjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 19 september 2023 te [adres] , een geldbedrag van 76,76 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of de Rabobank, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten met een wederrechtelijk verkregen pinpas van die [slachtoffer 4] , zonder toestemming van die [slachtoffer 4] , contactloos pintransacties ter hoogte van voormeld geldbedrag bij de [bedrijf] [adres] en/of [bedrijf] in [adres] heeft gepleegd;
4
hij op of omstreeks 28 september 2023 te [adres] , een postpakket met daarin schoeisel (Comfy Boots), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op of omstreeks 28 september 2023 te [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, naar voornoemde woning is gegaan en/of (vervolgens) met een hard stuk plastic heeft "geflipperd" tussen de (voor)deur(kozijn) en/of het slot van voornoemde woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder parketnummer 18/286081-23 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 18/250578-23 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 5, ten laste gelegd onder parketnummer 18/250578-23. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van parketnummer 18/250578-23, feit 1: Getuige [getuige] heeft naar de politie gebeld met de mededeling dat verdachte gestolen spullen bij haar heeft gebracht. Zij zitten in dezelfde wereld van de drugs. Er zijn allerlei redenen te bedenken waarom de verklaring van getuige [getuige] niet betrouwbaar is geweest. Daarnaast is verdachte niet in de buurt geweest van de woning. In het dossier zijn geen enkele aanknopingspunten te vinden voor de diefstal. Verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. En onder deze omstandigheden is de verklaring van mevrouw [getuige] onbetrouwbaar. Het wettig bewijs is aanwezig, maar de overtuiging ontbreekt, waardoor er vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van parketnummer 18/250578-23, feit 2: Verdachte geeft aan dat hij met de pinpas heeft gepind, maar dat hij de pas dan ook heeft gestolen is een stap te ver. Het wettig bewijs ontbreekt hiervoor. In de gebruikerswereld is het ook niet ongebruikelijk om iemand zijn pas te gebruiken. Ook uit het tijdverloop kan dit niet afgeleid worden. Voor feit 2 dient er derhalve vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van parketnummer 18/250578-23, feit 5:
Verdachte voelde dat hij achtervolgd werd en wilde zijn achtervolger afschudden. Voor een poging tot diefstal met braak is noodzakelijk dat verdachte een oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening had. Het gaat hier eerder om een huisvredebreuk en er is geen bewijs voor een oogmerk van wederrechtelijke toeeigening. Voor dit feit dient dan ook een vrijspraak te volgen.
Voor de feiten 1 en 2 die onder parketnummer 18/286081-23 ten laste zijn gelegd en de feiten 3 en 4 die onder parketnummer 18/250578-23 ten laste zijn gelegd heeft de raadsman aangevoerd dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat ten aanzien van feit 3 enkel een bewezenverklaring kan volgen voor de goederen die bij de [bedrijf] zijn gekocht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 juli 2023, opgenomen oppagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023191839 d.d. 23 juli 2023, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 20 juli 2023,opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Op basis van de getuigenverklaring van aangever [slachtoffer 2] is niet vast te stellen op welke datum de diefstal precies plaats zou hebben gevonden, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de tenlastegelegde diefstal. Voor het subsidiair tenlastegelegde feit, de heling, acht de rechtbank wel voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig, gezien de verklaring van mevrouw [getuige] en de inhoud van de bij haar door de politie aangetroffen tas, met o.a. fotos en een map met de naam [slachtoffer 2] .
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2023,opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002023251976 d.d. 9 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Op 28 augustus werd ik door de politie gebeld. Vervolgens kwam de politie bij mij thuis. De politie vertelde mij dat er gestolen goederen waren aangetroffen. Vervolgens ben ik met de politie meegereden naar het politiebureau waar de gestolen goederen lagen. De politie liet mij dit zien. Ik herkende alle goederen die de politie liet zien. Dit waren veel persoonlijke spullen. Er waren meerdere foto's van mij. Ik zag dat er meerdere schriften van mij lagen. Ik herkende mijn handschrift meteen. Ik zag een doosje van mijn audio interface. Ik zag mijn drum stokken. Ik zag een oefen pad van mijn drumstel. Ik zag twee gitaarophangsystemen, meerdere stickers en mijn sokken. Ook zag ik een handschoen van mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2023,opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Wij kregen diezelfde dag de opdracht om te gaan naar getuige [getuige] . Zij gaf aan dat ene [verdachte] gestolen goederen in meldster haar woning had neergezet. Diezelfde dag kwamen wij ter plaatse en in de woning troffen wij [getuige] en [getuige] aan. Zij vertelde ons dat [verdachte] , hiermee doelende op [verdachte] , afgelopen nacht tussen 27 augustus 2023 23.00 uur en 28 augustus 2023 01.00 uur bij hun aan de deur was gekomen te [adres] . Zij gaven beiden aan dat [verdachte] haast had. Dit omdat hij op de deur aan het bonken was en hij aangaf dat hij snel naar binnen wilde. Ze gaven aan dat ze zagen dat [verdachte] de eerste met een tas vol spullen binnenkwam. Zij zagen dat in deze tas onder andere foto's zaten. Ze gaven aan dat [verdachte] zei dat dit gestolen spullen waren. In één van de slaapkamers troffen wij een Jumbo tas aan en daarin troffen wij allerlei foto's en schriften en allerlei ander klein spul aan. Op de foto was een jongeman te zien. Aldaar aangekomen hadden wij onderzoek gedaan naar de inbeslaggenomen goederen. Wij zagen dat in de Jumbo tas onder andere een map zat. Op deze map stond een naam te weten; " [slachtoffer 2] " . Ook troffen wij een schrift aan met daarop de naam; " [slachtoffer 2] ". Deze [slachtoffer 2] heeft ook een zoon genaamd [slachtoffer 2] . Wij kwamen in contact met [slachtoffer 2] . Wij deelden mede dat wij goederen hadden aangetroffen en wij hadden het vermoedden dat hij de eigenaar was. Vervolgens hadden wij [slachtoffer 2] meegenomen naar het politiebureau om hem te goederen te tonen. Hij gaf aan dat hij alle goederen in de Jumbo tas herkende als zijnde zijn goederen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2023,opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik vertelde [getuige] dat ik haar graag als getuige wilde horen naar aanleiding van de melding die zij gedaan had op maandag 28 augustus 2023. [getuige] verklaarde het volgende: Ik was in mijn woning in [adres] . Op een gegeven moment stond [verdachte] voor de deur. Ik heb [verdachte] in mijn woning gelaten. Ik zag dat [verdachte] een grote kartonnen doos bij zich had. Er zat alleen maar rommel in de doos. Toen [verdachte] weg was, heeft hij de doos bij mij in de woning laten staan. Ik heb de doos vervolgens in mijn schuurtje gezet. Omdat ik het niet vertrouwde heb ik de politie gebeld.
De rechtbank acht feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat er een voetbaltas met inhoud is weggenomen van de heer [slachtoffer 4] . De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd of anderszins hierbij betrokken was, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de tenlastegelegde diefstal.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 januari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb het pasje gekregen van [naam] en ik heb daarmee 4 halve liters bier betaald in de [bedrijf] aan het [adres] te [adres] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 september 2023,opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] , zakelijk weergegeven:
Op 19 september 2023 fietste ik om 21.00 uur terug naar mijn woning aan de [slachtoffer 3] [adres] te
[adres] . De voordeur was gesloten, maar niet op het slot. Vanochtend 20 september 2023 omstreeks 11.00 uur wilde ik mijn woning verlaten. Ik zag dat de voetbaltas, die ik de avond ervoor beneden bij de voordeur had gezet, er niet meer stond. In deze voetbaltas zaten meerdere waardevolle goederen. Namelijk: pinpas van de Rabobank met rekeningnummer: [rekeningnummer] . Ik wilde mijn bankpas blokkeren. Toen ik dit wilde doen zag ik dat er pintransacties waren gedaan met mijn bankpas. Dit is contactloos gedaan op de volgende tijdstippen en locaties: - [bedrijf] [adres] om 21.59 uur. Bedrag: 30.00 euro. (19-09-2023)
- [ bedrijf] [adres] om 22.01 uur. Bedrag: 06.16 euro. (19-09-2023)
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2023, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 29 september 2023 was ik, verbalisant, bekeek ik de camerabeelden van de [bedrijf] aan het [adres] . Ik zag dat de beelden in het winkelpand waren opgenomen. Ik zag dat er met de beelden een tijd meeliep op de datum van 19 september 2023. Nadat ik de beelden startte, zag ik dat er een man het pand binnen kwam om 21:58:18 uur. Ik zag dat deze man voorover gebogen liep en een beigekleurige jas droeg. Ik zag dat deze man naar de servicebalie liep en daar een pak sigaretten kocht. Ik zag dat hij afrekende met een bankpas. Ik zag vervolgens dat hij hardlopend naar de ingang liep en de winkel binnen ging om 21:59:40 uur. Vervolgens zag ik dat deze man om 22:00:23 bij de kassa kwam en daar 4 halve liter blikken op de band legde. Ik zag dat de man deze blikken afrekende met een bankpas. Vervolgens liep de man naar de uitgang, waarna hij om 22:01:34 uur het pand verliet. Ik herkende deze man als [verdachte] , geboren [geboorte datum] 1966. Ik herkende hem doordat ik in het onderzoek veelvuldig afbeeldingen van deze man heb gezien, waaronder de SKDB-foto.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 11 januari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Het zou kunnen dat ik het postpakket inhoudende die schoenendoos heb weggenomen.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2023,opgenomen op pagina 161 e.v. van het dossier van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] , zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres] te [adres] . Onlangs heb ik een paar schoenen besteld. Dit waren zogeheten Comfy
Boots. Vandaag ontving ik een email van PostNL. Hierin stond dat mijn pakketje om 15.41 uur was bezorgd. In het mailtje las ik dat het pakketje was afgeleverd bij de buren op [adres] . Omstreeks 18.00 uur, kwam ik thuis. Ik werd aangesproken door een politieagent welke vroeg of ik een pakketje had besteld en of ik deze miste. Hierop ben ik in en bij mijn woning gaan kijken. Ik zag dat er bij de voordeur geen pakketje stond. Ik heb aan mijn huisgenoten gevraagd of zij een pakketje van mij in ontvangst hadden genomen. Ook mijn buren heb ik gevraagd of zij van mij een pakketje in ontvangst hebben genomen maar dit was niet het geval. Vermoedelijk heeft de bezorger van PostNL het pakketje voor mijn voordeur neergezet. De politie laat mij een paar schoenen zien. Dit zijn de schoenen welke ik een aantal dagen eerder via een website heb besteld.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 29 september2023, opgenomen op pagina 183 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 28 september 2023, was ik, verbalisant [verbalisant] , belast met een toezichtdienst binnen de Gemeente [adres] . Ik fietste over het [adres] te [adres] en zag de ambtshalve bekende [verdachte] fietsen. Ik zag dat hij zijn fiets parkeerde in de voortuin van [adres] . Ik zag dat verdachte via een trap naar een bovenwoning liep en na ongeveer 30 seconden weer naar beneden liep. Ik zag dat de verdachte een pakketje onder zijn arm had. Ik liep achter de verdachte en zag dat de verdachte vervolgens een voortuin van de [adres] , in ging. Door de bosjes heen zag ik dat de verdachte een verpakking verwijderde van het pakketje wat hij onder de arm droeg. Ik zag dat het om een schoenendoos ging. Ik zag dat de verdachte de schoenendoos onder zijn arm droeg en wegliep en de [adres] in ging. In de voortuin van de [adres] , trof ik een lege verpakking. Op deze verpakking zag ik een adressticker met daarop een geadresseerde: To [slachtoffer 5] , [adres] .
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 september 2023,opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] , zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 29 september 2023, omstreeks 13:00 uur, kwamen twee politieagenten bij mij thuis en zij vertelde mij dat bij mij was ingebroken en zij vroegen of er goederen van mij ontvreemd waren. Hier schrok ik zichtbaar van en ik controleerde mijn goederen. Ik zag dat er geen goederen van mij weg waren genomen. Ik woon in een bovenwoning aan de [adres] te [adres] .. De toegangsdeur bevindt zich op de eerste etage. Na de voordeur ga je via een trap naar boven, alwaar zich hal bevindt. Vanuit daar kan iedere bewoner zijn eigen appartement betreden. Deze deuren zijn altijd slotvast afgesloten. De toegangsdeur wordt door ons regelmatig dichtgetrokken en niet slotvast afgesloten. Ik begrijp dat de polítie een verdachte heeft aangehouden en dat deze in mijn woning op donderdag 28 september 2023, tussen 17:06 uur en 17:11 uur, is geweest. Op dat moment was ik niet thuis.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 29 september2023, opgenomen op pagina 183 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 28 september 2023, was ik, verbalisant [verbalisant] , belast met een toezichtdienst binnen de Gemeente [adres] . Om 17.07 uur, zag ik dat de verdachte bij de [adres] de trap naar boven ging richting [adres] . Ik besloot onder aan de trap positie te kiezen. Toen ik naar boven keek, zag ik de verdachte bij de voordeur van [adres] staan. Ik zag dat de verdachte ter hoogte van het slot bezig was. Ik hoorde een knisperend geluid, welke overeenkomt met het geluid van een flipperkaart. Ik zag dat de verdachte na enkele seconden de voordeur van [adres] opende. Ik zag dat de verdachte de woning binnen ging en de voordeur achter zich sloot. Door de voordeur heen zag ik dat het licht van de trapopgang van de woning oplichtte. Door het raampje zag ik dat de verdachte, in de woning, de trap nam naar boven waarop de verdachte uit mijn zicht verdween. Op 17.10 uur, zag ik dat de verdachte via de trap weer naar beneden ging en de voordeur opende. Ik zag dat de verdachte de woning verliet en de deur achter zich sloot. Op donderdag 28 september 2023, om 17.10 uur, hield ik, [verbalisant] verdachte, [verdachte] , op heterdaad aan op verdenking van het plegen van een woninginbraak.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2023,opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 28 september 2023, om 17.10 uur, hield ik, verbalisant [verbalisant] , verdachte;
[verdachte] , op heterdaad aan op verdenking van een woninginbraak. Na de aanhouding voerde ik bij de verdachte een opsporingsfouillering uit. Uit deze fouillering kwam een stuk hard plastic naar voren. Ik vroeg aan de verdachte waarom hij geen huissleutel bij zich droeg. Ik hoorde de verdachte zeggen dat hij deze niet heeft en dat hij zijn deur van de woning altijd opent met een stuk plastic. Ik zag dat de verdachte hierbij keek in de richting van het stuk plastic welke uit de broekzak van de verdachte was gekomen. Ik hoorde de verdachte zeggen dat hij soms ook wel een creditkaart gebruikt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Blijkens de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen heeft verdachte met een stuk plastic de deur geopend van de woning aan de [adres] en trad hij deze woning daarna binnen. Het scenario dat verdachte heeft geschetst, dat hij naar binnen is getreden met als doel zijn achtervolger afschudden, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Immers verliet verdachte de woning na drie minuten weer. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gedragingen, te weten het binnendringen in een woning door middel van de flippermethode, gezien ook de bevindingen van verbalisant [verbalisant] , die verdachte een tijdlang had gevolgd voordat hij is aangehouden, naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf - een diefstal door middel van braak - dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank acht het onder parketnummer 18-286081-23 feit 1 primair, feit 2 en het onder parketnummer 18-250578-23 feit 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 20 juli 2023 te [adres] een geldbedrag ter waarde van 19,30 euro, dat aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas van genoemde [slachtoffer] ;
2
hij op 20 juli 2023 te [adres] , een Samsung telefoon, ID-kaart en rijbewijs voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
1
hij op 28 augustus 2023 te [adres] , fotos, schriften, een doosje van een audio interface, drumstokken, een oefenpad van een drumstel, twee gitaar-ophangsystemen, stickers, sokken en een handschoen, voorhanden heeft gehad, en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op 19 september 2023 te [adres] , een geldbedrag dat geheel aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten met een wederrechtelijk verkregen pinpas van die [slachtoffer 4] , zonder toestemming van die [slachtoffer 4] , contactloos pintransacties ter hoogte van voormeld geldbedrag bij de [bedrijf] [adres] in [adres] heeft gepleegd;
4
hij op 28 september 2023 te [adres] , een postpakket met daarin schoeisel (Comfy Boots), dat geheel aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op 28 september 2023 te [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, weg te nemen goederen, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van een valse sleutel, naar voornoemde woning is gegaan en vervolgens met een hard stuk plastic heeft "geflipperd" tussen het voordeurkozijn en het slot van voornoemde woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
1, primairdiefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel
2. opzetheling
1, subsidiairopzetheling
3. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middelvan een valse sleutel
4. diefstal
5. poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaftdoor middel van een valse sleutel
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18-286081-23 feit 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-250578-23 feit 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en daaraan gekoppeld de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een lagere gevangenisstraf dan geëist door de officier van justitie, gelet op het feit dat hij voor een aantal feiten vrijspraak heeft bepleit. Daarnaast heeft de raadsman gepleit voor onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet te boven gaat en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, met een proeftijd van drie jaren en met daaraan gekoppeld de door de reclassering geformuleerde voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport d.d. 15 december 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een aantal (gekwalificeerde) diefstallen, al dan niet een poging daartoe, en opzetheling. Met het plegen van deze verschillende feiten blijkt dat verdachte weinig respect toont voor de eigendommen, het veiligheidsgevoel en de privacy van anderen. Hij heeft met zijn handelen schade, overlast en ergernis bij de aangevers veroorzaakt en hun gevoel van veiligheid aangetast.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Deze feiten, in samenhang bezien, rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de rechtbank zal deze dan ook opleggen. De rechtbank zal een deel van de opgelegde gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank acht een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats dan de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht gelet op de aard, de ernst en de hoeveelheid feiten. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 280 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient om de verdachte de nodige hulp te bieden en zo te bereiken dat de verdachte een andere wending aan zijn leven kan geven en niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. De oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf zal daarom geschieden onder oplegging van enkele bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 52,19 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel toegewezen dient te worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gedeeltelijke toewijzing van de vordering, te weten tot een bedrag van 19,30, gelet op het feit dat de andere geldbedragen niet in de tenlastelegging staan opgenomen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 18-286081-23 feit 1 primair bewezen verklaarde. De rechtbank zal de schade toewijzen tot een bedrag van 19,30, nu slechts de diefstal van dit bedrag is bewezenverklaard. De vordering zal daarom gedeeltelijk worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 juli 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Bij onherroepelijk vonnis van 29 september 2020 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 september 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 30 november 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 18/286081-23 en parketnummer 18/250578-23 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/250578-23 feit 1 primair en feit 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/286081-23 feit 1 primair, feit 2 en het onder parketnummer 18/250578-23 feit 1 subsidiair, feit 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich zal melden op afspraken met Verslavingszorg Noord Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
dat de veroordeelde zich laat behandelen door de heroïnebehandelunit van Verslavingszorg Noord Nederland te Groningen, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de veroordeelde uit detentie komt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
dat de veroordeelde zich inspant voor het uitvoeren en behouden van dagbesteding bij [instelling] Groningen het [instelling] of een soortgelijke plek, met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Ten aanzien van 18-286081-23, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 19,30 (zegge: negentien euro en dertig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 19,30 (zegge: negentien euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat in zijn geheel uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 29 september 2020, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. M.C. Fuhler en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2024.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.