ECLI:NL:RBNNE:2024:1519

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
18-316435-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag van minderjarige bestuurder leidt tot dodelijk verkeersongeval en zware verwondingen

Op 25 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 15-jarige verdachte die verantwoordelijk werd gehouden voor een dodelijk verkeersongeval op 29 augustus 2023. De verdachte, die zonder rijbewijs reed, veroorzaakte een eenzijdig ongeval waarbij een 14-jarige inzittende om het leven kwam en drie andere inzittenden (14, 15 en 16 jaar) zwaar gewond raakten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld door met hoge snelheid en gevaarlijk rijgedrag te rijden. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf van 120 uren op, evenals een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast kreeg hij een rijontzegging van 2 jaar opgelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun families, maar hield ook rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn spijt over de gebeurtenissen. De uitspraak is gedaan na een zitting op 19 april 2024, waar de verdachte aanwezig was met zijn advocaat, mr. W.G. ten Have, en het Openbaar Ministerie vertegenwoordigd was door mr. J. Westerhof.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/316435-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 april 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 april 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Assen.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof.

Tenlastelegging

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de volledige tekst van de tenlastelegging verwezen naar de inhoud daarvan zoals opgenomen in de bijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De verdenking komt er - kort en zakelijk weergegeven - op neer dat verdachte op 29 augustus 2023 te [adres] :
Feit 1:als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij één inzittende van de auto is overleden en twee andere inzittenden zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, dan wel dat hij als bestuurder van een personenauto gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 2: zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, dan wel dat hij als bestuurder van een personenauto gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 3: een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij de daarvoor vastgestelde minimumleeftijd nog niet had bereikt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd en zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 april 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 26 september 2023, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023262567 d.d. 26 november 2023 inhoudende als relaas verbalisanten van [naam] en [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Snelheid & Impactanalyse d.d. 16 september 2023, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 5 februari 2024, als aanvullend proces-verbaal gevoegd bij voornoemd dossier;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2023, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-bevindingen d.d. 24 oktober 2023, opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] , [naam] en [naam] ;
een schriftelijk bescheid, te weten een akte van overlijden d.d. 31 augustus 2023, opgenomen op pagina 246 van voornoemd dossier;
een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 13 oktober 2023, opgenomen op pagina 239 van voornoemd dossier;
een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 28 februari 2024, als aanvullend proces-verbaal gevoegd bij voornoemd dossier;
een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 23 november 2023, als aanvullend proces-verbaal gevoegd bij voornoemd dossier.
Bewijsoverwegingen
Feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 29 augustus 2023 heeft, omstreeks 01:30 uur, op de [adres] nabij [adres] , buiten de bebouwde kom, een ernstig, eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij de door verdachte bestuurde personenauto tegen een boom is gebotst. Ten gevolge van dit ongeval is één van de inzittenden, [slachtoffer] , overleden en zijn de andere inzittenden [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] (zwaar) gewond geraakt. Ook verdachte heeft bij het ongeval ernstige verwondingen opgelopen.
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat het voertuig, een Toyota Corolla Verso, rijdend buiten de bebouwde kom nabij [adres] , door een bestuurdersfout in een bocht naar links met de rechterwielen in de rechterberm is terecht gekomen. Na 27,5 meter met de rechterwielen in de berm te hebben gereden kwam het voertuig met het rechterwiel in aanraking met een boom. Door de impact met deze boom brak een stuk uit de rechter achtervelg. De band van dit wiel was hierdoor direct drukloos. Het voertuig raakte hierdoor in een slip naar rechts, botste met de linker voorzijde tegen een tweede boom en kwam tot stilstand. De botssnelheid tegen deze tweede boom was vrijwel zeker hoger dan 90 km/u.
Uit de verklaringen van verdachte en de overige inzittenden blijkt dat verdachte de bestuurder is geweest van het voertuig ten tijde van het ongeval. [slachtoffer] heeft op de bijrijdersstoel gezeten. [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] zaten achterin. Uit het forensisch onderzoek blijkt dat het zeer waarschijnlijk is dat alleen [slachtoffer] een gordel heeft gedragen.
Feit 1
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW)
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is geweest. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. De rechtbank concludeert dat het ongeval is veroorzaakt doordat verdachte, terwijl hij niet beschikte over een rijbewijs, met een forse overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheid door een bestuurdersfout de controle over de auto is kwijtgeraakt en tegen een boom is gebotst. Daarmee is sprake van een causaal verband tussen de gedragingen van verdachte en het verkeersongeval.
In de tweede plaats moet verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld in de zin van artikel 6 WVW houdt in dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Of sprake is van dergelijke schuld hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Wanneer sprake is van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid, kan dit worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag.
Roekeloosheid
Bij de beoordeling van de mate van schuld heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat per 1 januari 2020 de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten in werking is getreden. Aan het tweede lid van artikel 175 WVW, waarin de strafbaarstelling van artikel 6 WVW staat, is de begripsbepaling van roekeloosheid toegevoegd, waarbij wordt teruggegrepen op artikel 5a WVW. Daarmee wordt feitelijk het toepassingsbereik van het begrip roekeloosheid verbreed. Van roekeloosheid is nu in ieder geval sprake wanneer het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet daarmee nu beoordelen of verdachte met de hiervoor vastgestelde verkeersgedragingen, die hebben geleid tot het ongeval, (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) Schending verkeersregels
In het eerste lid van artikel 5a WVW zijn onder a tot en met m verkeersgedragingen opgenomen die als grondslag voor een veroordeling ter zake van artikel 5a WVW aangemerkt zouden kunnen worden. De opsomming in artikel 5a WVW is niet limitatief.
Als schending van de verkeersregels wordt in artikel 5a WVW onder andere genoemd: het overschrijden van de maximumsnelheid. Uit het forensisch onderzoek volgt dat de botssnelheid minimaal 90 km/u moet zijn geweest waar een maximumsnelheid van 60 km/u was toegestaan. Tevens kan uit de door de inzittenden gemaakte filmpjes worden afgeleid dat verdachte voorafgaande aan het ongeluk met hoge snelheden heeft gereden van minimaal 100 km/u. Bovendien was verdachte ten tijde van het ongeval vijftien jaar oud zodat hij reed zonder te beschikken over een rijbewijs. Door deze combinatie van gedragingen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank meerdere verkeersregels geschonden.
In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Bij het schenden van verkeersregels in ernstige mate kan volgens de memorie van toelichting onder andere worden gedacht aan het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden, continu over een vluchtstrook blijven rijden terwijl dat niet is toegestaan of een combinatie van gedragingen.1
Verdachte heeft zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs voorafgaande aan het ongeval gedurende langere tijd met hoge snelheden van minimaal 100 km/u gereden. Uit forensisch onderzoek blijkt dat de botssnelheid vrijwel zeker hoger was dan 90 km/u waardoor verdachte de daar geldende maximumsnelheid met tenminste 30 km/u heeft overschreden. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
Opzettelijk
Voor een overtreding van artikel 5a WVW moet het opzet van verdachte zowel gericht zijn op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het besturen van een personenauto zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs net als het zeer fors overschrijden van de maximumsnelheid - zonder aanwijzingen voor het tegendeel - bezwaarlijk anders dan als het willens en wetens overtreden van de verkeersregels, en daarmee als opzettelijk kan worden beschouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Gevaar voor zwaar lichamelijk letsel/het leven van anderen
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat gevaarlijke situaties kunnen ontstaan door het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Het verkeersgedrag is reeds op zichzelf gevaarlijk en is des te gevaarlijker omdat verdachte niet beschikte over een rijbewijs en derhalve over geen tot zeer weinig ervaring beschikte als bestuurder van een personenauto. Gelet op deze combinatie van factoren was het zonder meer voorzienbaar dat er gevaarlijke situaties konden ontstaan, hetgeen door de rampzalige afloop van de rit nog eens wordt onderstreept.
Tussenconclusie
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.
Kwalificatie letsel
De rechtbank dient tot slot de vraag te beantwoorden of verdachte door het veroorzaken van het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt bij de slachtoffers [slachtoffer] en [slachtoffer] . Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch
ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de medische verklaring over het letsel van [slachtoffer] leidt de rechtbank af dat sprake van een brandwond op de linkervoet, een grote zwelling/bloeduitstorting op het hoofd, een fractuur in het middenhandsbeentje en bloed in het hoofd/de hersenen. Medisch ingrijpen in de vorm van een operatie was meermalen noodzakelijk en de geschatte genezingsduur is gesteld op één jaar. Op grond hiervan stelt de rechtbank derhalve vast dat het letsel van [slachtoffer] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Uit de medische verklaring over het letsel van [slachtoffer] leidt de rechtbank af dat sprake was van een hersenkneuzing en een heup uit de kom. De heup is operatief teruggeplaatst en de geschatte genezingsduur is gesteld op drie maanden. De rechtbank is van oordeel dat daarom ook het letsel van [slachtoffer] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Feit 2

Aan verdachte is onder 2 primair verweten dat hij zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden en dat hierdoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] te duchten was. De rechtbank is gelet op dat wat zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van artikel 5a WVW van oordeel dat het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

Feit 3

De rechtbank acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, en dat wat hierboven is overwogen ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een personenauto heeft bestuurd terwijl hij de minimumleeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 augustus 2023 te [adres] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
- een motorrijtuig te besturen, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt,
  • te rijden met een snelheid van tenminste 90 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 60 km/u gold,
  • een stuurfout te maken,
waardoor de personenauto gedeeltelijk in de naast de geasfalteerde weg gelegen berm terecht is gekomen, waarna de personenauto in botsing is gekomen met een boom, vervolgens in een slip is geraakt en daarna in botsing is gekomen met een tweede boom, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] werd gedood en waardoor anderen genaamd [slachtoffer] en [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel op hebben gelopen, te weten
  • [slachtoffer] : een brandwond op de linkervoet, een grote zwelling en een bloeduitstorting op het hoofd, een fractuur in het middenhandsbeentje en bloed in het hoofd/de hersenen
  • [slachtoffer] : een hersenkneuzing en een ontwrichte heup (heup uit de kom);
2.
hij op 29 augustus 2023 te [adres] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [adres] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door een motorrijtuig te besturen, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt,
  • te rijden met een snelheid van tenminste 90 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 60 km/u gold,
  • een stuurfout te maken,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer] , te duchten was;
3.
hij op 29 augustus 2023 te [adres] op de weg, de [adres] , een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
1.
primair. overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en anderen zwaar lichamelijk
letsel wordt toegebracht en
2
primair. overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
3. overtreding van artikel 110 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft zij gevorderd om aan verdachte op te leggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat hij zich kan vinden in de door de officier van justitie gevorderde straf, met uitzondering van de gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de thuissituatie van verdachte sinds het ongeval is veranderd en zijn ouders hem nauwlettend in de gaten houden. Een situatie waarin verdachte opnieuw zonder rijbewijs zal gaan rijden zal zich gelet daarop niet snel voordoen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 29 augustus 2023 een ernstig eenzijdig verkeersongeval veroorzaakt waardoor [slachtoffer] van veertien jaar om het leven is gekomen. Daarnaast hebben [slachtoffer] van zestien jaar, [slachtoffer] van vijftien jaar en [slachtoffer] van veertien jaar (zwaar) lichamelijk letsel opgelopen.
Vastgesteld kan worden dat alle vijf betrokken minderjarigen samen hebben afgesproken om stiekem in de nacht bij elkaar te komen om met verdachte in de auto van zijn vader te gaan rijden. Het ongeval is echter
enkel en alleen aan het roekeloze rijgedrag van verdachte te wijten geweest. Hij is met nauwelijks enige rijervaring en zonder voldoende rijvaardigheid in de auto van zijn vader gaan rijden en heeft vervolgens ook nog eens met veel te hoge snelheid gereden. Hij is daardoor op enig moment de controle over de auto kwijtgeraakt, is in de berm terechtgekomen waar hij een eerste boom heeft geraakt en is daarna met volle snelheid tegen een tweede boom aangereden.
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij voorafgaande aan het ongeval meerdere keren heeft gereden. Bovendien blijkt uit het dossier dat verdachte meermalen is gewaarschuwd om te stoppen met het rijden in de auto van zijn vader. Verdachte heeft aan deze waarschuwingen geen gehoor gegeven waardoor het ongeval heeft plaatsgevonden met alle desastreuze gevolgen van dien. De rechtbank neemt dit verdachte bijzonder kwalijk.
Het ongeval heeft grote gevolgen gehad voor de slachtoffers en hun families. Verdachte heeft door zijn handelen diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer] . De onomkeerbare gevolgen van het ongeval hebben niet alleen de familie van [slachtoffer] , maar ook vele anderen in hun omgeving en ook de samenleving als geheel geschokt. Op de zitting is door de ouders van [slachtoffer] op indringende wijze verwoord dat zij een zeer groot verdriet hebben om het plotselinge en onherstelbare verlies van hun dochter. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf deze impact ongedaan kan maken, laat staan dat zij de pijn en het verdriet door het overlijden van [slachtoffer] kan wegnemen. Er zal echter wel een strafrechtelijke reactie moeten volgen, waarbij ook in sterke mate rekening gehouden dient te worden met de jonge leeftijd van verdachte.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming blijkt dat verdachte niet verwacht had dat hij een dermate ernstig ongeluk zou veroorzaken. Zijn handelen lijkt ondoordacht, roekeloos en er lijkt sprake van een behoefte aan spanning. Daarbij heeft hij onvoldoende stilgestaan bij de gevolgen van zijn gedrag. Er is echter wel sprake van probleembesef en spijt. De Raad schat in dat de kans op herhaling van soortgelijk gedrag laag is. Er komen weinig risicofactoren naar voren bij verdachte. Hij wordt omschreven als een jongen met een prosociale attitude, die opgroeit in een stabiel en betrokken gezinsklimaat. Wel blijken de gevolgen van het ongeluk enorme impact op zijn cognitieve ontwikkeling en mentale en fysieke gezondheid te hebben gehad. De ouders van verdachte tonen zich betrokken en welwillend, ze hebben een goede afstemming met school en zijn in staat om initiatief te nemen bij een eventuele hulpvraag voor verdachte. Gelet op de lage kans op herhaling is een gedragsinterventie of begeleiding door de jeugdreclassering niet geïndiceerd. Ondanks de grote impact van het ongeval ziet de Raad af van het adviseren van een gedragsinterventie omdat sprake is van een opvoedsituatie waarin voldoende aandacht is voor de situatie, ouders hiervoor hulp hebben ingeschakeld en verdachte en ouders hier ook aan meewerken. Er wordt geen meerwaarde in Toezicht en Begeleiding gezien. Ook een leerstraf zal hier weinig aan toevoegen, aangezien er geen vaardigheidstekorten zijn vastgesteld. Gelet op de ernst van de feiten heeft de Raad een onvoorwaardelijke jeugddetentie overwogen, maar dit wordt niet als passend gezien. Dit vanwege het lage risicoprofiel en omdat verdachte zich, naar omstandigheden, goed ontwikkelt en een verblijf in detentie deze ontwikkeling zal doorkruisen. De Raad adviseert daarom om aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de algemene voorwaarden.
Eendaadse samenloop
Naar het oordeel van de rechtbank is tussen de feiten 1 en 2 sprake van eendaadse samenloop, gelet op de omstandigheid dat het onder 2 bewezenverklaarde feit onderdeel uitmaakt van de bewezenverklaring van feit 1. De feiten zien op hetzelfde feitencomplex en spelen zich af op dezelfde tijd en plaats. Gelet op
de samenhang tussen de feiten wordt verdachte feitelijk één verwijt gemaakt.
De straf
De rechtbank zal ondanks de aard en de ernst van de feiten en het fatale gevolg van het ongeval niet overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat het ongeval ook ingrijpende gevolgen voor de destijds vijftienjarige verdachte heeft gehad - en nog steeds heeft - en dat hij het ongeval nooit heeft gewild. Ook hij heeft een vriendin verloren. Verdachte heeft de feiten bekend en heeft veel spijt zoals blijkt uit zijn verklaring ter zitting. Tevens heeft de rechtbank bij deze afweging acht geslagen op het advies van de Raad en houdt zij er daarnaast rekening mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gelet op de ernst van de feiten kan een straf echter niet uitblijven. Verdachte heeft ernstige strafbare feiten gepleegd en daar moet een straf tegenover staan. De rechtbank zal daarom aan verdachte, naast een forse werkstraf, ook een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden. De rechtbank houdt daarbij rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan, het feit dat verdachte voor het ongeval meermalen heeft gereden, hij ondanks waarschuwingen hiermee is doorgegaan en hij geen volledige openheid van zaken lijkt te hebben gegeven.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Tenslotte zal de rechtbank, gelet op de aard van het feit en omdat verdachte vaker heeft gereden zonder rijbewijs, een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van twee jaren, bromfietsen daaronder begrepen. Op die manier kan de inmiddels zestien jarige verdachte de komende twee jaren nog niet beginnen met rijlessen en ook niet op een bromfiets rijden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 6, 110, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Strafoplegging ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1 en 2

een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Strafoplegging ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1, 2 en 3

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van
60 dagenzal worden toegepast.
Strafoplegging ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1
Veroordeelt de verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J. van Bruggen en mr. R. ter Haar, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 april 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te [adres] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • een motorrijtuig te besturen, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt,
  • te rijden met een snelheid van tenminste 90 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 60 km/u gold, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was,
  • niet, althans onvoldoende, te letten op de weg, en/of
  • een stuurfout te maken,
waardoor de personenauto (gedeeltelijk) in de naast de geasfalteerde weg gelegen berm terecht is gekomen, waarna de personenauto in botsing is gekomen met een boom, vervolgens in een slip is geraakt en daarna in botsing is gekomen met een tweede boom, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, en/of waardoor anderen (genaamd [slachtoffer] en/of [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel op hebben gelopen, te weten
  • [slachtoffer] : een brandwond op de linker voet, een grote zwelling en/of een bloeduitstorting op het hoofd, een fractuur in het middenhandsbeentje en/of bloed in het hoofd/de hersenen
  • [slachtoffer] : een hersenkneuzing en/of een ontwrichte heup (heup uit de kom),
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te [adres] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [adres] ,
  • een motorrijtuig heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt,
  • heeft gereden met een snelheid van tenminste 90 km/u terwijl een maximumsnelheid van 60 km/u gold, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was,
  • niet, althans onvoldoende, op de weg heeft gelet, en/of
  • een stuurfout heeft gemaakt,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te [adres] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [adres] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door - een motorrijtuig te besturen, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt,
  • te rijden met een snelheid van tenminste 90 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 60 km/u gold, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was,
  • niet, althans onvoldoende, te letten op de weg, en/of
- een stuurfout te maken,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer] , te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te [adres] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [adres] ,
  • een motorrijtuig heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt,
  • heeft gereden met een snelheid van tenminste 90 km/u terwijl een maximumsnelheid van 60 km/u gold, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was,
  • niet, althans onvoldoende, op de weg heeft gelet, en/of
  • een stuurfout heeft gemaakt,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
3.
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te [adres] op de weg, de [adres] , een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt;
1. Kamerstukken II 2018/2019, 35086, nr. 3, p. 11 en Kamerstukken II 2018/2019, 35086, nr. 6, p. 12.