Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Parketnummer 18/250060-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 april 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 april 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.I. Dolinski, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 27 september 2023 te [plaats] , gemeente De Wolden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van
[slachtoffer] , door:
- heimelijk camera's en/of afluisterapparatuur in de woning (onder meer in de slaapkamer) van die [slachtoffer] te plaatsen; en/of
- post die bestemd is voor die [slachtoffer] te traceren via de PostNL-app; en/of
- een gps-tracker onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en/of in een koffer van die [slachtoffer] te plaatsen; en/of
- ( een) logboek(en) bij te houden over het doen en laten van die [slachtoffer] en haar kinderen (gebaseerd op voornoemde camera's en/of afluisterapparatuur) met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 27 september 2023 te [plaats] , gemeente De Wolden, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten dat zij in (en om) haar woning werd gefilmd en/of afgeluisterd waardoor die [slachtoffer] niet meer vrijuit kon praten en bewegen in haar woning en/of geen bezoek in haar woning ontvangen, door:
- het plaatsen van (heimelijke) cameras en/of afluisterapparatuur
- appjes met dreigende woorden te verzenden op het moment dat die [slachtoffer] de wifi verbinding verbrak;
- door te dreigen naar haar woning toe te komen op het moment dat zij de wifi verbinding verbrak;
2
hij op of omstreeks 25 september 2023 te [plaats] , gemeente De Wolden, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het afgeven van haar telefoon en/of het laten zien van een brief, door:
- voor die [slachtoffer] te gaan staan en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen 'jij gaat nergens heen, jij blijft hier en wij gaan praten' of woorden van gelijke strekking en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of de wifi verbinding te verbreken en/of
- door vlak voor die [slachtoffer] te gaan staan en/of door die [slachtoffer] te volgen bij iedere verplaatsing van die [slachtoffer] , terwijl de verdachte en die [slachtoffer] zich in de slaapkamer bevonden en/of
- de stoel waar die [slachtoffer] op zit hard heen en weer te bewegen en/of
- door die [slachtoffer] aan te raken, terwijl zij dit niet wilde en/of
- tegen die [slachtoffer] te schreeuwen: "Breek nu";
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2023 te [plaats] , gemeente De Wolden opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- voor die [slachtoffer] te gaan staan en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen 'jij gaat nergens heen, jij blijft hier en wij gaan praten' of woorden van gelijke strekking en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of de wifi verbinding te verbreken en/of
- door vlak voor die [slachtoffer] te gaan staan en/of door die [slachtoffer] te volgen bij iedere verplaatsing van die [slachtoffer] , terwijl de verdachte en die [slachtoffer] zich in de slaapkamer bevonden en/of
- ( aldus) belet dat voornoemde [slachtoffer] de slaapkamer kon verlaten en/of contact met de buitenwereld kon opnemen
3
hij op of omstreeks 25 september 2023 te [plaats] , gemeente De Wolden zijn echtgenote, [slachtoffer] , heeft mishandeld door de vinger(s) van die [slachtoffer] naar achteren te trekken;
4
hij op of omstreeks 27 september 2023 te [plaats] en/of [plaats] voorhanden heeft gehad:
- een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht;
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk Rohm, type RG 9, kaliber 8 mm Knal) zijnde een vuurwapen;
- munitie vallende onder categorie III wapens en munitie, zijnde dertien (13) stuks centraalvuur knalpatronen van het merk Fiocchi (GFL)
- munitie vallende onder categorie III wapens en munitie, zijnde twaalf (l2) stuks centraalvuur knalpatronen van het merk Wadie
- munitie vallende onder categorie III wapens en munitie, zijnde vijftig (50) stuks randvuur kogelpatronen van het merk Eley
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 10 april 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb zonder toestemming van [slachtoffer] microfoons en cameras in de gezamenlijke woning in [plaats] geplaatst. Ik heb onder andere verborgen cameras geplaatst in de afzuigkap, dvd-speler en wekkerradio. Ik heb ook een peilbaken geplaatst onder de auto van [slachtoffer] en in de koffer die ik aan de politie heb meegegeven. Het klopt dat ik 24 uur per dag zicht had op wat er in het gezin gebeurde en wat [slachtoffer] en de kinderen deden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 29 september 2023, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023256586 d.d. 16 februari 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Waarom hangen camera's daar?
A: Daar begon hij in 2020 mee, als toezicht op de kinderen als een soort babyfoon. Hij begon steeds meer camera's aan te schaffen. Ik begon het toen vervelend te vinden. Het was gewoon te veel. Het begon als iets veiligs en dat werd iets obsessiefs. Op een gegeven moment begon hij steeds meer te weten, buiten de zichtbare camera's om. Hij kon gesprekken meeluisteren. Hij begon mij te confronteren met zaken waarbij hij niet bij was geweest of waarvan hij niets kon weten.
V: Heb jij toestemming gegeven om die camera's daar neer te hangen?
A: Voor een deel wel zoals ik heb verklaard met camera's buiten en op de kinderkamers. Alle andere camera's en afluisterapparatuur niet. Daar wist ik niets van.
V: Wat doet dat met jou, dat hij via de camera's zicht op jou heeft?
A: Heel eng. Mijn vraag is wat voor zicht hij heeft en hoe ver het gaat.
V: Wij hebben in apparatuur ook cameras zien zitten. Onder andere een wekkerradio, wist jij hiervan af? A: Nee. Ik schrik hier best van. Dit is echt ziek.
V: In de woning troffen wij ook geluidsapparatuur aan. Wat weet jij hiervan?
A: Ik weet dat er ergens iets moet zitten, omdat hij weet van zaken die ik heb besproken met anderen, waar hij niet bij was.
V: Waarom was er geluidsapparatuur in de woning?
A: Omdat [verdachte] mij blijkbaar wil afluisteren en mij in de gaten wil houden. V: Gaf jij toestemming om dit af te luisteren?
A: Nee.
V: Wat vind jij ervan dat dit in jouw woning hangt?
A: Geen fijn gevoel. Onveilig en naar. Ik heb geen privacy meer. Ik kon niet meer vrijuit praten en bewegen in mijn eigen woning.
V: Er is een verborgen camera gevonden in de slaapkamer
A: Ik wil dat dit stopt en dat ik mijn leven terugkrijg. Ik word geleefd en heb geen controle over mijn eigen leven. Ik kan niet doen en laten wat ik wil en word belemmerd en gecontroleerd door een ander. Ik wordt in bedwang gehouden en dat al voor langere tijd. Hoe eng is het dat iemand echt alles van je weet. Niks meer voor mezelf. Ik heb geen privacy meer en er is en wordt ernstig inbreuk op gemaakt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2023, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] , zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [naam] , doorzocht, op 26 september 2023 na toestemming en in het bijzijn van [slachtoffer] , haar koffer. Toen de koffer leeg was, ritste ik de binnenlaag van de koffer open om te kijken of daaronder nog iets zat. Ik zag, na het openritsen, dat er zwarte tape in de hoek van de koffer zat. Ik haalde de tape los en ik zag dat er achter de tape een Samsung Galaxy Tag zat.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlagen) d.d. 4 oktober 2023, opgenomen op pagina 92 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Aangeefster [slachtoffer] had het verzoek gedaan aan de politie om de camera's die heimelijke opnames maakten, te verwijderen uit de woning. Hierop zijn wij, verbalisanten, op woensdag 4 oktober 2023 naar de woning aan het [adres] in [plaats] gegaan.
We hebben de camera's uit de DVD-recorder, de wekker en de airco getrokken. De camera uit de kast in de speelkamer hebben we losgekoppeld en meegenomen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2023, opgenomen op pagina 111 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op dinsdag 10 oktober 2023 is er een bedrijf bij de woning [adres] in [plaats] geweest om de woning te 'sweepen' met het doel om alle camera's, opnameapparatuur op te sporen en te verwijderen.
Door collega [naam] zijn meerdere kennisgevingen van inbeslagname gemaakt:
- 2023256586-66: camera afzuigkap keuken in woning, goednummer 1649785;
- 2023256586-67: Galaxy Smarttag kofferbak auto AAB, goednummer 1649791;
- 2023256586-68: microfoon in stopcontact, slaapkamer kinderen, goednummer 1649853;
- 2023256586-69: camera wekker ouderlijke slaapkamer, goednummer 1649873;
- 2023256586-70: camera airco, goednummer 1649883;
- 2023256586-71: camera in afgesloten kast in de woning, goednummer 1649886;
- 2023256586-72: SD-kaart met antenne in DVD-recorder, goednummer 1649903.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) verschillende factoren van belang zijn, te weten: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Uit de verklaringen van verdachte ter terechtzitting en tijdens zijn verhoor bij de politie blijkt dat verdachte aangeefster [slachtoffer] gedurende een periode van ongeveer tien maanden in de gaten hield door middel van heimelijk geplaatste cameras en microfoons. Verdachte kon door het plaatsen van die cameras en microfoons (desgewenst voortdurend) zien en horen wat aangeefster in haar woning deed. Verdachte heeft daarnaast een tracker in de auto van aangeefster geplaatst, waardoor hij ook kon zien waar aangeefster zich buitenshuis begaf. Tot slot heeft verdachte, na het incident op 25 september 2023, een GPS-tag in de koffer van aangeefster geplaatst. Verdachte wilde daarmee zien waar aangeefster zich begaf toen zij uit de gezamenlijke woning was gevlucht.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezenverklaarde handelingen van verdachte, in onderlinge samenhang bezien, gelet op de aard van die handelingen, de frequentie, de duur en de inbreuk van die handelingen op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster zodanig dat dit een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert, als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat een in art. 285b Sr omschreven gedraging ook als inbreuk makend op de persoonlijke levenssfeer van een ander kan worden aangemerkt indien die ander ten tijde van die gedraging niet met die gedraging bekend was en pas nadien op de hoogte is gekomen van die gedraging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verdachte inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster door gebruik te maken van de PostNL-App (die betrekking had op het gezamenlijke woonadres van verdachte en aangeefster). De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken. De aangetroffen logboeken, waarin verdachte zijn bevindingen bijhield maken op zichzelf - anders dan de cameras en microfoons - evenmin inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank zal verdachte daarom ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feiten 2 en 3
De rechtbank acht de onder 2 primair en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 april 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 26 september 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023256586 d.d. 16 februari 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 september 2023, opgenomen op pagina 284 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.
Feit 4
De rechtbank acht het onder 4 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte ook dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 april 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek met speurhond naar explosieven, vuurwapens en munitie ten behoeve van forensische opsporing d.d. 28 september 2023, opgenomen op pagina 90 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023256586 d.d. 16 februari 2024, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Onderzoek wapen (met fotobijlagen) d.d. 6 oktober 2023, opgenomen op pagina 228 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen (met fotobijlagen) d.d. 6 oktober 2023, opgenomen op pagina 232 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Onderzoek wapen (met fotobijlagen) d.d. 25 oktober 2023, opgenomen op pagina 235 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] ;
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 1 december 2022 tot en met 27 september 2023 te [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- heimelijk camera's en afluisterapparatuur in de woning (onder meer in de slaapkamer) van die [slachtoffer] te plaatsen; en
- een gps-tracker onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en in een koffer van die [slachtoffer] te plaatsen;
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden;
2.
hij op 25 september 2023 te [plaats] , gemeente De Wolden, [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen of te dulden, te weten het afgeven van haar telefoon en het laten zien van een brief, door:
- voor die [slachtoffer] te gaan staan en (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen 'jij gaat nergens heen, jij blijft hier en wij gaan praten' of woorden van gelijke strekking en
- de wifi verbinding te verbreken en
- door vlak voor die [slachtoffer] te gaan staan en door die [slachtoffer] te volgen bij iedere verplaatsing van die [slachtoffer] , terwijl de verdachte en die [slachtoffer] zich in de slaapkamer bevonden en
- de stoel waar die [slachtoffer] op zit hard heen en weer te bewegen en
- door die [slachtoffer] aan te raken, terwijl zij dit niet wilde en
- tegen die [slachtoffer] te schreeuwen: "Breek nu"
3
hij op of omstreeks 25 september 2023 te [plaats] , zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door de vingers van die [slachtoffer] naar achteren te trekken;
4
hij op 27 september 2023 te [plaats] en [plaats] voorhanden heeft gehad:
- een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht;
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk Rohm, type RG 9, kaliber 8 mm Knal) zijnde een vuurwapen;
- munitie vallende onder categorie III wapens en munitie, zijnde dertien (13) stuks centraalvuur knalpatronen van het merk Fiocchi (GFL);
- munitie vallende onder categorie III wapens en munitie, zijnde twaalf (l2) stuks centraalvuur knalpatronen van het merk Wadie;
- munitie vallende onder categorie III wapens en munitie, zijnde vijftig (50) stuks randvuur kogelpatronen van het merk Eley.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
primair:belaging
2
primair:een ander door geweld en een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen en te dulden
3:mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel
4:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens, meermalen gepleegd, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 481 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 280 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan de proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gevorderd. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsvrouw heeft daarbij naar voren gebracht dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat sprake is van een eendaadse samenloop ten aanzien van de onder 2 primair en 3 tenlastegelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia rapport (psychologisch onderzoek) van drs. J.H. Viersen, GZ-psycholoog, van 18 januari 2024, het advies van Reclassering Nederland van 3 april 2024 (hierna: de reclassering) en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belaging van zijn (ex)partner, aangeefster [slachtoffer] . Hij heeft gedurende een periode van tien maanden inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer door heimelijk cameras en microfoons in de gezamenlijke woning te plaatsen. Verdachte heeft daarnaast een GPS-tracker in de auto van aangeefster geplaatst waardoor hij ook kon zien waar aangeefster zich buitenshuis begaf. Tot slot heeft verdachte, na het incident op 25 september 2023, een tag in de koffer van aangeefster geplaatst zodat verdachte kon zien waar aangeefster zich bevond nadat zij was gevlucht uit de gezamenlijke woning. Voorts heeft verdachte zich op schuldig gemaakt aan dwang in de zin van artikel 284 Sr en mishandeling. Verdachte is op 25 september 2023 naar de gezamenlijke woning gegaan om af te dwingen dat aangeefster met verdachte in gesprek ging. Verdachte heeft daarbij onder andere aangeefsters telefoon afgepakt, de wifi verbinding verbroken, tegen aangeefster geschreeuwd en aangeefster gevolgd bij iedere verplaatsing. Bij het afpakken van de telefoon heeft verdachte aangeefster mishandeld door haar vingers naar achteren te trekken.
Uit hetgeen aangeefster ter terechtzitting in het kader van het spreekrecht naar voren heeft gebracht, blijkt hoe beangstigend en bedreigend het handelen van verdachte voor haar is geweest. Verdachte heeft hiermee een enorme inbreuk gemaakt op het persoonlijke leven van aangeefster. Hij wist dat aangeefster geen contact meer met hem wilde, maar hij kon haar niet met rust laten. Ter terechtzitting heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij nauwelijks inzicht heeft in welke impact zijn handelen op aangeefster heeft gehad. Verdachte rechtvaardigt het plaatsen van cameras en microfoons vanuit zijn gevoelde drang om zijn gezin te beschermen. Daarbij verwijt hij aan aangeefster dat zij heeft bewerkstelligd dat hij gedurende langere tijd geen contact met zijn kinderen heeft kunnen hebben waarmee zij naar zijn overtuiging heeft veroorzaakt dat hij naar hun woning is gegaan om haar ter verantwoording te roepen.
Tot slot heeft verdachte meerdere (vuur)wapens en munitie voorhanden gehad. Wapens vormen een groot gevaar voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Met het voorhanden hebben van wapens heeft verdachte een potentieel gevaarlijke situatie gecreëerd omdat het voorhanden hebben van wapens kan leiden tot het gebruik ervan. De rechtbank is daarom van oordeel dat tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden.
Gelet op de ernst, aard en omvang van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank met geen andere straf worden volstaan dan een gevangenisstraf.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische rapportage van 18 januari 2025 opgemaakt door drs. J.H. Viersen, GZ-psycholoog.
De conclusie van dit rapporten luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte - ook ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten - sprake is van PTSS en een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. Vanuit de persoonlijkheidsproblematiek kenmerkt verdachte zich door een diepgaand patroon van inexibiliteit en psychische en interpersoonlijke instabiliteit op het gebied van relaties, affectregulatie en impulsiviteit met als gevolg problemen in het sociaal-emotioneel functioneren. De PTSS-stoornis zorgde er bovendien voor dat verdachte onder druk kwam te staan, waardoor de persoonlijkheidsproblematiek meer naar boven kwam. Verdachte heeft onder druk een neiging tot opportunistisch gedrag vanuit controlebehoefte, voortkomend uit de persoonlijkheidsproblematiek. Onder druk is sprake van een beperkt empathisch vermogen, waardoor hij niet stilstaat bij de consequenties van zijn gedrag voor anderen. De feiten kunnen daarom in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend. Het recidiverisico op gewelddadig gedrag wordt inschat als matig in de situatie dat verdachte geen behandeling en begeleiding krijgt voor zijn persoonlijkheidsproblematiek en PTSS. Verdachte heeft begeleiding en behandeling nodig van de persoonlijkheidsproblematiek alsook de
PTSS-stoornis. Daarbij is het van belang dat verdachte meer inzicht krijgt in de eigen problematiek. Daarnaast is het zeer van belang dat verdachte goede copingvaardigheden aanleert om te gaan met stress, waarbij hij leert om minder te reageren vanuit vermijding en opportunistische impulsen. Dit kan onder andere worden gedaan door middel van
psycho-educatie, vaardigheidstraining, schematherapie en/of cognitieve gedragstherapie bij een instelling voor (forensische) geestelijke gezondheidszorg gespecialiseerd in dubbel diagnose-problematiek. De behandeling kan plaatsvinden binnen een (deels) voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
De reclassering sluit zich aan bij het advies van de psycholoog. De reclassering schat echter de kans op herhaling, zonder (klinische) behandeling, in als hoog. De reclassering adviseert daarom een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten: meldplicht, klinische opname, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod met aangeefster, contact met kinderen onder begeleiding van een derde en een locatieverbod. De bijzondere voorwaarden dienen daarbij dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
De rechtbank is, gelet op bovenstaande conclusies, van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde verminderd toerekeningsvatbaar was. De feiten worden daarom in verminderde mate aan verdachte toegerekend. De rechtbank ziet bovendien met de deskundigen het belang dat verdachte zo snel mogelijk wordt behandeld. Uit het rapport van de reclassering volgt dat er per 15 april 2024 een plek was voor verdachte bij de [instelling] te Assen. Verdachte zou daar drie maanden worden geplaatst, waarna de behandeling verder kan plaatsvinden in een [instelling] . De rechtbank acht het van belang dat de behandeling zo snel mogelijk zou starten en heeft daarom op de terechtzitting de voorlopige hechtenis van verdachte per 15 april 2024 geschorst onder (onder andere) de voorwaarde dat verdachte zich per die datum op zou laten nemen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met bijzondere voorwaarden, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht tot 15 april 2024.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 442 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank tevens de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden om de noodzakelijke hulp en begeleiding alsmede toezicht door de reclassering mogelijk te maken.
Gelet op de inhoud van het in dit vonnis besproken onderzoek, het onderzoek van de psycholoog en het reclasseringsadvies, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 270,76 ter vergoeding van materiële schade en 3.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde immateriële schade op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering dient ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. Immers, op dit moment kan onvoldoende worden vastgesteld dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het ten laste gelegde en dat deze schade aan verdachte kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De kosten kunnen namelijk niet aan verdachte worden toegerekend.
De gevorderde immateriële schade dient primair niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege het ontbreken van een concrete onderbouwing. Subsidiair dient het bedrag te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde materiële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Verdachte heeft immers de onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde feiten kunnen plegen omdat hij vrijelijk toegang had tot de gezamenlijke woning en zij zich niet meer veilig voelde in haar huis. Voorts heeft benadeelde, naar aanleiding van voornoemde feiten, ook het advies van het veiligheidshuis gekregen om de sloten te vervangen. Wanneer zij dit advies niet zou opvolgen, zou er vanuit de politie en de gemeente worden gehandeld volgens de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De gevorderde materiële schade - totaal 270,76,- zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Op grond van art. 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij daarom recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Door de belaging is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast, de aard en de ernst van deze normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Uit de vordering van de benadeelde partij en de schriftelijke verklaring
blijkt welke psychische gevolgen de benadeelde partij heeft opgelopen als gevolg van het bewezen verklaarde. De benadeelde partij is tien maanden lang belaagd, waardoor haar veiligheidsgevoel ernstig is aangetast. Ze voelt zich kwetsbaar en heeft veel stress en slaapproblemen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op 1.500,-. Het overige deel van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor zover de verdediging heeft willen wijzen op een mogelijke predispositie dan wel
pre-existentiële klachten van de benadeelde partij waardoor de gevorderde immateriële schade in zijn geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wordt dit verworpen, nu aannemelijk is dat de psychische problematiek van het slachtoffer door de bewezen verklaarde feiten is verergerd (en verdachte van de psychische toestand van de benadeelde partij op de hoogte was).
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Beslag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle goederen op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel dienen te worden verbeurd verklaard. Zij zal waar mogelijk er zorg voor dragen dat de familiefotos, die op de gegevensdragers staan, veilig worden gesteld en overhandigd aan verdachte en aangeefster [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de goederen onder de nummers 8 tot en met 12, 14, 15, 17 en 18 dienen te worden teruggeven aan verdachte. Het zou immers, gelet op de persoonlijke fotos en gegevens op deze gegevensdragers, voor verdachte disproportioneel zijn als deze goederen verbeurd worden verklaard. De overige goederen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de goederen onder de nummers 7 tot en met 32 op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel verbeurd verklaren. De bewezenverklaarde feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.
De officier van justitie heeft aangegeven dat zij haar best zal doen dat de familiefotos veilig worden gesteld en worden overhandigd aan verdachte en aangeefster [slachtoffer] . Voor de rechtbank is hierin geen taak weggelegd.
Verdachte heeft van de overige goederen, te weten de (vuur)wapens en munitie, op de beslaglijst afstand gedaan.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 55, 57, 284, 285b, 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 442 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 240 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich meldt zich na uitnodiging bij de Reclassering Nederland op de door hen aangegeven tijdstip en locatie. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak, zolang en waar de reclassering dat nodig vindt. Dit kan ook huisbezoeken inhouden. Veroordeelde volgt de
aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd en veroordeelde zet zich in om deze te behalen;
2. dat veroordeelde zich laat opnemen in de [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname bij de [instelling] is gestart op 15 april 2024 en duurt maximaal drie maanden. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Na start van de behandeling wordt veroordeelde overgeplaatst naar een [instelling] , of een soortgelijke zorginstelling. De opname duurt in totaal een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen en/of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
3. dat veroordeelde zich laat behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische behandeling en zodra er plek is voor veroordeelde. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
4. dat veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, nader te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische behandeling en zodra er plek is voor veroordeelde. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
5. dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect contact heeft of zoekt met slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Indien veroordeelde contact dient te hebben met aangeefster [slachtoffer] over de kinderen dan gaat dit altijd via een derde.
6. ( digitaal) contact met de kinderen van veroordeelde vindt enkel onder begeleiding van een professionele derde plaats en veroordeelde overlegt vooraf met zijn behandelaren en de reclassering over wanneer dergelijke contactmomenten plaatsvinden. Veroordeelde werkt mee aan de veiligheidsafspraken die samen met Veilig Opgroeien gemaakt worden.
7. dat veroordeelde zich niet bevindt in [plaats] (provincie Drenthe), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveeltdat de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.