In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 5 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhaving tegen het tuinhuis van derde-partij beoordeeld. Eiser, wonende in Rolde, stelt dat het tuinhuis op een ophoging staat en daardoor te hoog is. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze heeft het verzoek om handhaving afgewezen met een besluit van 25 februari 2022, en dit is bevestigd in een bestreden besluit van 8 augustus 2022. De rechtbank heeft op 17 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser, de gemachtigde van het college, en de derde-partij aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking is getreden, maar dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op deze procedure, aangezien het verzoek om handhaving vóór de inwerkingtreding is ingediend. De rechtbank concludeert dat het college de hoogte van het tuinhuis correct heeft vastgesteld, omdat deze is gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, zoals voorgeschreven in het Besluit omgevingsrecht. Eiser heeft aangevoerd dat het tuinhuis te hoog is door een ophoging van 45 centimeter, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een kunstmatige verhoging van het terrein.
Eiser heeft ook een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar dit wordt afgewezen omdat het bestreden besluit rechtmatig is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.