Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 maart 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter herroept de eerder verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, die op 21 maart 2024 was afgegeven, en stelt vast dat de minderjarige met hulpverlening terug kan naar de vader. De zaak betreft een verzoek van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, de gecertificeerde instelling (GI), die op 22 maart 2024 een verzoekschrift indiende. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2024 waren de vader en zijn advocaat aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de GI. De moeder en de minderjarige waren niet ter zitting verschenen, maar waren wel op de hoogte van de zitting.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen waren over de thuissituatie van [minderjarige], vooral na een escalatie tussen hem en de vader. De vader heeft erkend dat hij [minderjarige] heeft vastgepakt, maar dit was volgens hem om erger te voorkomen. De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat zowel de vader als [minderjarige] willen dat [minderjarige] weer bij de vader gaat wonen, mits er hulpverlening wordt geregeld. De kinderrechter heeft daarom besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te herroepen met ingang van 30 maart 2024 en het verzoek voor het overige afgewezen. Tevens is de GI opgedragen om de omgang tussen [minderjarige] en de moeder te verbeteren en te kijken naar de samenwerking tussen de ouders.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.