ECLI:NL:RBNNE:2024:1429

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
LEE 22/4105
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, gaat het om een verzoeker uit Ten Boer die in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door de Nationaal Coördinator Groningen. Het primaire besluit van 23 december 2021 stelde dat de woning van de verzoeker voldeed aan de veiligheidsnormen en dat versterking niet nodig was. Echter, na bezwaar en een nieuw besluit op 17 januari 2024, werd geconcludeerd dat de woning niet voldeed aan de veiligheidsnorm en dat deze opgenomen zou worden in een versterkingstraject. De verzoeker trok zijn beroep in naar aanleiding van dit nieuwe besluit en vroeg om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.750,- en het griffierecht van € 184,- moet ook vergoed worden. De uitspraak is gedaan op 19 april 2024 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/4105

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit Ten Boer, verzoeker

(gemachtigde: mr. M.P.A. Oogjen),
en
de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (Nationaal Coördinator Groningen), verweerder
(gemachtigden: mr. R.M. Don en mr. T.C.A. Hofman).

Inleiding

1.1.
In het primaire besluit van 23 december 2021 heeft verweerder gesteld dat de woning van eiser (woning) aangemerkt kan worden als behorende tot typologie Metselwerk 7, dat dit betekent dat de woning voldoet aan de veiligheidsnorm en dat versterking daarom niet nodig is. In het besluit op bezwaar van 22 december 2022 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en overwogen dat de woning niet typologisch ingedeeld kan worden. Verder heeft verweerder overwogen dat nader onderzoek naar de veiligheid van de woning moet plaatsvinden. Verzoeker heeft beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft op 27 september 2023 een onderzoek ter plaatse verricht. Daarbij zijn afspraken gemaakt over het vervolg. Op 11 januari 2024 is een beoordelingsrapport over de woning definitief vastgesteld. Op 17 januari 2024 heeft verweerder een nieuw besluit op bezwaar genomen. In dit nieuwe besluit heeft verweerder geconcludeerd dat de woning niet voldoet aan de veiligheidsnorm en heeft verweerder besloten dat de woning wordt opgenomen in een versterkingstraject.
2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep. Hij heeft het beroep ingetrokken naar aanleiding van het nieuwe besluit op bezwaar van 17 januari 2024.
2.1.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft medegedeeld bereid te zijn de proceskosten en het griffierecht van de beroepsprocedure te vergoeden conform artikel 8:41, zevende lid, en artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
4. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [1]
Is verweerder aan verzoeker tegemoetgekomen?
5. Niet is in geschil dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoeker vergoeden?
6. De rechtbank wijst het verzoek toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend (1 punt), omdat de gemachtigde op 27 september 2023 het onderzoek ter plaatse heeft bijgewoond (0,5 punt) en omdat de gemachtigde na het onderzoek ter plaatse schriftelijk heeft gerepliceerd (0,5 punt). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
7. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. [2] .

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
2.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.