ECLI:NL:RBNNE:2024:1385
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hypotheekfraudezaak
In de zaak met parketnummer 18/241651-21 heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte, die is veroordeeld voor hypotheekfraude, heeft voordeel genoten door het indienen van valse documenten, waardoor hij mensen met een te laag inkomen hielp om een hypotheek te verkrijgen. De officier van justitie heeft op 22 mei 2023 gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 13.250,00, maar de rechtbank heeft dit bedrag uiteindelijk vastgesteld op € 2.375,00. De rechtbank heeft de betalingsverplichting van de veroordeelde aan de staat vastgesteld op dit bedrag. De behandeling van de zaak vond plaats op 14 maart 2024, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman aanwezig waren. De verdediging heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk zou moeten zijn, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op verklaringen van getuigen en de betrokkenheid van de veroordeelde bij meerdere hypotheekaanvragen. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming toegewezen en de veroordeelde verplicht tot betaling aan de staat.