ECLI:NL:RBNNE:2024:1384

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
18-241651-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheekfraude door gebruik van valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan hypotheekfraude. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften, waaronder werkgeversverklaringen en salarisspecificaties, in de periode van 12 november 2017 tot en met 15 september 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, valse documenten heeft ingediend bij hypotheekverstrekkers om mensen met een te laag inkomen in staat te stellen een hypotheek af te sluiten. Dit gebeurde door het gebruik van vervalste werkgeversverklaringen en salarisspecificaties die leidden tot de verstrekking van hypothecaire leningen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het feit niet bewezen is waaruit de schade zou zijn ontstaan. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van valse geschriften in het economisch verkeer en de gevolgen daarvan voor de betrokken hypotheekverleners.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/241651-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 11 april 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 maart 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. drs. J. Hoekman. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 11 april 2024 in Groningen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 12 november 2017 tot en met 15 september 2021 in Leeuwarden en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Almere, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere geschrift(en) als ware deze echt en onvervalst, te weten te weten een of meer werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) en/of arbeidsovereenkomst(en), te weten:
(aangifte [bedrijf] ) (zaakdossier 1)
een werkgeversverklaring (gedateerd 14 mei 2018) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam] (document p. 3286) en/of
een salarisspecificatie over de maand april 2018 (gedateerd 30 april 2018) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam] (document p. 3287), en/of
(zaakdossier 8)
3. een werkgeversverklaring (gedateerd 8 januari 2018) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam] (document p. 4503), en/of
4. een salarisspecificatie over de maand december 2017 (gedateerd 22 december 2017) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot het salaris van [naam] (document p. 4507), en/of
(aangifte [bedrijf] ) (zaakdossier 7)
5. een werkgeversverklaring (gedateerd 5 november 2018) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam] (document p. 4324), en/of
6. een salarisspecificatie over de maand oktober 2018 (ongedateerd) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot het salaris van [naam] (document p. 4325), en/of
7. een arbeidsovereenkomst (gedateerd 28 juli 2018) tussen [bedrijf] en [naam] (document p. 4326- 4328), en/of
8. een werkgeversverklaring (gedateerd 22 oktober 2018) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam] (document p. 4332), en/of
9. een salarisspecificatie over de maand oktober 2018 (ongedateerd) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot het salaris van [naam] (document p. 4333), en/of
10. een arbeidsovereenkomst (gedateerd 1 september 2018) tussen [bedrijf] en [naam] (document p. 4334-4336),
(aangifte [bedrijf] )
(zaakdossier 4)
11. een werkgeversverklaring (gedateerd 20 juli 2020) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam]
(p. 3945), en/of
12. een salarisspecificatie over de maand juni 2020 (gedateerd 30 juni 2020) afgegeven door het bedrijf [bedrijf] aangaande het salaris van [naam] (p. 3946), en/of
(zaakdossier 5)
13. een werkgeversverklaring (gedateerd 28 september 2020) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam] (p. 4073), en/of
13. een salarisspecificatie over de maand september 2020 (gedateerd 30 september 2020) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot het salaris van [naam] (p. 4074), en/of
(zaakdossier 6)
15. een werkgeversverklaring (gedateerd 16 september 2020) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam] (p. 4204), en/of
15. een salarisspecificatie over de maand augustus 2020 (gedateerd 31 augustus 2020) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot het salaris van [naam] (p. 4205),
danwel opzettelijk zodanige geschrift(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft afgeleverd, zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande die valsheid en/of vervalsing (telkens) hierin dat op die werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) en/of arbeidsovereenkomst(en) was vermeld dat die [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] (per op dat/die geschrift(en) aangegeven datum) bij dat/die bedrijf/bedrijven werkzaam was/waren en/of bij/met dat/die bedrijf/bedrijven een (vaste) dienstbetrekking/arbeidsovereenkomst had(den), en/of recht had(den) op een bepaald (vast) (maand)salaris, en/of (ook) een bepaald (vast) maandsalaris had(den) ontvangen (uit dat/die dienstbetrekking/arbeidsovereenkomst),
althans op dat/die geschrift(en) onjuiste gegevens vermeld of doen/laten vermelden met betrekking tot een (zogenaamde) dienstbetrekking/arbeidsovereenkomst en/of het salaris en/of de werkgever en/of de personalia van verdachte(n), en bestaande dat gebruiken maken en/of afleveren hierin dat verdachte die werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) en/of arbeidsovereenkomst(en) in het kader van een hypotheekaanvraag, al dan niet via een of meer tussenpersoon/tussenpersonen, heeft doen/laten toekomen aan die [bedrijf] en/of [bedrijf] en/of [bedrijf] en/of [bedrijf] .,
en bestaande het voorhanden hebben hieruit dat (een gedeelte van ) die werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) en/of arbeidsovereenkomst(en) zijn aangetroffen in de woning en/of computer van verdachte,
zulks terwijl verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit met uitzondering van dat deel van de tenlastelegging dat ziet op de aangifte van [bedrijf] , namelijk zaaksdossier 1 met betrekking tot hypotheekaanvrager [naam] en zaaksdossier 8 met betrekking tot hypotheekaanvrager [naam] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Met betrekking tot de hypotheekaanvragen bij de [bedrijf] en de [bedrijf] heeft hij daartoe het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot de hypotheekaanvraag van [naam] en [naam] bij de [bedrijf] is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van [naam] is niet meer dan een gissing of invulling van hem. Er blijkt niet van enige wetenschap uit eigen waarneming. Verder vindt zijn verklaring geen steun in het dossier. Ook de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is niet bruikbaar voor het bewijs. Hij koppelt de hypotheekaanvraag aan de hand van een aantal
e-mailadressen aan verdachte, maar geeft geen reden van wetenschap. Bovendien heeft de verdediging geen gelegenheid gehad om hem te bevragen. Het gebruik van deze verklaring zou derhalve in strijd zijn met de Vidgen-jurisprudentie.
Met betrekking tot de hypotheekaanvragen bij de [bedrijf] kan enkel worden vastgesteld dat de onjuiste documenten vanaf het kantoor en de computer van verdachte zijn verstuurd, maar niet dat verdachte dit zelf heeft gedaan en indien dat wel zo is dat hij bekend is geweest met de valsheid van die stukken.
Verdachte heeft aangegeven dat [naam] en [naam] , twee mensen met wie hij samenwerkte, beiden toegang hadden tot zijn computer. Er zijn ook meerdere aangevers die verklaren dat zij contact hebben gehad met een persoon genaamd [naam] of [naam] . Ze koppelen deze naam niet aan de aan hen getoonde foto van verdachte. De politie heeft bovendien nagelaten om zorgvuldig en objectief onderzoek te doen naar de vraag of er meerdere gebruikers waren van de computer op het kantoor van verdachte en wie er op welk moment was ingelogd. Zij hebben enkel de conclusies van het onderzoek dat door de [bedrijf] is uitgevoerd, overgenomen. Het voorgaande betekent dat niet kan worden uitgesloten dat een medewerker/partner van verdachte de hypotheekaanvragen heeft begeleid. Voorts wordt er op de computer van verdachte een werkgeversverklaring van [naam] aangetroffen met als datum 12 april 2021. Gelet op de datum kan niet bewezen worden dat dit document bij de aanvraag van 15 september 2020 is gebruikt. Daar komt bij dat het ook niet duidelijk is hoe dit document op de computer van verdachte terecht is gekomen. Met betrekking tot de hypotheekaanvraag van [naam] zouden er mails verstuurd zijn vanaf het emailadres van [naam] , het bedrijf van verdachte. Het is echter onlogisch dat verdachte het e- mailadres van zijn eigen bedrijf zou gebruiken om valse documenten te versturen. Verder is de verklaring van [naam] niet bruikbaar voor het bewijs. Deze verklaring is inconsistent en het is onduidelijk wat zijn reden van wetenschap is geweest. Tot slot vindt de ontkennende verklaring van [naam] geen steun in het dossier. Daar komt bij dat zelfs indien de rechtbank van oordeel is dat [naam] slechts een katvanger is die de schuld in de schoenen krijgt geschoven, dit niet zondermeer meebrengt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. [naam] heeft immers net zo goed een belang bij het afschuiven van de schuld.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dat deel van de tenlastelegging dat ziet op de aangifte van [bedrijf] (zaaksdossier 1 met betrekking tot [naam] en zaaksdossier 8 met betrekking tot [naam] ) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring1

Aangifte [bedrijf]

Naar aanleiding van het hypotheekdossier van de heer [naam] waarin valse inkomensgegevens zijn aangetroffen en waarbij de aanvraag tot stand is gekomen door tussenkomst van verdachte en
medeverdachte [medeverdachte] als bemiddelaars, is de [bedrijf] een onderzoek gestart naar andere hypotheekaanvragen waarbij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] als bemiddelaar zijn opgetreden. Hieruit is gebleken dat onder meer bij de hypotheekaanvraag van [naam] en [naam] gebruik is gemaakt van valse inkomensgegevens. De [bedrijf] heeft vervolgens aangifte gedaan van onder meer valsheid in geschrifte.2
Hypotheekaanvraag de heer [naam] en mevrouw [naam]
Op 2 november 2018 hebben [naam] en [naam] via hypotheekadviseur [naam] van kantoor [bedrijf] een hypothecaire geldlening aangevraagd bij de [bedrijf] ter hoogte van 425.000,00 voor de financiering van de woning aan de [adres] in Den Haag.
Als bewijs van een dienstverband heeft de [bedrijf] ten aanzien van [naam] een werkgeversverklaring en salarisspecificatie van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ), een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf] en [naam] en betalingsbewijzen van het salaris van [naam] ontvangen. Volgens deze stukken werkt [naam] sinds 1 augustus 2018 als verkoper met een jaarsalaris van 54.496,00.3 Op de aangeleverde betalingsbewijzen is te zien dat [naam] in augustus, september en oktober 2018 salaris ontvangt van [bedrijf] . Bij navraag bij de [bedrijf] blijkt echter dat er op de rekening van [naam] alleen in oktober 2018 salaris wordt gestort door [bedrijf] . De betalingen van augustus en september zijn niet terug te vinden.4 Uit de informatie van het iCOV blijkt dat [naam] een eigen onderneming heeft, genaamd [bedrijf] . [bedrijf] wordt niet genoemd als werkgever van [naam] .5 Tegenover de [bedrijf] heeft [naam] verklaard dat hij ten behoeve van de hypotheekaanvraag zijn vader heeft gevraagd om hem bij [bedrijf] , het bedrijf van zijn vader, op de loonlijst te zetten. Hij zou in het verleden bij dit bedrijf hebben gewerkt en daar nog steeds werken.6 Bij de rechter-commissaris heeft [naam] aangegeven dat hij een paar keer heeft gewerkt bij [bedrijf] .
Wanneer dit precies was, weet hij niet meer. [naam] heeft verder verklaard dat hij op dat moment een eigen bedrijf had, maar dat hij daarnaast wel tijd overhield om te helpen in het bedrijf van zijn vader.7 Hoewel de verklaringen van [naam] onduidelijk en niet eenduidig zijn, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen in combinatie met de gegevens van de [bedrijf] en het iCOV voldoende zijn om te concluderen dat [naam] in de maanden augustus, september en oktober 2018 niet fulltime in het bedrijf van zijn vader heeft gewerkt.
Ten aanzien van [naam] heeft de [bedrijf] een werkgeversverklaring en salarisspecificatie van het bedrijf [bedrijf] en een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf] en [naam] ontvangen. Volgens deze stukken werkt [naam] sinds 1 september 2018 als algemeen medewerkster met een jaarsalaris van 28.512,00.8 De aangeleverde salarisspecificatie heeft betrekking op de periode oktober 2018. Bij navraag bij de [bedrijf] blijkt dat [naam] op 22 oktober 2018 salaris ontvangt van [bedrijf] , maar dat dit bedrag op 13 november 2018 is teruggestort. Daarnaast ontvangt zij in oktober en november 2018 salaris van [bedrijf] .9 Uit de informatie van het iCOV blijkt dat [bedrijf] niet wordt genoemd als werkgever van [naam] .10 Tegenover de politie heeft [naam] verklaard dat zij in 2018 en 2019 werkzaam was voor [bedrijf] . Dit bedrijf valt onder [bedrijf] . Het bedrijf [bedrijf] kent zij niet.11
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de werkgeversverklaringen, salarisspecificaties en arbeidsovereenkomsten die ingediend zijn bij de [bedrijf] niet conform de werkelijkheid zijn opgesteld. Op 30 november 2018 is de hypotheek gepasseerd. Als de [bedrijf] had geweten dat er sprake was van het opgeven van onjuiste gegevens, zou zij de hypothecaire lening niet verstrekt hebben.12
Betrokkenheid van verdachte
[naam] heeft aangegeven dat hij via de heer [naam] in contact is gekomen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Hij heeft verklaard dat verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en [naam] op de hoogte waren van het feit dat hij zich bij zijn vader op de loonlijst heeft laten zetten. [naam] geeft verder aan dat hij diverse stukken heeft aangeleverd bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Ze zijn beiden ook bij [naam] op de zaak geweest om stukken in te scannen.13 Bij de rechter-commissaris heeft [naam] verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de valse stukken hebben opgemaakt. Hij herkent beiden ook op de fotos die aan hem getoond worden. Volgens [naam] heeft verdachte tegen hem gezegd dat de hypotheekaanvraag lastig zou worden met de cijfers van zijn eigen onderneming, maar dat hij daarvoor iets had geregeld. Vervolgens is er salaris van het bedrijf [bedrijf] op zijn rekening gestort. [naam] heeft echter nooit voor dit bedrijf gewerkt. [naam] geeft aan dat hij niet precies weet wie van beiden de valse stukken heeft opgemaakt en ingeleverd bij de [bedrijf] , maar hij weet wel zeker dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] beiden betrokken waren en dat zij op de hoogte waren van de valsheid van de documenten die zij bij de hypotheekaanvraag hebben gebruikt.14
Verdachte heeft aangegeven dat hij [naam] heeft geholpen bij de aankoop van een woning, maar dat dat niet was gelukt. Vervolgens zou [naam] hebben aangegeven dat hij het zelf wel zou regelen. Daarna heeft verdachte er naar eigen zeggen geen bemoeienis meer mee gehad.
Hoewel de verklaringen van [naam] op bepaalde vlakken vragen oproepen zeker wanneer het zijn eigen rol in de hypotheekfraude betreft vinden deze op cruciale onderdelen steun in andere bewijsmiddelen.
Ten eerste zijn er op de gegevensdragers die in de woning van medeverdachte [medeverdachte] in beslag zijn genomen stukken met betrekking tot [naam] en [naam] aangetroffen, namelijk een koopovereenkomst tussen [naam] en [naam] en de verkopers voor de aankoop van de woning aan de [adres] in Den Haag en pensioenoverzichten van [naam] en [naam] .15
Ten tweede blijkt uit de bankmutaties van de [bedrijf] dat [naam] op 27 september 2018 eenmalig salaris van [bedrijf] ontvangt.16 Bij navraag bij de [bedrijf] blijkt dat verdachte een dag later op 28 september 2018 salaris van [bedrijf] ontvangt. Verder blijkt dat [bedrijf] is gevestigd aan [adres] in Almere,17 hetzelfde pand waar ook het bedrijf [naam] van verdachte zit. Daarnaast wordt op de gegevensdragers van medeverdachte [medeverdachte] een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf] , gevestigd aan [adres] in Almere, aangetroffen.18 Gelet op het voorgaande is er een connectie tussen [bedrijf] en beide verdachten.
Tot slot heeft [naam] verklaard dat de hypotheekaanvraag bij hem is aangeleverd via medeverdachte [medeverdachte] en dat medeverdachte [medeverdachte] de inkomensgegevens bij hem heeft aangeleverd.19
Het voorgaande duidt op een veel grotere betrokkenheid van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij de hypotheekaanvraag van [naam] en [naam] dan verdachte zelf over heeft verklaard. De rechtbank zal derhalve uitgaan van de verklaring van [naam] voor zover deze betrekking heeft op de rol van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en hun wetenschap omtrent de valsheid van de aangeleverde stukken. De rechtbank komt derhalve met betrekking tot deze hypotheekaanvraag tot het wettig en overtuigend bewijs.

[bedrijf]

Naar aanleiding van een (her)onderzoek van een hypotheekaanvraag waarbij waarschijnlijk sprake was van een gefingeerd dienstverband, start de afdeling Fraud Investigations van [bedrijf] een controle op de
bestaande hypotheekportefeuille van de hypotheekadviseur die bij die hypotheekaanvraag betrokken was geweest, [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) van de heer [naam] . Hieruit is gebleken dat er bij meerdere (gepasseerde) hypotheekaanvragen gebruik is gemaakt van valse inkomensgegevens. De [bedrijf] heeft vervolgens aangifte gedaan van onder meer valsheid in geschrifte.20
Hypotheekaanvraag mevrouw [naam]
Op 21 juli 2020 heeft [naam] via [bedrijf] een hypothecaire geldlening aangevraagd bij de [bedrijf] ter hoogte van 285.150,00 voor de financiering van de woning aan de [adres] te Almere. Als bewijs van een dienstverband heeft de [bedrijf] een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie van [bedrijf] ontvangen. Volgens deze stukken werkt [naam] sinds 1 mei 2019 als relatiemanager met een jaarsalaris van 66.794,00. Uit onderzoek van de [bedrijf] is gebleken dat er op de bankrekening van [naam] geen salarisbijschrijvingen hebben plaatsgevonden van [bedrijf]21 heeft aangegeven dat zij bij haar hypotheekaanvraag is geholpen door [naam] . Daarnaast verklaart zij dat zij nog nooit van het bedrijf [bedrijf] heeft gehoord.22
Hypotheekaanvraag de heer [naam]
Op 15 oktober 2020 heeft [naam] via [bedrijf] een hypothecaire geldlening aangevraagd bij de [bedrijf] ter hoogte van 315.000,00 voor de financiering van de woning aan de [adres] te Almere. Als bewijs van een dienstverband heeft de [bedrijf] een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie van [bedrijf] ontvangen. Volgens deze stukken werkt [naam] sinds 1 december 2019 als online marketeer met een jaarsalaris van 64.476,00. Uit onderzoek van de [bedrijf] is gebleken dat er op de bankrekening van [naam] geen salarisbijschrijvingen hebben plaatsgevonden van [bedrijf]23 Uit de gegevens van het UWV is daarnaast gebleken dat [naam] vanaf 1 december 2019 werkzaam was voor [bedrijf] en dat hij nooit heeft gewerkt voor [bedrijf]24, hetgeen wordt bevestigd door [naam] in zijn verhoor bij de politie. Hij verklaart daarnaast eveneens dat hij is geholpen door een man genaamd [naam] .25
Hypotheekaanvraag de heer [naam] en mevrouw [naam]
Op 17 september 2020 hebben [naam] en [naam] (hierna: [naam] ) een hypothecaire geldlening aangevraagd bij de [bedrijf] ter hoogte van 103.000,00 voor het verbouwen van hun woning aan de [adres] te Papendrecht. Als bewijs van een dienstverband van [naam] heeft de [bedrijf] een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie van [bedrijf] ontvangen. Volgens deze stukken werkt [naam] sinds 3 juni 2019 als project manager met een jaarsalaris van 47.859,98. Uit onderzoek van de [bedrijf] is gebleken dat er op de bankrekening van [naam] geen salarisbijschrijvingen hebben plaatsgevonden van [bedrijf]26 heeft aangegeven dat zij nooit voor [bedrijf] heeft gewerkt.27 heeft verklaard dat zij bij de hypotheekaanvraag zijn geholpen door [naam] . [naam] zou tegen hen gezegd hebben dat ene [naam] het zou gaan regelen.28
Betrokkenheid van verdachte
[naam] heeft verklaard dat hij bovenstaande hypotheekaanvragen heeft ontvangen van verdachte. Verdachte leverde de stukken aan en [naam] hoefde ze enkel te beoordelen en in te sturen. Nadat de [bedrijf] had gebeld dat er met betrekking tot twee dossiers onjuiste inkomensgegevens waren gebruikt, is [naam] naar het kantoor van verdachte gegaan waar op dat moment verdachte en [naam] aanwezig waren. Verdachte zou met [naam] een samenwerkingsverband hebben. [naam] heeft verklaard dat verdachte in het gesprek op zijn kantoor heeft toegegeven dat er onjuiste inkomensgegevens waren aangeleverd. Tot slot heeft [naam] aangegeven dat hij denkt dat [naam] een verzonnen persoon is. Bij zijn verklaring heeft [naam] e-mails gevoegd welke door [verdachte] zijn verstuurd vanaf het e-mailadres [e- mailadres] . In een e-mail van 20 juli 2020 zitten onder meer de werkgeversverklaring en salarisspecificatie bijgevoegd die zijn gebruikt bij de hypotheekaanvraag van [naam] . In een e-mail van 17 september 2020 zit onder meer de salarisspecificatie van [bedrijf] bijgevoegd die is gebruikt bij de
hypotheekaanvraag van [naam] en [naam] .29
Verdachte heeft verklaard dat de e-mails zijn verstuurd vanaf het algemene e-mailadres van zijn onderneming [naam] Er waren op zijn kantoor echter meerdere mensen die toegang hadden tot zijn computer, zoals [naam] en [naam] . Het is volgens verdachte derhalve goed mogelijk dat één van deze personen vanuit zijn naam mails heeft verstuurd naar [naam] .
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Dit leidt de rechtbank af uit de volgende omstandigheden.
Ten eerste heeft er op 15 september 2021 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte. Hierbij is computerapparatuur in beslag genomen. Hierop worden registraties aangetroffen die te maken hebben met [naam] en [naam] . Met betrekking tot [naam] zien de registraties onder meer op stukken betreffende het salaris en een werkgeversverklaring. Bij [naam] heeft de registratie betrekking op een werkgeversverklaring. Hieruit blijkt dat stukken aangaande twee van de hypotheekaanvragen, waarvan verdachte heeft aangegeven dat hij hier niets mee te maken heeft, voorkomen op zijn computer.30
Daarnaast blijkt uit de transactiegegevens van het rekeningnummer van [bedrijf] , het bedrijf dat is gebruikt op de valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie van [naam] , dat [naam] drie keer geld overmaakt naar [bedrijf] Het gaat om twee facturen en één overboeking en het betreft in totaal een bedrag van 11.098,96.31 Verdachte heeft verklaard dat hij de heer [naam] , de eigenaar van [bedrijf] , eenmalig 275,00 heeft betaald om hem te helpen nadat hij was benadeeld door de hypotheekfraude die gepleegd zou zijn door iemand die bij verdachte op het kantoor werkte. Gelet op het rekeningenoverzicht van [bedrijf] is deze verklaring van verdachte aantoonbaar onjuist. Waar de betalingen wel voor waren, blijft onduidelijk, maar uit het voorgaande blijkt wel van een connectie tussen verdachte en [bedrijf]
Tot slot is niet gebleken van de betrokkenheid van [naam] en [naam] . [naam] ontkent dat hij er iets mee te maken heeft. Hij heeft ook aangegeven dat hij verdachte en [naam] niet kent.32 [naam] wordt door twee van de hypotheekaanvragers genoemd als degene die hen zou hebben geholpen bij de hypotheekaanvraag. Zij hebben ook een visitekaartje gekregen van deze persoon. De
rechter-commissaris heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar het bestaan van [naam] . Hieruit is gebleken dat een man genaamd [naam] overleden is op 5 november 2020. Er is geen aanleiding gevonden om aan te nemen dat deze persoon betrokken was bij onderhavige feiten.33 Daar komt nog bij dat de verklaringen van verdachte en [naam] met betrekking tot [naam] en [naam] niet eenduidig zijn. [naam] heeft aangegeven dat [naam] en [naam] dezelfde persoon zijn.34 Verdachte heeft ter terechtzitting echter stellig verklaard dat [naam] en [naam] twee verschillende personen zijn, dat zij in dezelfde periode bij hem op het kantoor hebben gewerkt en dat [naam] in die tijd ook wel eens bij hem op het kantoor is geweest.
In tegenstelling tot de verklaring van verdachte vindt de verklaring van [naam] wel steun in objectief bewijs zoals de e-mails, het onderzoek aan de computer van verdachte en de betaling van [naam] aan [bedrijf] De rechtbank gaat derhalve uit van de verklaring van [naam] en is van oordeel dat ten aanzien van alle hypotheekaanvragen bij de [bedrijf] wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de aangeleverde valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 12 november 2017 tot en met 15 september 2021 in Leeuwarden en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Almere, althans in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van meerdere geschriften als ware deze echt en onvervalst, te weten werkgeversverklaringen en salarisspecificaties en arbeidsovereenkomsten, te weten:
(aangifte [bedrijf] ) (zaakdossier 7)
5. een werkgeversverklaring (gedateerd 5 november 2018) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot
[naam] (document p. 4324), en
6. een salarisspecificatie over de maand oktober 2018 (ongedateerd) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot het salaris van [naam] (document p. 4325), en
7. een arbeidsovereenkomst (gedateerd 28 juli 2018) tussen [bedrijf] en [naam] (document p. 4326- 4328), en
8. een werkgeversverklaring (gedateerd 22 oktober 2018) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam] (document p. 4332), en
9. een salarisspecificatie over de maand oktober 2018 (ongedateerd) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot het salaris van [naam] (document p. 4333), en
10. een arbeidsovereenkomst (gedateerd 1 september 2018) tussen [bedrijf] en [naam] (document p. 4334-4336),
(aangifte [bedrijf] )
(zaakdossier 4)
11. een werkgeversverklaring (gedateerd 20 juli 2020) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam] (p. 3945), en
11. een salarisspecificatie over de maand juni 2020 (gedateerd 30 juni 2020) afgegeven door het bedrijf [bedrijf] aangaande het salaris van [naam] (p. 3946), en
(zaakdossier 5)
13. een werkgeversverklaring (gedateerd 28 september 2020) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam] (p. 4073), en
13. een salarisspecificatie over de maand september 2020 (gedateerd 30 september 2020) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot het salaris van [naam] (p. 4074), en
(zaakdossier 6)
15. een werkgeversverklaring (gedateerd 16 september 2020) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot [naam] (p. 4204), en
15. een salarisspecificatie over de maand augustus 2020 (gedateerd 31 augustus 2020) van het bedrijf [bedrijf] met betrekking tot het salaris van [naam] (p. 4205),
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande die valsheid telkens hierin dat op die werkgeversverklaringen en salarisspecificaties en arbeidsovereenkomsten was vermeld dat die [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] (per op die geschriften aangegeven datum) bij die bedrijven werkzaam waren en bij die bedrijven een (vaste) dienstbetrekking/arbeidsovereenkomst hadden, en recht hadden op een bepaald salaris, en ook een bepaald maandsalaris hadden ontvangen (uit die dienstbetrekking/arbeidsovereenkomst),
en bestaande dat gebruik maken hierin dat verdachte die werkgeversverklaringen en salarisspecificaties en arbeidsovereenkomsten in het kader van een hypotheekaanvraag, al dan niet via een of meer tussenpersonen, heeft doen toekomen aan [bedrijf] en/of [bedrijf] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman gepleit voor een onvoorwaardelijke geldboete en/of een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft de rechtbank gevraagd om rekening te houden met de ouderdom van het feit, de blanco documentatie van verdachte en het beperkte benadelingsbedrag.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakt rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan hypotheekfraude door het gebruik maken van valse geschriften. Verdachte heeft hiermee gezorgd dat mensen van wie het inkomen te laag was om in aanmerking te komen voor een hypotheek toch een hypotheek konden afsluiten. Ter ondersteuning van het (fictieve) dienstverband werden werkgeversverklaringen, salarisspecificaties en arbeidsovereenkomsten opgemaakt en bij de hypotheekverstrekkers, dan wel een tussenpersoon ingeleverd. Op basis van de fictieve dienstverbanden, de valse documenten en de gefingeerde loonbetalingen zijn meerdere hypothecaire geldleningen verstrekt. Door het handelen van verdachte hebben de hypotheekverleners geen goede inschatting kunnen maken van de risicos die zijn verbonden aan de verstrekking van hypothecaire leningen. Door het gebruik van valse geschriften wordt het vertrouwen dat in het economisch verkeer in dergelijke stukken moet kunnen worden gesteld bovendien ernstig geschaad.
Verdachte heeft zich in eerste instantie beroepen op zijn zwijgrecht en vervolgens een ontkennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft hiermee geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte geen justitiële documentatie heeft.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport. In dit rapport wordt onder meer aangegeven dat de reclassering, gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen adequate inschatting kan maken van het recidiverisico. Bij een veroordeling kan de dagbesteding van verdachte gezien worden als indirect delictgerelateerd aangezien zijn werk als aankoopmakelaar in dat geval gelegenheid heeft geboden tot het begaan van het ten laste gelegde feit. De reclassering ziet geen onstabiliteit op de verschillende leefgebieden, maar kan ook niet spreken van aanwezige beschermende factoren. Gelet op de proceshouding van verdachte, het niet kunnen inschatten van het recidiverisico en het gebrek aan hulpvragen vanuit verdachte, wordt reclasseringsbemoeienis niet geïndiceerd geacht.
De rechtbank zal geen rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn is op 8 maart 2022 gaan lopen. Dit betreft het moment dat verdachte is aangehouden en in verzekering is gesteld. Dit betekent dat de redelijke termijn slechts met enkele dagen is overschreden. De rechtbank zal derhalve volstaan met een constatering.
Gelet op de ouderdom van het feit ziet de rechtbank in tegenstelling tot de officier van justitie geen aanleiding om nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Aangezien verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij nog steeds werkzaam is in de hypotheekbranche ziet de rechtbank wel aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden op te leggen. Dit dient als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen en om uitdrukking te geven aan de ernst van het feit. De rechtbank zal daarnaast aan verdachte een taakstraf van 120 uren opleggen.

Benadeelde partij

[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 24.121,25 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Verklaart de vordering van
[bedrijf]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de veroordeelde en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2024.
Mrs. Sieders en Lenting zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt tenzij anders vermeld bedoeld een
ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpaginas, betreft dit tenzij anders vermeld de paginas van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020043047 d.d. 13 april
2022 (onderzoek OMBERVIS / NNRBB20003).
2 aangifte door [bedrijf] d.d. 3 juni 2019, opgenomen op pagina 775 e.v.
3 aangifte door [bedrijf] d.d. 3 juni 2019, opgenomen op pagina 775 e.v., met als bijlagen o.a. de
aangeleverde werkgeversverklaring, pagina 785, salarisspecificatie, pagina 786, arbeidsovereenkomst, pagina 795 e.v., en betalingsbewijzen, pagina 806 e.v.
4 proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2020, opgenomen op pagina 4353 e.v.
5 proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2020, opgenomen op pagina 960 e.v.
6 aangifte door [bedrijf] d.d. 3 juni 2019, opgenomen op pagina 775 e.v.
7 proces-verbaal van verhoor getuige [naam] bij de rechter-commissaris d.d. 29 februari 2024.
8 aangifte door [bedrijf] d.d. 3 juni 2019, opgenomen op pagina 775 e.v., met als bijlagen o.a. de
aangeleverde werkgeversverklaring, pagina 787, salarisspecificatie, pagina 790, en arbeidsovereenkomst, pagina 792 e.v.
9 proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2022, opgenomen op pagina 4360.
10 proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2020, opgenomen op pagina 960 e.v.
11 proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 januari 2022, opgenomen op pagina 4440 e.v.
12 aangifte door [bedrijf] d.d. 3 juni 2019, opgenomen op pagina 775 e.v.
13 aangifte door [bedrijf] d.d. 3 juni 2019, opgenomen op pagina 775 e.v.
14 proces-verbaal van verhoor getuige [naam] bij de rechter-commissaris d.d. 29 februari 2024.
15 proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2021, opgenomen op pagina 5441 e.v.
16 proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2020, opgenomen op pagina 4353 e.v.
17 proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2020, opgenomen op pagina 679 e.v.
18 proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2021, opgenomen op pagina 5541 e.v.
19 aangifte door [bedrijf] d.d. 3 juni 2019, opgenomen op pagina 775 e.v.
20 aangifte door de [bedrijf] d.d. 23 april 2021, opgenomen op pagina 1128 e.v.
21 aangifte door de [bedrijf] d.d. 23 april 2021, opgenomen op pagina 1128 e.v., met als bijlagen o.a. de
aangeleverde werkgeversverklaring en salarisspecificatie, pagina 1716 e.v.
22 proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 december 2021, opgenomen op pagina 3980 e.v.
23 aangifte door de [bedrijf] d.d. 23 april 2021, opgenomen op pagina 1128 e.v., met als bijlagen o.a. de
aangeleverde werkgeversverklaring en salarisspecificatie, pagina 1322 e.v.
24 proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2021, opgenomen op pagina 4104.
25 proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 november 2021, opgenomen op pagina 4125 e.v.
26 aangifte door de [bedrijf] d.d. 23 april 2021, opgenomen op pagina 1128 e.v., met als bijlagen o.a. de
aangeleverde werkgeversverklaring en salarisspecificatie, pagina 1864 e.v.
27 proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 december 2021, opgenomen op pagina 4225 e.v.
28 proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 december 2021, opgenomen op pagina 4219 e.v.
29 proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 december 2021, opgenomen op pagina 3988 e.v., met als
bijlagen o.a. een mail m.b.t. [naam] , pagina 4015 e.v., en een mail m.b.t. [naam] en [naam] , pagina 4260 e.v.
30 proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2021, opgenomen op pagina 3964.
31 proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2021, opgenomen op pagina 4111 e.v.
32 proces-verbaal van verhoor getuige [naam] bij de rechter-commissaris d.d. 28 februari 2024.
33 proces-verbaal van bevindingen getuige [naam] door de rechter-commissaris d.d. 22 februari 2024.
34 proces-verbaal van verhoor getuige [naam] bij de rechter-commissaris d.d. 14 februari 2024.