ECLI:NL:RBNNE:2024:1383

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
C17193460
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toewijzing eenhoofdig gezag aan de moeder in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 april 2024 een beschikking gegeven inzake het gezag over twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, die de kinderen verzorgt, heeft verzocht om beëindiging van het gezamenlijk gezag met de man, die in Italië woont en niet bereikbaar is voor de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds zijn verhuizing naar Italië niet meer betrokken is bij de opvoeding en verzorging van de kinderen, en dat de zorgregeling niet meer wordt nageleefd. De vrouw heeft aangegeven dat de man al meer dan drie jaar geen contact heeft met de kinderen en dat zijn spirituele overtuigingen niet overeenkomen met die van de vrouw, wat de situatie bemoeilijkt.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de auto-immuunziekte van [minderjarige 2] en de noodzaak voor de vrouw om zelfstandig beslissingen te kunnen nemen over de kinderen. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van het gezag rechtvaardigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de vrouw alleen met het gezag over hen wordt belast, omdat de man niet in staat is om zijn gezag goed uit te oefenen. De rechtbank heeft daarom het gezamenlijk gezag beëindigd en de vrouw alleen met het ouderlijk gezag belast, uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/193460 / FA RK 24-191
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 10 april 2024
inzake
[de vrouw],
wonende te [plaats A] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. F.P. van Dalen, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de man],
wonende te [plaats B] (Italië),
hierna ook te noemen de man,
niet in rechte verschenen.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 30 januari 2024 het verzoekschrift van de vrouw ontvangen.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting met gesloten van 25 maart 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en mevrouw Nooitgedagt namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De man is niet op de zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd.
1.4.
De rechtbank heeft op 25 maart 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gehoord.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Dit huwelijk is ontbonden op 9 november 2015. Partijen zijn de ouders van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2010 en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2012 ( [minderjarige 2] ) .
2.2.
Partijen oefenen van rechtswege gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.3.
Er is een zorgregeling; deze is vastgelegd in het ouderschapsplan.

3.Verzoek en standpunten

3.1.
De vrouw heeft de rechtbank verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw voortaan met het eenhoofdig gezag over de kinderen belast zal zijn. De rechtbank leest het verzoek zo dat zij, alvorens te bepalen dat de vrouw voortaan met het eenhoofdig gezag belast zal zijn, eerst wordt verzocht te bepalen dat het gezamenlijk ouderlijk gezag van partijen wordt beëindigd.
3.2.
Op de zitting heeft de vrouw aangegeven dat de man al ruim drie jaren niet meer betrokken is bij de verzorging en opvoeding van de kinderen. De zorgregeling die partijen zijn overeengekomen, wordt niet meer nageleefd. Na de ontbinding van het huwelijk gingen partijen goed met elkaar om en was de communicatie tussen hen goed. Nadat de man een nieuwe relatie kreeg werd dat minder en was de vrouw niet meer welkom bij de man en zijn nieuwe partner. Vanaf het moment dat de man in februari 2021 (voor de kinderen en de vrouw onverwachts) naar Italië verhuisde, is er helemaal geen contact meer tussen partijen. Ook heeft de man vanaf dat moment nagenoeg geen contact meer met zijn kinderen. Hij bezoekt de kinderen niet meer in Nederland en nodigt hen ook niet uit om bij hem in Italië langs te komen. De man is niet meer betrokken in het leven van de kinderen. Sinds zijn vertrek heeft hij geen verantwoordelijkheid meer genomen voor de kinderen.
3.3.
Afgelopen kerst hebben de kinderen de man sinds lange tijd weer ontmoet bij opa en oma (van de zijde van de man) en een week voor de zitting heeft hij hen plotseling gebeld. De kinderen vonden het spannend de man met kerst weer te zien en hem weer te spreken. De man is sinds zijn vertrek naar Italië erg veranderd, hij leeft volgens de vrouw in een andere, meer spirituele wereld en dat is voor de kinderen en de vrouw lastig te begrijpen.
3.4.
De vrouw heeft geen contactgegevens van de man in Italië en kan hem niet bereiken als zij zijn toestemming nodig heeft voor het nemen van beslissingen over de kinderen. De vrouw benoemt de toestemming die zij nodig had voor de huisarts. Die toestemming heeft zij moeten regelen via de ouders van de man, die ook maar beperkt contact hebben met hun zoon. De vrouw vindt dit onwenselijk, omdat zij daarmee ook afhankelijk is van de verstandhouding die de man op dat moment met zijn ouders heeft. Ook benoemt zij de auto-immuunziekte van [minderjarige 2] . Hij heeft daarvoor medicijnen nodig, terwijl de man tegenstander van medicatie is. De vrouw vindt het daarom in het belang van de kinderen dat zij deze beslissingen voortaan alleen kan nemen.
3.5.
De man heeft geen verweer gevoerd, noch is hij verschenen ter zitting. Hij heeft de standpunten en stellingen van de vrouw dus niet betwist.
3.6.
Ondanks dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is, kan de Raad de vrouw goed begrijpen in haar verzoek. De man heeft tot op heden zijn gezag niet misbruikt en de vrouw heeft de meeste beslissingen alleen kunnen nemen. Voorkomen moet worden dat de vrouw in de toekomst een beslissing moet nemen waarvoor zij de toestemming van de man wel nodig heeft en zij hem niet kan bereiken of hij die toestemming niet wil geven. Bovendien geeft het de kinderen ook rust als de vrouw alleen het gezag over hen heeft. De Raad staat daarom achter het verzoek van de vrouw.

4.Beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wet is dat ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun kinderen en dat zij dit na de ontbinding van het huwelijk blijven doen. Wijziging van het gezamenlijk gezag is mogelijk op de volgende gronden en krachtens de volgende wettelijke bepalingen.
4.2.
In artikel 1:253n Burgerlijk Wetboek (BW) - voor zover relevant - is bepaald dat op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen de rechtbank het gezamenlijk gezag kan beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over het kind toekomt. Voorts is bepaald dat het eerste lid van artikel 1:251a BW van overeenkomstige toepassing is.
4.3.
In artikel 1:251a lid 1 BW is (kort gezegd) bepaald dat de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen kan bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem en verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.4.
Allereerst moet de rechtbank dus beoordelen of er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is, nu de man sinds zijn verhuizing naar Italië niet meer betrokken is bij de verzorging en opvoeding van de kinderen, de in het ouderschapsplan vastgelegde zorgregeling niet meer wordt nageleefd en duurzaam onbereikbaar is voor de vrouw en de kinderen.
4.5.
Vervolgens beoordeelt de rechtbank of is voldaan aan één van de hiervoor genoemde criteria van artikel 1:251a lid 1. De rechtbank stelt vast dat partijen sinds het vertrek van de man naar Italië niet meer met elkaar communiceren. Het sporadische contact wat er tussen hen is, gaat via de ouders van de man en ook dat verloopt moeizaam. De kinderen hebben een leeftijd dat er wel beslissingen over hen moeten worden genomen, zoals schoolkeuzes. [minderjarige 2] heeft bovendien een auto-immuunziekte, waarvoor hij behandelingen en medicatie nodig heeft, terwijl de man tegenstander van medicatie is. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem en verloren raken tussen de ouders. De rechtbank is van oordeel dat niet te verwachten is dat dat binnen afzienbare tijd verbeterd zal zijn. Ook is de man niet betrokken in het leven van de kinderen en staat zijn spirituele gedachtengoed ver af van de belevingswereld van de kinderen. De rechtbank is van oordeel dat de man het gezag hierdoor niet goed kan uitvoeren en dat wijziging van het gezag daarom ook anderszins in het belang van de kinderen is.
4.6.
Aangezien de vrouw de verzorging en opvoeding van de kinderen geheel voor haar rekening neemt, alle beslissingen over de kinderen alleen moet nemen en dat bovendien te verwachten valt dat in de toekomst nog vaker beslissingen over de kinderen genomen moeten worden, acht de rechtbank het in het belang van de kinderen dat de vrouw alleen met het gezag over de kinderen wordt belast. De feitelijke en juridische situatie worden op die manier met elkaar in overeenstemming gebracht. De rechtbank zal bepalen dat het gezamenlijk gezag van de ouders wordt beëindigd en dat de vrouw voortaan alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen wordt belast.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2010 en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2012;
5.2.
bepaalt dat de vrouw voortaan alleen met de uitoefening van het gezag over de hiervoor genoemde minderjarigen zal zijn belast, voor zover haar bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Baken, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
fn: 1000