In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarbij haar bezwaren tegen eerdere besluiten over toeslagen voor het jaar 2020 niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het betreft de besluiten van 15 november 2022 (bestreden besluit 1) en 28 februari 2023 (bestreden besluit 2). De rechtbank heeft op 22 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk is, omdat dit besluit inmiddels is vervangen door het tweede besluit, waartegen eiseres haar beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep tegen het tweede besluit ongegrond verklaard, omdat er geen grond is voor het opleggen van een dwangsom. Eiseres had aangevoerd dat verweerder een dwangsom verschuldigd was voor de periode van 15 november 2022 tot 8 maart 2023, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder tijdig had beslist en dat de erkenning van een onjuist besluit niet leidt tot het verbeuren van dwangsommen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het griffierecht van € 200,- aan eiseres zal vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en is openbaar uitgesproken op 4 april 2024.