ECLI:NL:RBNNE:2024:1340

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
18-750040-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens oplichting, verduistering en diefstal met aanzienlijke schade voor het slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, verduistering en diefstal. De verdachte heeft zich voorgedaan als een bemiddelde zakenvrouw en heeft het slachtoffer, een kwetsbare vrouw, bewogen tot het doen van grote en dure aankopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte valse investeringsbeloftes heeft gedaan en het slachtoffer heeft misleid, wat heeft geleid tot een benadelingsbedrag van meer dan €600.000. De rechtbank heeft rekening gehouden met de vriendschappelijke relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, die door de verdachte op een vileine manier is misbruikt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij ook de overschrijding van de redelijke termijn in aanmerking is genomen. De rechtbank heeft de verdachte ook aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan het slachtoffer, die een vordering heeft ingediend ter hoogte van €773.302,22. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van €548.204,35 dat de verdachte aan het slachtoffer moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.750040.19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 9 april 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.
Op 12 mei 2022 heeft de rechtbank reeds vonnis gewezen in deze zaak. Het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden heeft bij arrest van 20 juni 2023 dat vonnis vernietigd en de zaak teruggewezen naar deze rechtbank.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 maart 2024 en 26 maart 2024 (sluiting).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Urbanus, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 t/m 30 september 2018 te Drachten, gemeente Smallingerland, en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot
De afgifte van enig goed, te weten:
a. a) een of meer geldbedragen, overgemaakt naar een of meer bankrekeningnummers op naam van of ter beschikking van verdachte, zijnde in totaal 311.739 euro,
en/of
een of meer geldbedragen, als betalingen voor een of meer aankoop/aankopen bij het bedrijf [bedrijf] , zijnde in totaal 174.187 euro
en/of
een of meer betalingen, als betalingen voor een of meer aankoop/aankopen bij het bedrijf [bedrijf] , zijnde in totaal 53.104 euro
en/of
een of meer contante geldbedragen (pinopnames), zijnde in totaal 52.230 euro en/of
15.000 euro, als betaling voor een tas, merk Hermes, en/of
een of meer geldbedragen, als betaling(en) aan [bedrijf] in verband met de aanschaf van een auto, merk VW Golf, kenteken [kenteken] , zijnde in totaal 15.500 euro
en/of
een of meer geldbedragen als betaling(en) voor een of meer aankoop/aankopen bij het bedrijf [bedrijf] , zijnde in totaal 16.701 euro
en/of
12.800 euro, als betaling aan het autobedrijf [bedrijf] in verband met de aanschaf van een auto, merk BMW Cabrio, kenteken [kenteken]
althans (telkens) enig geldbedrag,
en/of
het aangaan van een schuld of tenietdoen van een inschuld, te weten:
i. i) een leasecontract en/of kredietovereenkomst met het bedrijf [bedrijf] voor een bedrag van 25.506 euro (aanvraagnummer [nummer] en/of gedateerd 27 juli 2018), althans enige overeenkomst, in verband met een auto, merk BMW, kenteken [kenteken]
immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of in strijd met de waarheid,
  • zich voorgedaan als bonafide huurster (van de [slachtoffer] ) en/of als bemiddelde zakenvrouw, en/of
  • gezegd dat verdachte ervaring had met het geven van bedrijfsadviezen en/of het investeren in vastgoed en/of software en/of andere zakelijke projecten, en/of zich voorgedaan als bonafide vertrouwenspersoon/adviseur en/of financieel deskundige en/of beleggingsdeskundige, en/of
  • door het aannemen van een vertrouwenwekkende en/of indringende en/of manipulerende houding en/of door de wijze van optreden jegens die [slachtoffer] (die psychisch beïnvloedbaar was en/of haar financiële situatie niet goed kon overzien) en/of (daarbij ook)
  • die [slachtoffer] (herhaaldelijk) gezegd dat die betaling(en) en/of lening(en) en/of schuld zou(den) worden geïnvesteerd en/of terugbetaald,
en/of (aldus)
  • het vertrouwen van die [slachtoffer] gewekt en/of zich voorgedaan als bonafide vriendin van die [slachtoffer] en/of (aldus)
  • misbruik gemaakt van goed vertrouwen en/of van een ontstane vriendschappelijke band of verhouding met die [slachtoffer] en/of
  • die [slachtoffer] (ook) goede rendementen heeft beloofd als die [slachtoffer] zou (blijven) investeren in vastgoed en/of software en/of een ander project of bedrijf van verdachte en/of een andere conform de instructie(s) van verdachte,
Waardoor die [slachtoffer] (telkens) werd bewogen tot genoemde afgifte(n) en/of het aangaan van die schuld of tenietdoen van die inschuld;
2.
zij in of omstreeks de periode van 22 september t/m 23 oktober 2018 te Drachten en/of Heerenveen, althans in het arrondissement Noord-Nederland, en/of elders in Nederland, opzettelijk een auto, merk BMW, kenteken [kenteken] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , althans een ander dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten uit (bruik)leenovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
zij in of omstreeks de periode van 22 september t/m 8 oktober 2018 te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, en/of elders in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een of meer goed(eren), te weten:
  • een koelkast (met wijnkoeler), en/of
  • twee, althans een of meer televisies, en/of
  • een soundbar, en/of
  • een of meer bed(den), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , althans een ander dan aan verdachte en/of haar medeverdachte(n).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte had ten aanzien van feit 1 geen oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, omdat ook aan haar een onjuiste voorstelling van zaken was voorgespiegeld door medeverdachte [medeverdachte 1] , aan wie het investeringsgeld toekwam. Voorts kan niet worden bewezen dat verdachte zich heeft voorgedaan als een bonafide vriendin, noch dat zij nooit een oprechte vriendschap met aangeefster heeft gehad, noch dat aangeefster hierdoor is bewogen tot afgifte van geldbedragen en het aangaan van een schuld. Aangeefster was zeer vrijgevig en overigens had verdachte de beschikking over eigen (contante) middelen.
Subsidiair dienen de ten laste gelegde bedragen als volgt te worden verminderd of uitgestreept.
Sub a. De gelden die toekwamen aan medeverdachte [medeverdachte 1] kunnen verdachte niet worden aangerekend (minimaal 105.283) en dus dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken. Meer subsidiair dient het totaalbedrag te worden berekend op 311.739,32 520 (overboeking Wanga) 6.300 (overboeking aan aangeefster) = 305.442,32.
Sub b, c en g. Voor alle aankopen bij (web)winkels geldt dat het dossier geen steun biedt voor de conclusie dat alle aankopen ten goede van verdachte zijn gekomen, omdat er aanwijzingen zijn dat aangeefster ook goederen voor zichzelf en anderen kocht. Daarnaast heeft aangeefster goederen cadeau gedaan aan verdachte. Indien de rechtbank wel aanneemt dat er bedragen aan verdachte zijn toegekomen, dan dient vrijspraak te volgen voor het ten laste gelegde bedrag. Meer subsidiair dient het totaalbedrag ten aanzien van de [bedrijf] (sub b) te worden berekend op 174.181,15.
Sub d. Niet vastgesteld kan worden dat alle pinopnames aan verdachte zijn toegekomen. Er is niet onderzocht of aangeefster in de periode voor de onderzochte periode meer of minder contant geld heeft opgenomen. Ook is het aannemelijk dat aangeefster contant geld uitgaf voor zichzelf. Indien de rechtbank wel aanneemt dat er bedragen aan verdachte zijn toegekomen, dan dient vrijspraak te volgen voor het ten laste gelegde bedrag. Meer subsidiair dient het totaalbedrag te worden berekend op 52.230,72 190,72 = 52.040,--.
Sub e. Hiervan dient vrijspraak te volgen, nu het dossier geen steun biedt voor de verklaring van aangeefster dat de Hermès tas voor verdachte is aangeschaft.
Sub f en h. Hiervan dient vrijspraak te volgen, omdat verdachte geen oogmerk had op de wederrechtelijkheid van de bevoordeling, omdat [medeverdachte 1] deze goederen zonder toestemming van aangeefster of verdachte heeft verkocht.
Sub i. Hiervan dient vrijspraak te volgen, omdat verdachte niet het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling had.
Ten aanzien van feit 2 kan, ondanks dat zij wist dat de vriendschap bekoeld was bij het verlaten van de woning van aangeefster, niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat zij niet meer gebruik mocht maken van de auto.
Ten aanzien van feit 3 is niet controleerbaar wie de goederen heeft aangeschaft en heeft de moeder van verdachte bevestigd dat de goederen door verdachte zijn aangeschaft.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt ten aanzien van het ten laste gelegde, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen1, het volgende vast.
Inleiding
Op 12 oktober 2018 is door [slachtoffer] aangifte gedaan bij de politie van oplichting, diefstal en verduistering gepleegd door verdachte.2 Vanaf 9 augustus 2017 tot en met september 2018 verblijft verdachte samen met haar moeder [naam] in de [slachtoffer] van aangeefster in Drachten. In die periode maakt aangeefster op initiatief van verdachte vele bedragen aan verdachte over met de intentie om deze bedragen te investeren en daarmee rendement te verkrijgen. Ook koopt aangeefster op initiatief van verdachte in deze periode meerdere goederen en neemt aangeefster meerdere malen geld op bij een pinautomaat ten behoeve van verdachte. Op verzoek van verdachte sluit aangeefster daarnaast en op naam van haar bedrijf ( [slachtoffer] ) een leasecontract af voor een BMW met kenteken [kenteken] .3 Op 26 september 2018 deelt aangeefster aan de moeder van verdachte mee dat aangeefster het huis waar de [slachtoffer] in is gevestigd wil verkopen en dat verdachte en haar moeder uiterlijk vijf dagen erna, op vrijdag het huis moeten hebben verlaten.4 Wanneer aangeefster op 8 oktober 2018 aankomt bij haar woning, constateert zij dat de BMW met kenteken [kenteken] niet meer op de oprit staat en dat de sleutels ontbreken. Verder ziet zij dat er op de kamers waar verdachte en haar moeder verbleven diverse goederen ontbreken, te weten twee televisies, een soundbar, een koelkast en twee bedden.5 Vervolgens wordt verdachte op 23 oktober 2018 aangehouden door de politie, terwijl zij in voornoemde BMW met kenteken [kenteken] rijdt.6
Verdachte wordt verweten dat zij aangeefster heeft opgelicht, de personenauto met kenteken [kenteken] heeft verduisterd en de voornoemde goederen uit de [slachtoffer] van aangeefster heeft gestolen.
1.
Ten aanzien van feit 1 (oplichting)
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de 'persoon' van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid.
Bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels gaat het in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Van een 'meer dan een enkele leugenachtige
mededeling' kan niet slechts sprake zijn indien meerdere duidelijk van elkaar te scheiden leugens kunnen worden aangewezen, maar ook indien sprake is van een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik van een tussen de verdachte en het beoogde slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie.
Voor bewezenverklaring is verder dus vereist dat die ander door een oplichtingsmiddel werd bewogen tot de in artikel 326 Sr bedoelde handelingen (causaal verband). Daarvan is sprake als voldoende aannemelijk is dat die ander mede onder invloed van een door een oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken daartoe is overgegaan.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen (het causale verband), is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels als oplichtingsmiddel behoren tot die omstandigheden onder meer ook de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
De rechtbank zal deze algemene uitgangspunten hieronder nader bespreken aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van deze zaak. Daarbij verdient vooraf opmerking dat de rechtbank, waar relevant, in beginsel zal uitgaan van de verklaring van aangeefster als het gaat om wat er tussen haar en verdachte is voorgevallen en wat verdachte tegen haar heeft gezegd. Zoals hieronder nog zal blijken, wordt de verklaring van aangeefster immers op essentiële onderdelen ondersteund door anderen waardoor de rechtbank van die verklaring uitgaat.
1.1
Het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels
De rechtbank overweegt dat uit de aangifte en de verklaringen van [slachtoffer] blijkt dat aangeefster in de veronderstelling was dat verdachte een vermogende zakenvrouw was. Volgens de verklaring van aangeefster vertelt verdachte tegen haar dat zij op de ICT-afdeling van televisiemaatschappij [bedrijf] werkt en dat zij daar softwaredeals binnenhaalt. Aangeefster verklaart verder dat verdachte haar meermalen heeft gevraagd of zij wil investeren in bepaalde softwaredeals van [bedrijf] . Ook vertelt verdachte aan aangeefster dat zij privécontact onderhoudt met [naam] en dat wanneer aangeefster instemt met de investeringen, haar dat veel geld zal opleveren.
Aangeefster heeft verklaard dat er gaandeweg het verblijf een vriendschappelijke relatie tussen haar en verdachte ontstond. Omdat zij een goede band met verdachte had ontwikkeld, liet aangeefster verdachte en haar moeder bijvoorbeeld langer verblijven in haar woning.7
In een latere verklaring verklaart aangeefster dat verdachte veel verhalen over zichzelf vertelde waardoor aangeefster haar vertrouwde en dacht een betrouwbaar beeld van haar te krijgen. Verdachte blijft zich ook sterk en langdurig vasthouden aan deze verhalen, waardoor aangeefster in de veronderstelling verkeerde dat verdachte een betrouwbare, loyale en bekwame zakenvrouw was. Ter ondersteuning van dit beeld vertelt verdachte aan aangeefster onder meer dat zij succesvol is in de handel in onroerend goed, dat zij meerdere holdings heeft geleid en dat zij aanzienlijke geldbedragen heeft verdiend bij [bedrijf] met het bedenken van het televisieprogramma Utopia. Verdachte onderbouwt deze beweringen met diverse voorbeelden en spreekt voortdurend over haar contacten
met [naam] , waarbij zij ook fotos van hem toont. Het feit dat verdachte in een nieuwe, vrij prijzige en bij het door haar gecreëerde zakelijke imago passende personenauto rijdt (een Mini Cooper) en de huur voor het verblijf in de [slachtoffer] voor zes maanden ter waarde van 5.800,00 in een keer vooruit betaalt, bevestigde voor aangeefster het verhaal van verdachte dat zij vermogend was.8
De verklaring van aangeefster omtrent het door verdachte geschetste beeld wordt door meerdere getuigen bevestigd. Zo verklaart de moeder van verdachte tegen de politie dat zij in de veronderstelling was dat verdachte bij [bedrijf] werkt, omdat verdachte dat tegen haar verteld heeft.9 Wanneer de politie de verhuurder spreekt van een woning die door verdachte wordt gehuurd, blijkt dat ook die verhuurder van verdachte heeft begrepen dat zij voor verschillende bedrijven in de theater/tv- productiewereld werkt, waaronder voor [naam] .10 Getuige [getuige] verklaart eveneens dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat zij bij [bedrijf] werkt waar zij heeft meegewerkt aan Utopia en dat [getuige] het idee heeft dat verdachte wel geld had, gelet op het feit dat zij bij [bedrijf] werkte en zij - op dat moment - in een Porsche reed.11 Ook bij medeverdachte [medeverdachte 1] bestond het beeld dat verdachte zeer vermogend was. Hij verklaart tegenover de politie dat verdachte regelmatig vertelde over haar vermogende financiële positie en zichtbaar in het bezit was van luxegoederen en dure autos. Daarnaast geeft hij aan van verdachte gehoord te hebben dat zij en haar moeder op zoek waren naar een dure woning en dat zij voor een half miljoen euro aan offertes voor boten hebben opgevraagd. Verdachte kwam bijna dagelijks eten in het prijzige restaurant waar [medeverdachte 1] werkte en gaf dan regelmatig fooien van 50 of 100 euro. Op de vraag van [medeverdachte 1] aan verdachte wat voor werk zij deed, antwoordt verdachte volgens [medeverdachte 1] dat zij het programma Utopia had bedacht en dat ze hiermee 35 miljoen euro heeft verdiend.12 Volgens medeverdachte [medeverdachte 1] zou verdachte ook vastgoed bezitten en inkomsten genereren uit de huuropbrengsten daarvan.13 Dat verdachte zich daadwerkelijk voordeed als vermogend blijkt ook uit de uitgeprinte WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] die bij [medeverdachte 1] zijn aangetroffen. In deze gesprekken valt te lezen dat verdachte aan [medeverdachte 1] berichten heeft gestuurd dat zij onder meer een Rolex-horloge heeft gekocht voor [medeverdachte 1] en dat zij deze heeft betaald van rente-inkomsten. Ook schrijft zij in een bericht dat zij een huis wil kopen voor [medeverdachte 1] , zonder dat hij daar rente voor hoeft te betalen. Als reden hiervoor geeft zij aan dat ze stenen als onderpand heeft en dus niets hoeft te verdienen.14
Uit het onderzoek van de politie blijkt echter dat verdachte geen vermogende zakenvrouw is. Verdachte verklaart tegenover de politie ook dat zij geen spaargeld of onroerend goed heeft en dat de inkomsten uit haar ondernemingen marginaal zijn.15 Verder erkent zij tegenover de politie dat zij niet werkzaam is of is geweest bij [bedrijf] of [naam] . Ze ontkent verder dat zij miljoenen heeft verdiend met het bedenken van het televisieprogramma Utopia of een ander televisieprogramma.16 Ook uit de ICOV en iRVI-bevindingen blijkt dat verdachte in de jaren 2016 en 2017 nauwelijks inkomen heeft genoten en dat zij geen beschikking heeft over spaargeld, onroerend goed, aandelen of andere vermogensbestanddelen.17 De verklaring van verdachte dat zij van voormalige klanten uit haar periode als escortgirl nog regelmatig contant geld ontvangt en dat zij meerdere keren contant geld heeft ontvangen uit de verkoop van kunst van haar moeder, is verder niet onderbouwd. 18 Van legale bronnen van inkomsten is in het politieonderzoek niet gebleken.
1.2
Afgifte geld/goederen en aangaan van leaseovereenkomst
1.2.1
Investeringen
Uit de analyse van de bankrekeningen van aangeefster en verdachte blijkt dat voor een totaalbedrag van 311.739,32 is overgemaakt aan bankrekeningen die op naam staan van verdachte.19 Bij deze overboekingen werden de volgende omschrijvingen gebruikt. De omschrijvingen zijn geciteerd uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de analyse van de bankrekening van aangeefster:
- Investering vastgoed;
- Software, (opm: met verschillende toevoegingen);
- Betaling chaneltas;
- Betaling voor huis;
- Investering vastgoed;
- Huizen Amsterdam;
- 1 huis Terschelling;
- Investering kunst;
- 1 huis Eastermar;
- 2,5 oh wat een jaar;
- New York city trump;
- Bitcoin;
- Diverse investeringen;
- [adres] ;
- Cash voorschot [naam] ;
- Investering France;
- Vastgoed Frankrijk;
- Aflossing;
- Betaling babykleertjes;
- [naam] ziekenhuis.20
Aangeefster verklaart over deze uitgaven dat zij deze bedragen zelf heeft overschreven naar de bedoelde rekening(en) middels internetbankieren. Zij geeft aan dat zij zelf alle betalingshandelingen heeft verricht en dat zij ook zelf de omschrijvingen heeft getypt op aanwijzingen van verdachte. Verdachte heeft aan aangeefster aangegeven welk bedrag, welke omschrijving, voor welk doel en naar welke rekening het geld overgeschreven moest worden. Verder verklaart aangeefster dat zij in de veronderstelling en in de overtuiging verkeerde dat het overgemaakte geldbedrag door verdachte ook voor het omschreven doel aangewend zou worden.21
Uit de analyse van de bankrekeningen van verdachte blijkt dat verdachte deze bedragen niet voor de genoemde doelen heeft gebruikt. Nadat de bedragen op verdachte haar rekeningen zijn ontvangen worden deze bedragen direct of indirect (via een tussenrekening) besteed aan medeverdachte [naam] , medeverdachte [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 2]
, aankoop van goederen (zoals sieraden, galerieartikelen, kleding, tassen, elektronica, interieurartikelen, auto) en geldopnamen.22
1.2.2
Aankoop goederen en pinopnames
Uit de analyse van de bankrekening van aangeefster blijkt dat in de periode van
1 september 2017 tot en met 7 september 2018 voor een totaalbedrag van 174.187,00 aan aankopen is gedaan bij de [bedrijf] .23 Uit een nadere analyse over de periode van augustus 2017 tot en met september 2018 blijkt daarnaast voor een totaalbedrag van 53.104,79 aan aankopen is gedaan bij de [bedrijf] en voor een totaalbedrag van 16.701,24 bij [bedrijf] .24
Uit de analyse van de bankrekening van verdachte over de periode van 1 januari 2017 tot en met 8 augustus 2017, voorafgaand aan de aanwezigheid van verdachte in de [slachtoffer] van aangeefster, blijkt dat er geen af- en bijschrijvingen plaatsvinden naar de [bedrijf] en [bedrijf] . In die periode is slechts 668,91 besteed bij de [bedrijf] .25
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte aankopen deed bij diverse internetwinkels, die aangeefster voor haar betaalde. Aangeefster financierde deze goederen voor verdachte omdat verdachte op dat moment zelf onvoldoende middelen had om dit te kunnen betalen. Ten aanzien van de aankopen bij de [bedrijf] heeft aangeefster verklaard dat deze goederen voor verdachte waren en dat enkele goederen voor haarzelf zijn geweest. Ten aanzien van de aankopen bij de [bedrijf] is 90% voor verdachte geweest.26 Verdachte zei tegen aangeefster dat ze deze aankopen terug zou betalen vanuit de opbrengsten van de investeringen in het vastgoed. Bij de [bedrijf] zijn ook meubels en kleding voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangeschaft. Op verzoek van verdachte werden de facturen door aangeefster betaald.27
Dat aangeefster aankopen heeft gedaan die aan verdachte of een ander zijn toegekomen, staat naar het oordeel van de rechtbank op grond van het voorgaande wel vast. Verdachte ontkent dit ook niet. De rechtbank overweegt dat echter niet bewezen kan worden dat alle ten laste gelegde betalingen aan webwinkels ten goede van verdachte of een ander zijn gekomen. Hoewel aangeefster in het verhoor van 8 maart 2019 heeft verklaard dat alle goederen voor verdachte waren, heeft zij in het eerdere verhoor op 16 oktober 2018 verklaard dat ook enkele goederen voor aangeefster zelf waren. Daarnaast kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld welke aankopen precies zijn gedaan en wie deze aankopen heeft gedaan en ontvangen.
Uit de analyse van de bankrekening van aangeefster blijkt verder dat in de periode van 17 augustus 2017 tot en met 13 augustus 2018 er 68 contante geldopnames plaatsvonden voor een totaalbedrag van 52.230,72.28 Dit is een substantiële stijging ten opzichte van de periode voorafgaand aan de aanwezigheid van verdachte in de [slachtoffer] van aangeefster (1 januari 2017 tot en met 8 augustus 2017), nu in deze periode er slechts 19 pinopnames hebben plaatsgevonden voor een totaalbedrag van 3.340,00.29
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte aan haar vroeg om geld te pinnen, zodat verdachte betalingen kon doen. Aangeefster pinde het geld en overhandigde dit aan verdachte.30
De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van de pinopnames niet het gehele ten laste gelegde bedrag kan worden bewezen. Gelet op de significante stijging van de contante geldopnames van de bankrekening van aangeefster ten opzichte van de periode daarvoor en de verklaring van aangeefster, staat naar het oordeel van de rechtbank wel vast dat zij een contant bedrag heeft opgenomen ten behoeve van verdachte.
In de periode van 8 augustus 2018 tot en met 10 augustus 2018 is vanaf de bankrekening van aangeefster in totaal 25.949,00 betaald aan fashion outlet [bedrijf] .31
Over de aankopen bij [bedrijf] heeft aangeefster verklaard dat zij hier een Chanel-tas ter waarde van 12.000,00 voor zichzelf en een Hermes-tas ter waarde van 15.000,00 voor verdachte heeft gekocht. Zij financierde de tas voor verdachte, omdat verdachte op dat moment zelf onvoldoende middelen had om dit te kunnen betalen. Verdachte heeft tegen aangeefster gezegd dat ze deze aankopen terug zou betalen aan aangeefster vanuit de opbrengsten van de investeringen in het vastgoed.32
Op 16 en 17 mei 2018 is er daarnaast in totaal een bedrag van 15.500,00 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf] .33 Op 10 april 2018 heeft er een overschrijving van de bankrekening van aangeefster plaatsgevonden van 12.800,00 naar [bedrijf] met als omschrijving: [kenteken] BMW cabrio afbetaling auto.34
Ten aanzien van de aanschaf van een auto (merk BMW met kenteken [kenteken] ) bij [bedrijf] en de aanschaf van een auto bij [bedrijf] (merk Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] ) heeft aangeefster verklaard dat dit investeringen betroffen in het bedrijf van medeverdachte [medeverdachte 1] en dat deze investeringen later terugbetaald zouden worden. Aangeefster
had [medeverdachte 1] nog nooit ontmoet en alles ging via verdachte.35
1.2.3.
Leasecontract
Op 24 oktober 2018 is op de [adres] in Groningen een opslagbox doorzocht en zijn diverse administratieve bescheiden en facturen in beslag genomen. Dit betreft een opslagbox die werd gehuurd door verdachte. In deze box is onder meer een factuur van [bedrijf] te Urk aangetroffen samen met een overeenkomst voor Financial Lease. Deze stukken hebben betrekking op het leasen van een BMW X3 met kenteken [kenteken] . Het totale te betalen leasebedrag bedraagt 25.506,60. Het leasecontract staat op naam van [slachtoffer] en de maandelijkse termijn worden betaald vanaf het bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van aangeefster. De overeenkomst is afgesloten op 27 juli 2018.36 Aangeefster verklaart dat het afsluiten van dit leasecontract een idee was van verdachte.37 Verdachte verklaart hierover dat zij niet gemakkelijk een leasecontract op haar naam kan krijgen, omdat zij in 2016 een Mini heeft geleased en daar twee keer niet voor heeft betaald. Dit is volgens verdachte de reden dat het leasecontract op naam van aangeefster is afgesloten.38
1.3
Bewogen tot afgifte (causaal verband)
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden en de persoonlijkheid van aangeefster stelt de rechtbank het volgende vast.
Aangeefster is een vermogende vrouw en verdachte was daar begin augustus 2017 al van op de hoogte.39 Het vermogen van aangeefster is afkomstig uit een erfenis die zij heeft ontvangen vanwege het overlijden van haar vader in 2003. Aangeefster heeft geen werk, omdat zij vanuit de erfenis en inkomsten uit een vakantiewoning voldoende inkomsten heeft om van te leven.40
Aangeefster wordt door diverse door de politie bevraagde getuigen afkomstig uit haar nabije omgeving omschreven als makkelijk te beïnvloeden en naïef. Zo verklaart de oom van aangeefster, [naam] , dat zijn ervaring met aangeefster is dat zij makkelijk te beïnvloeden is, vooral als iemand alles goed vindt wat zij doet en geen kritiek uit op haar. Volgens hem is aangeefster eenzaam en op zoek naar erkenning. Ook constateert hij dat aangeefster altijd problemen had met het normale leven, zoals met het afsluiten van contracten of abonnementen en het bijhouden van de administratie.41 Door een vriendin van aangeefster, [naam] , wordt dit beeld bevestigd. Zij geeft aan dat aangeefster naïef en goed van vertrouwen is en dat zij vaak heeft gezien dat daar misbruik van werd gemaakt. [naam] omschrijft haar als goedgelovig en makkelijk te manipuleren. Ook zij zegt dat aangeefster eenzaam is en hunkert naar vriendschap.42 Door de moeder en broer van aangeefster wordt een soortgelijk beeld geschetst, waarbij door hen met name de grote mate van beïnvloedbaarheid en de naïviteit van aangeefster wordt benadrukt. [naam] (de broer van aangeefster) voert daarbij aan dat aangeefster onvoldoende de gevolgen van haar handelen kan overzien en dat ze zich makkelijk laat leiden door derden. Aangeefster kan zich volgens [naam] snel geïntimideerd voelen door iemand met enige statuur of gezag en een onbekende kan volgens hem binnen enkele dagen haar beste vriend(in) zijn.43 Op 26 oktober 2018 is aangeefster onder curatele gesteld, omdat voldoende aannemelijk is geworden dat aangeefster als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam haar belangen niet behoorlijk waarneemt.44
De rechtbank constateert in dit verband dat aangeefster al op 23 augustus 2017 voor de eerste keer een aanzienlijk geldbedrag, 40.000,00 als investering overmaakt aan verdachte, dat wil zeggen binnen veertien dagen nadat verdachte op 9 augustus 2017 haar intrek had genomen in de [slachtoffer] van aangeefster en zonder dat er iets schriftelijk wordt vastgelegd over deze investering.
Uit de verschillende WhatsApp-gesprekken en sms-berichten tussen verdachte en aangeefster komt ook naar voren dat verdachte regelmatig toezeggingen doet aan aangeefster. Zo stuurt aangeefster op 16 september 2018 aan verdachte een bericht - nadat er weer een bedrag van aangeefster haar rekening is afgeschreven - dat er nu toch echt geld terug moet gaan komen. Verdachte geeft vervolgens aan dat het goedkomt.45 Per sms heeft verdachte op 17 april 2018 berichten gestuurd waarin zij aangeeft dat de volgende dag 5 miljoen vrijkomt, waarvan er 3 miljoen naar aangeefster
gaan.46 Uit de analyse van de bankrekening van aangeefster is echter gebleken dat er nooit dergelijke bedragen aan aangeefster zijn overgemaakt.47
1.4
Conclusie rechtbank
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen, te weten die van een vermogende en bekwame zakenvrouw die bij [bedrijf] werkt, veel geld heeft verdiend met het bedenken van televisieprogrammas en met regelmaat investeerde in projecten en onroerend goed. Verdachte heeft hiermee, maar ook meer in zijn algemeenheid door haar gedrag en uitlatingen, het vertrouwen van aangeefster gewonnen en een vriendschappelijke band met haar opgebouwd. Verdachte heeft daarbij ook gebruik gemaakt van een samenweefsel van verdichtsels. Zij heeft immers verschillende leugens verteld die zeker in combinatie met de ontstane vertrouwensband naar het oordeel van de rechtbank van voldoende gewicht zijn om bij aangeefster de onjuiste voorstelling van zaken teweeg te brengen. Door dit alles is bij aangeefster de indruk gewekt dat verdachte het goed met aangeefster voor had, dat zij in staat zou zijn om voorgeschoten bedragen terug te betalen en dat zij veel verstand heeft van investeringen en andere financiële zaken en dat haar geld bij verdachte in goede handen zou zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de specifieke gedragingen van verdachte over een lange periode in deze context er ook op gericht geweest om bij aangeefster een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen met het oogmerk om daarvan misbruik te maken. Verdachte heeft het bij aangeefster opgewekte vertrouwen ingezet om aangeefster te bewegen tot het overmaken van geldbedragen, het aanschaffen van goederen, het doen van pinopnames en het aangaan van een leasecontract.
Met betrekking tot het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling heeft de verdediging gesteld dat dit ontbreekt, omdat verdachte zelf is misleid door medeverdachte [medeverdachte 1] , doordat hij ook aan verdachte onterecht zou hebben doen voorkomen dat hij het ontvangen geld zou gebruiken als zakelijke investering. De rechtbank volgt de verdediging niet in deze stelling, reeds nu uit het dossier niet blijkt dat [medeverdachte 1] een andere voorstelling van zaken heeft gegeven. [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat hij nooit een investeringsvoorstel heeft gedaan en dat hij niet heeft toegezegd het geld te gebruiken als investering. Daarnaast blijkt al uit de geldstromen van de eerste investering op 23 augustus 2017 dat het door aangeefster overgemaakte geld naar bankrekeningen van verdachte, dat kennelijk bedoeld was voor investeringen van [medeverdachte 1] , slechts gedeeltelijk werd doorgestort naar [medeverdachte 1] en dat verdachte het resterende bedrag kennelijk aan andere zaken heeft uitgegeven. Van de bedragen die wel werden doorgestort naar [medeverdachte 1] blijkt uit de omschrijvingen niets van een investering. Sterker nog, deze betalingen duiden op geheel andere zaken zoals bijvoorbeeld de omschrijvingen aflossing lening en fles wijn om het te vieren of etentje.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank ten aanzien van het causale verband tussen de misleiding door verdachte en de afgifte van geld en goederen door aangeefster als volgt.
De rechtbank constateert dat verdachte meerdere keren aantoonbaar heeft gelogen door onder meer rendementen op investeringen in het vooruitzicht te stellen en te beloven dat zij de door aangeefster gedane aankopen zou terugbetalen. Aangeefster was, zo volgt duidelijk uit haar aangifte, slechts bereid om deze bedragen over te maken en deze goederen te kopen, omdat zij in de veronderstelling was gebracht dat ze te maken had met een financieel succesvolle vrouw en op basis daarvan een vriendschap en vertrouwensrelatie was ontstaan. Aangeefster vertrouwde erop dat betalingen en investeringen door verdachte zouden worden terugbetaald en/of rendement zouden opleveren.
Wanneer aangeefster zich bewust was geweest van het feit dat verdachte helemaal geen geld had, dan was zij, zo staat naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel vast, ook niet overgegaan tot de in de tenlastelegging genoemde afgiftes. Dat de vriendschap met aangeefster oprecht aanvoelde voor verdachte, zoals zij heeft gesteld, doet daar niet aan af gelet op het voorgaande. De rechtbank acht evenmin aannemelijk dat aangeefster giften aan verdachte had gegeven, als zij zich bewust was
van de slechte financiële positie en de leugens die verdachte haar vertelde.
Aangeefster heeft uiteindelijk over een langere periode voor honderdduizenden euros aan geld en goederen aan verdachte gegeven, zonder duidelijke afspraken over bijvoorbeeld de terugbetaling en zonder dat zij ooit concrete resultaten van haar vermeende investeringen heeft teruggezien. Daarmee rijst de vraag of aangeefster niet te goed van vertrouwen is geweest en of zij wel heeft gehandeld met de maatschappelijk vereiste omzichtigheid om zich niet (te snel) te laten misleiden.
Zoals de rechtbank eerder, bij de bespreking van het juridisch kader, heeft overwogen, is de persoonlijkheid van de degene die is misleid van belang bij de beantwoording van die vraag. Hierboven heeft de rechtbank reeds uiteengezet dat meerdere personen uit de directe omgeving van aangeefster haar omschrijven als eenzaam en op zoek naar erkenning. Zij is makkelijk te beïnvloeden als iemand haar op een voetstuk plaatst en zij is gevoelig voor mensen met een bepaalde statuur. Daarnaast wordt zij omschreven als naïef, snel van vertrouwen en makkelijk te beïnvloeden. Naar aanleiding van de gebeurtenissen is aangeefster onder curatele gesteld vanwege haar geestelijke toestand.
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat van aangeefster niet dezelfde mate van omzichtigheid mocht worden verwacht als van een gemiddeld persoon en dat zij - gelet op alle omstandigheden van het geval - de onjuiste voorstelling van zaken niet hoefde te doorzien. Daarbij heeft de rechtbank ook gelet op de manier waarop verdachte aangeefster heeft bewogen tot de afgifte van goederen en geld, wetende dat het ging om een naïeve en zeer beïnvloedbare vrouw die de consequenties van haar handelen niet voldoende kon overzien.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels en het aannemen van een valse hoedanigheid bij het slachtoffer bewust een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen met als doel en gevolg dat deze is bewogen tot de afgifte van meerdere geldbedragen en goederen en voor zover het gaat om het leasecontract voor de hieronder nog nader te bespreken BMW het aangaan van een schuld. De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde oplichting dan ook wettig en overtuigend bewezen.
2.
Verduistering (feit 2)
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde verduistering wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de BMW X3 met kenteken [kenteken] is geleased op naam van [slachtoffer] en dat het maandelijkse leasebedrag werd afgeschreven van het rekeningnummer van aangeefster.48 Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de auto feitelijk door verdachte (met eigen geld) is gefinancierd of op enig moment op andere wijze is gaan toebehoren aan verdachte.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte de auto anders dan door misdrijf onder zich had. Zij gebruikte de auto met toestemming van aangeefster. Vervolgens is het de vraag of verdachte zich de auto op enig moment wederrechtelijk heeft toegeëigend. Voor het bewijs van wederrechtelijk toe- eigenen is een gedraging vereist waaruit de subjectieve omslag in het denken van de verdachte blijkt en waaruit afgeleid kan worden dat de verdachte zich niet langer als enkel de gebruiker, maar als heer en meester van de auto is gaan opstellen.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de WhatsApp-gesprekken tussen aangeefster en verdachte en tussen aangeefster en de moeder van verdachte dat de vriendschappelijke relatie tussen verdachte en aangeefster op enig moment in september 2018 wordt verbroken en dat aangeefster verzoekt aan verdachte en haar moeder om uiterlijk die vrijdag de woning te verlaten en de spullen zoals de bank, televisie en koelkast te laten staan.49 Het moet voor verdachte op dat moment duidelijk zijn geweest dat zij ook de auto die zij in bruikleen had niet langer mocht gebruiken. Verdachte is op 23 oktober 2018 aangehouden terwijl ze in de auto reed. Door toch de auto te blijven gebruiken, en zich te blijven gedragen alsof de auto haar toebehoorde, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank zich de auto
wederrechtelijk toegeëigend.
De rechtbank acht daarmee de onder 2 ten laste gelegde verduistering eveneens wettig en overtuigend bewezen.
3.
Diefstal (feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3 ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft erkend dat zij de koelkast, de televisies, de soundbar en de bedden uit de [slachtoffer] heeft meegenomen.50 Aangeefster heeft gesteld dat de betreffende goederen door haar zijn betaald, en dat deze goederen zijn gebruikt in de woning/ [slachtoffer] van aangeefster.51
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen enkele aanwijzing bevat dat verdachte voornoemde goederen (met eigen geld) heeft aangekocht. De rechtbank stelt bovendien vast dat de betreffende goederen, te weten televisies (met soundbar), bedden en een koelkast bij uitstek passen bij de inrichting van een [slachtoffer] en acht het ook daarom niet aannemelijk dat verdachte deze goederen voor eigen gebruik heeft aangeschaft. De rechtbank zal verdachte dus niet volgen in haar verklaring dat zij eigenlijk de eigenaar was van deze goederen.
Verdachte heeft de betreffende goederen door deze mee te nemen zich wederrechtelijk toegeëigend en heeft zich zodoende schuldig gemaakt aan diefstal.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 1 augustus 2017 t/m 30 september 2018 te Drachten, gemeente Smallingerland, en elders in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot
de afgifte van enig goed, te weten:
a. a) geldbedragen, overgemaakt naar bankrekeningnummers op naam van of ter beschikking van verdachte, zijnde in totaal 311.739 euro, en
geldbedragen, als betalingen voor aankopen bij het bedrijf [bedrijf] , en
betalingen, als betalingen voor aankopen bij het bedrijf [bedrijf] , en
contante geldbedragen (pinopnames) en
15.000 euro, als betaling voor een tas, merk Hermes, en
geldbedragen, als betalingen aan [bedrijf] in verband met de aanschaf van een auto, merk VW Golf, kenteken [kenteken] , zijnde in totaal 15.500 euro en
geldbedragen als betalingen voor aankopen bij het bedrijf [bedrijf] , en
12.800 euro, als betaling aan het autobedrijf [bedrijf] in verband met de aanschaf van een auto, merk BMW Cabrio, kenteken [kenteken]
en
het aangaan van een schuld, te weten:
i. i) een leasecontract met het bedrijf [bedrijf] voor een bedrag van 25.506 euro (aanvraagnummer [nummer] en/of gedateerd 27 juli 2018), in verband met een auto, merk BMW, kenteken [kenteken]
immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk telkens valselijk en/of listiglijk en/of in strijd met de waarheid,
  • zich voorgedaan als bemiddelde zakenvrouw, en
  • gezegd dat verdachte ervaring had met het investeren in vastgoed en software en andere zakelijke projecten, en zich voorgedaan als bonafide vertrouwenspersoon, en
  • die [slachtoffer] herhaaldelijk gezegd dat die betalingen zouden worden geïnvesteerd en/of terugbetaald, en
  • het vertrouwen van die [slachtoffer] gewekt en aldus
  • misbruik gemaakt van goed vertrouwen en/of van een ontstane vriendschappelijke band of verhouding met die [slachtoffer] en
  • die [slachtoffer] goede rendementen heeft beloofd als die [slachtoffer] zou (blijven) investeren in vastgoed en/of software en/of een ander project of bedrijf van verdachte en/of een andere conform de instructies van verdachte,
waardoor die [slachtoffer] telkens werd bewogen tot genoemde afgiften en het aangaan van die schuld;
2.
zij in de periode van 22 september t/m 23 oktober 2018 te Drachten opzettelijk een auto, merk BMW, kenteken [kenteken] , toebehorende aan [slachtoffer] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten uit bruikleenovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
zij de periode van 22 september t/m 8 oktober 2018 te Drachten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
goederen, te weten:
  • een koelkast (met wijnkoeler), en
  • twee televisies, en
  • een soundbar, en
  • bedden,
toebehorende aan [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd
verduistering
diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden. De officier van justitie heeft bij zijn eis de overschrijding van de redelijke termijn meegewogen en daarbij aangevoerd dat verdere vertraging na de uitspraak van de rechtbank aan verdachte is te wijten, omdat verdachte wel heeft geweten van de eerdere zitting bij de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring - gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Zij heeft daartoe aangevoerd dat, indien de rechtbank haar subsidiaire bewijsverweer volgt, de rechtbank rekening dient te houden met een benadelingsbedrag van maximaal 100.000. Daarnaast dient in aanmerking te worden genomen dat verdachte first offender is, dat zij nadien niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie en dat sprake is van ernstige overschrijding van de redelijke termijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich over een lange periode en op grote schaal schuldig gemaakt aan oplichting van een kwetsbare vrouw. Daarnaast heeft zij zich schuldig gemaakt aan verduistering en diefstal van meerdere goederen. Verdachte heeft het vertrouwen dat aangeefster in haar had op grove wijze geschonden en aan aangeefster grote financiële schade berokkend. Verdachte heeft onder meer valse investeringsbeloftes gedaan en aangeefster bewogen tot het doen van grote en dure aankopen ten behoeve van verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft zij meerdere goederen gestolen uit de [slachtoffer] van aangeefster en heeft zij de BMW van aangeefster verduisterd. Verdachte heeft in de periode van 9 augustus 2017 tot en met september 2018 er voor gezorgd dat bijna het hele vermogen van aangeefster is verdwenen.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat verdachte een vriendschappelijke relatie met aangeefster is aangegaan en dat zij op die wijze op een vileine manier misbruik van een kwetsbare vrouw heeft gemaakt. Verdachte heeft zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer en heeft slechts gehandeld in haar eigen belang. De rechtbank houdt verder rekening met de omstandigheid dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar gedrag.
Hoewel de rechtbank niet alle ten laste gelegde bedragen bewezen heeft verklaard, omdat aannemelijk is dat enkele aankopen en contante geldopnames aan aangeefster zelf zijn toegekomen, dient naar het oordeel van de rechtbank uit te worden gegaan van een benadelingsbedrag van ruim 600.000. In de oriëntatiepunten van het LOVS ten aanzien van fraude wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden als uitgangspunt geformuleerd.
De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder de oplichting heeft plaatsgevonden aanleiding om een zwaardere straf als uitgangspunt te nemen dan de straf die als oriëntatiepunt geldt.
De rechtbank houdt daarentegen in strafmatigende zin rekening met de forse overschrijding van de redelijke termijn. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op de datum van de eerste inverzekeringstelling, te weten 24 oktober 2018, nu verdachte hieraan de verwachting kon ontlenen dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie strafvervolging zou worden ingesteld. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat de vertraging die is ontstaan door terugwijzing van de zaak door het gerechtshof naar de rechtbank, niet aan verdachte te wijten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 773.302,22 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
Overboekingen investeringen - 227.210,00
Overboekingen aan verdachte - 82.029,32
Overboekingen aan derden - 36.741,00
Aankopen (web)winkels - 302.511,18, te weten:
Louis Vuitton - 23.110,00
[bedrijf] - 16.701,24
[bedrijf] - 23.865,83
[bedrijf] - 25.949,00
[bedrijf] - 29.790,00
[bedrijf] - 183.095,11
5. Reizen - 17.647,68
6. Betalingen Marktplaats - 13.744,75
7. Voorschotbetalingen - 40.998,28
8. Creditcardbetalingen - 52.420,01
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is tot een bedrag van 676.767,00, bestaande uit alle posten die volgens de officier van justitie onder feit 1 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De vordering zou voor het overige
niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de maximale duur van de gijzeling te bepalen op 360 dagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op het gevoerde vrijspraakverweer, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw niet- ontvankelijkheid bepleit, nu niet blijkt dat aangeefster onder curatele stond of staat, noch dat haar broer curator is of bevoegd is namens aangeefster op te treden. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw niet- ontvankelijkheid bepleit en als volgt per post verweer gevoerd.
Ten aanzien van posten 1 en 2 dient niet-ontvankelijkheid te volgen, in elk geval ten aanzien van de bedragen die medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ontvangen ( 105.283) omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] de gelden zou gebruiken voor een ander doel dan was afgesproken. Ten aanzien van het overige bedrag wordt betwist dat dit onrechtmatig is ontvangen en leent het strafproces zich niet voor het nauwkeurig onderzoeken ervan.
Ten aanzien van de goederen van Louis Vuitton, [bedrijf] en [bedrijf] (behalve het bedrag voor de Hermès tas) onder post 4 kan geen rechtstreeks verband worden aangenomen, nu deze posten geen onderdeel uitmaken van de tenlastelegging. Ten aanzien van de overige goederen heeft aangeefster verklaard dat zij ook goederen voor zichzelf heeft gekocht, maar kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld welke goederen dit zijn. Ook is niet duidelijk welke goederen zijn gekocht en waar deze zijn gebleven.
De posten 5 tot en met 8 dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten, nu deze posten geen onderdeel uitmaken van de tenlastelegging.
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, indien de rechtbank komt tot (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De vordering is op 11 juli 2019 ondertekend door [naam] , curator van de benadeelde partij. De rechtbank stelt vast dat de beschikking van de rechtbank d.d. 26 oktober 2018 waarin de benadeelde partij onder curatele is gesteld en [naam] als curator is benoemd op pagina 487/488 van het dossier is opgenomen. De rechtbank acht de benadeelde partij in die zin ontvankelijk in de vordering.
De rechtbank zal hierna de vordering per post bespreken.
Posten 1 en 2
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde.
Dit gedeelte van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Post 4
Ten aanzien van aankopen bij Louis Vuitton, [bedrijf] (boven het bewezen verklaarde bedrag van 15.000) en [bedrijf] is naar het oordeel van de rechtbank door het bewezen verklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering op deze onderdelen niet ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de aankopen bij [bedrijf] , [bedrijf] , [bedrijf] (ter hoogte van
15.000) en [bedrijf] acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde.
Zoals de rechtbank reeds heeft overwogen ten aanzien van de aankopen bij [bedrijf] , [bedrijf] en [bedrijf] , is niet het gehele (bewezen verklaarde) bedrag aan verdachte en/of een medeverdachte toegekomen omdat de benadeelde partij ook goederen voor zichzelf heeft gehouden. De rechtbank acht aannemelijk dat zij 10% van de aankopen voor zichzelf heeft gehouden.
Dat betekent dat de vordering ten aanzien van de aankopen van de [bedrijf] geheel kan worden toegewezen, nu de vordering op dit onderdeel lager is dan 90% van het bewezen verklaarde bedrag.
Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade ten aanzien van de [bedrijf] op 15.030,90 en ten aanzien van de [bedrijf] op 156.768,30. De rechtbank zal de vordering tot deze bedragen toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Post 7
Ten aanzien van de overboekingen aan [bedrijf] ( 12.800) en [bedrijf] ( 7.475 en 8.025) is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde.
Dit gedeelte van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
De overige bedragen die onder deze post zijn geschaard vormen naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreekse schade. De vordering zal op dat onderdeel niet ontvankelijk worden verklaard.
Posten 3, 5, 6 en 8
Naar het oordeel van de rechtbank vormen de opgevoerde bedragen geen rechtstreekse schade. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren.
Conclusie
De volgende bedragen, met een totaalbedrag van 548.204,35 worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 september 2018:
  • Overboekingen investeringen - 227.210,00
  • Overboekingen aan verdachte - 82.029,32
  • Aankopen (web)winkels - 210.665,03, te weten:
[bedrijf] - 15.030,90
[bedrijf] - 23.865,83
[bedrijf] - 15.000,00
[bedrijf] - 156.768,30
Voorschotbetalingen - 28.300,00
Schadevergoedingsmaatregel en veroordeling kosten
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

In beslag genomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de beslagnummers 1 t/m 3, 6, 8, 10 t/m 12, 14 t/m 16, 18, 23 t/m 25, 28, 29, 31, 32, 34, 34b, 34c, 34d, 35 t/m 48, 95, 98, 91,
922 en 923 geen beslissing is vereist, omdat hierop conservatoir beslag rust en er sprake is van een toewijsbare vordering van de benadeelde en een schadevergoedingsmaatregel die de waarde van het beslag te boven gaan. Ten aanzien van nummers 50, 60 t/m 66, 70 en 71 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze verbeurd dienen te worden verklaard op grond van artikel 33a, eerste lid onder a Sr. De goederen met de nummers 67 en 69 kunnen volgens de officier van justitie worden teruggegeven aan verdachte en het goed met nummer 68 aan de rechthebbende.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat alle goederen waarop beslag rust ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering dienen te worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. Verbeurdverklaring is niet mogelijk, omdat de in beslag genomen goederen geen
corporaof
instrumenta delictizijn en niet kan worden vastgesteld wanneer ze zijn aangeschaft en of er een relatie met het delict kan worden gelegd. De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen bewaring van voorwerp 68 ten behoeve van de rechthebbende.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen 50, 60 tot en met 66, 70 en 71, te weten meerdere merkgoederen, vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit voorwerpen zijn die verdachte geheel of ten dele te eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen. De rechtbank overweegt daarbij dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte in de ten laste gelegde periode kon beschikken over eigen inkomsten en dat uit het dossier volgt dat zij luxegoederen van het slachtoffer heeft ontvangen.
De goederen 67 en 69, te weten administratieve bescheiden en 11,95 aan kleingeld, moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp met nummer 68, te weten een kentekenbewijs voor kenteken [kenteken] , moet worden bewaard ten behoeve van de tot nu toe onbekend gebleven rechthebbende.
De rechtbank constateert dat op de goederen op de beslaglijst met nummers 1 tot en met 3, 6, 8, 10 tot en met 12, 14 tot en met 16, 18, 23 tot en met 25, 28, 29, 31, 32, 34, 34b, 34c, 34d, 35 tot en met 48,
95, 98, 911, 922 en 923 blijkens de beslaglijst zowel klassiek als conservatoir beslag is gelegd. Artikel 353 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) verplicht de rechter een beslissing te nemen over alle voorwerpen waarop klassiek beslag ex artikel 94 Sv ligt en waarvan (nog) geen last tot teruggave is gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat het klassiek beslag ex artikel 94 Sv ten aanzien van de goederen op de beslaglijst met nummers 1 tot en met 3, 6, 8, 10 tot en met 12, 14 tot en met 16, 18, 23 tot en met 25,
28, 29, 31, 32, 34, 34b, 34c, 34d, 35 tot en met 48, 95, 98, 911, 922 en 923, moet worden opgeheven nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. Daarbij overweegt de rechtbank met nadruk dat het conservatoir beslag op grond van artikel 94a Sv op deze goederen nog wel onverkort blijft voortduren en dat er tevens sprake is van een toewijsbare vordering benadeelde partij.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 310, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/750040-19, feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 548.204,35 (zegge: vijfhonderdachtenveertigduizend tweehonderdvier euro en vijfendertig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst af de vordering van [slachtoffer] voor een bedrag van 19.979,85.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 548.204,35 (zegge: vijfhonderdachtenveertigduizend tweehonderdvier euro en vijfendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 360 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen:

  • (50) 1.00 DS Doos LOUIS VUITTON
  • (60) 1.00 STK Brillenkoker PRADA
  • (61) 1.00 STK Sieradendoos SCHAAP
  • (62) 1.00 STK Tas BERENDSEN EN ..
  • (63) 1.00 STK Tas STELLA MC CARTN
  • (64) 1.00 STK Sieradendoos CHANEL
  • (65) 1.00 STK Make-up - Maroccanoil (6x) en lippenstift Christian Louboutn
  • (66) 1.00 DS Make-up SHISEIDO
  • (70) 1.00 STK Tas LOUIS VUITTON (sleuteltasje)
  • (71) 1.00 STK Broek Kl:grijs BURBERRY.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
- (67) 1.00 (67) 1.00 STK Administratieve bescheiden -Vaccinatieboek hond [naam]
- (69) Geld Euro 11.55.
Gelast de bewaringvan de in beslag genomen (68) 1.00 STK Kentekenbewijs [kenteken] ten behoeve van de rechthebbende.
Heft ophet klassiek beslag op grond van artikel 94 Sv ten aanzien van de goederen op de beslaglijst met nummers:
  • (1) 1.00 STK Computer BP Pavilion All-in-One
  • (2) 1.00 STK Stoomcleaner KÄRCHER
  • (3) 1.00 STK Keukenmachine - Nutri Ninja Blender
  • (6) 1.00 STK Kunstwerk- Koperen panter/luipaard
  • (8) 1.00 STK Tandenborstel ORAL-B
  • (10) 19.00 STK Kerstversiering
  • (11) 1.00 STK Zonnebril DOLCE & GABBANA
  • (12) 3.00 STK Slot LOUIS VUITTON
  • (14) 27.00 STK Kaars WOODWICK
  • (15) 1.00 STK Kunstwerk - Hond scoonsalon junior
  • (16) 4.00 STK Sieradendoos CARTIER
  • (18) 1.00 STK Kaars MARGOT BREKELMA
  • (23) 3.00 STK Kunstwerk VILLEROY & BOCH
  • (24) 1.00 STK Computer WD My Cloud 3TB
  • (25) 1.00 STK Badjas
- (28) 19.00 STK Boek
  • (29) 7.00 STK Sieraad H. APPENZELLER
  • (31) 2.00 STK Plaid
  • (32) 2.00 PR Schoeisel
  • (34) 1.00 DS Servies VERSACE
  • (34 b) 26.00 STK Overige Goederen
  • (34 c) 1.00 DS Servies SAINT LAURENT
  • (34 d) 3 STK Glas
  • (35) 1.00 STK Kandelaar
  • (36) 2.00 STK Tandenborstel PHILIPS
  • (37) 1.00 STK Kerstversiering VONDELS
  • (38) 1.00 STK Tas MICHEL KORS
  • (39) 1.00 STK Computer SAMSUNG Wireless Charger
  • (40) 1.00 STK Toilettas BULGARI
  • (41) 1.00 STK Computer MICROSOFT Surface Pen
  • (42) 1.00 STK Gereedschapskist BOSCH
  • (43) 1.00 STK Gereedschap BLACK & DECKER
  • (44) 1.00 STK Horloge ROLEX
  • (45) 1.00 STK Portemonnee LOUIS VUITTON
  • (46) 1.00 STK Portemonnee LOUIS VUITTON
  • (47) 1.00 STK Tas Chanel
  • (48) 1.00 STK Tas Chanel
  • (95) 2.00 STK Tas CHANEL
  • (98) 1.00 STK Zonnebril VIVIENE WESTWOO in brillenkoker
  • (911) 1.00 STK Portemonnee KARL LAGERFELD
  • (922) 1.00 STK Spaarpot GEORGE JENSEN
  • (923) 2.00 STK Computer SAMSUNG Gear met controller.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze
rechtbank op 9 april 2024.
Mrs. Sieders en Supèr zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide processen-verbaal en andere
stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Districtsrecherche Fryslân, onderzoek KLEEFKRUID met het kenmerk NN1R018110, met als sluitingsdatum 3 maart 2020.
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , d.d. 12 oktober 2018, p. 21 e.v.
3 Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , d.d. 16 oktober 2018, p. 175 e.v.
4 Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp verkeer toestel [slachtoffer] , d.d. 12 november 2018, p. 463;
5 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , d.d. 12 oktober 2018, p. 24 e.v.
6 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 november 2018, p. 418 e.v.
7 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , d.d. 12 oktober 2018, p. 25 e.v.
8 Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , d.d. 8 maart 2019, p. 190 e.v.
9 Proces-verbaal verhoor verdachte [naam] , d.d. 5 juni 2019, p. 1060 e.v.
10 Proces-verbaal van bevindingen onderzoek bewoning perceel [adres] te Vlissingen, d.d. 17 december
2019, p. 760 e.v.
11 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , d.d. 15 januari 2020, p. 953 e.v.
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , d.d. 3 juni 2019, p. 2336 e.v.
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , d.d. 4 juni 2019, p. 2344 e.v.
14 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 november 2019, p. 823 e.v.
15 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 3 juni 2019, p. 973 e.v.
16 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 4 juni 2019, p. 986 e.v.
17 Proces-verbaal ICOV-bevindingen [verdachte] , d.d. 15 november 2018, p. 498 e.v.:
18 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 4 juni 2019, p. 981 e.v.
19 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 april 2019, p. 739 e.v.
20 Proces-verbaal van bevindingen Analyse bankrekening aangeefster [slachtoffer] , d.d. 8 november 2018,
p. 414 e.v.
21 Proces-verbaal van verhoor aangeefster, d.d. 8 maart 2019, p. 188 e.v.
22 Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. ontvangen bedragen bankrekeningen [verdachte] , d.d. 23 april
2019, p. 739 e.v.
23 Proces-verbaal van bevindingen Analyse bankrekening aangeefster [slachtoffer] , d.d. 8 november 2018,
p. 414 e.v.
24 Proces-verbaal van bevindingen bankrekeningnummer [rekeningnummer] , d.d. 24 april 2019, p. 577 e.v.
25 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2020, p. 827 e.v.
26 Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , d.d. 16 oktober 2018, p. 175 e.v.
27 Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , d.d. 8 maart 2019, p. 188 e.v.
28 Proces-verbaal van bevindingen Analyse bankrekening aangeefster [slachtoffer] , d.d. 8 november 2018,
p. 414 e.v.
29 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2020, p. 827 e.v.
30 Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , d.d. 16 oktober 2018, p. 175 e.v.
31 Proces-verbaal van bevindingen Analyse bankrekening aangeefster [slachtoffer] , d.d. 8 november 2018,
p. 414 e.v.
32 Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , d.d. 8 maart 2019, p. 188 e.v.
33 Proces-verbaal van bevindingen bankrekeningnummer [rekeningnummer] , d.d. 24 april 2019, p. 577 e.v.
34 Proces-verbaal van bevindingen Analyse bankrekening aangeefster [slachtoffer] , d.d. 8 november 2018,
p. 414 e.v.
35 Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , d.d. 8 maart 2019, p. 200.
36 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juli 2019, p. 782 e.v. (p. 796 e.v.)
37 Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , d.d. 16 november 2018, p. 181.
38 Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 25 oktober 2018, p. 970.
39 Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 24 oktober 2018, p. 959 e.v.
40 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , d.d. 12 oktober 2018, p. 23
41 Proces-verbaal van verhoor getuige, [naam] , d.d. 8 maart 2019, p. 943 e.v.
42 Proces-verbaal van verhoor getuige, [naam] , d.d. 5 december 2019, p. 946 e.v.
43 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 maart 2019, p. 660 e.v. en een schriftelijk bescheid, te weten
een brief opgesteld door [naam] , p. 662.
44 Proces-verbaal bevindingen m.b.t. gemoedstoestand aangeefster, d.d. 14 november 2018, p. 485 e.v.
45 Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp-verkeer toestel [slachtoffer] , d.d. 12 november 2018, p. 443
e.v.
46 Proces-verbaal van bevindingen inzake vastleggen SMS verkeer GSM/mobiel [slachtoffer] , d.d. 6
november 2018, p. 411 e.v.
47 Proces-verbaal van bevindingen Analyse bankrekening aangeefster [slachtoffer] , d.d. 8 november 2018,
p. 414 e.v.
48 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juli 2019, 796 e.v.
49 Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp verkeer toestel [slachtoffer] , d.d. 12 november 2018, p. 463;
50 Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 7 juni 2019, p. 2948.
51 Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , d.d. 8 maart 2019, p. 202.