Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende steunbewijs aanwezig is voor de (consistente en gedetailleerde) verklaring van aangever over de bedreiging met het mes door verdachte. De verklaring van verdachte dat hij in de woning van aangever heeft ingebroken en ook op de slaapkamer van aangever is geweest waar aangever op dat moment lag te slapen, geeft steun aan de verklaring van aangever. Daarnaast volgt uit de berichten die verdachte de avond volgend op de inbraak aan [naam] heeft verzonden dat verdachte betrokken is geweest bij een steekpartij. Dat bericht geeft steun aan de verklaring van aangever dat verdachte een mes voorhanden had. Dat verdachte dat bericht enkel aan [naam] heeft gestuurd om stoer te doen zoals verdachte ter zitting heeft verklaard acht de rechtbank niet geloofwaardig.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 juli 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen, buitenlandse valuta en een geldbedrag en kleding en een kluis (met inhoud), die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door dicht bij [slachtoffer] te staan en [slachtoffer] een mes te tonen en dit mes voor het gezicht en hals van [slachtoffer] te houden en een stekende beweging te maken in de richting van [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair uitgaande van een vrijspraak ten aanzien van de bedreiging met geweld gepleit voor een gevangenisstraf van maximaal vier maanden. Subsidiair in het geval van een integrale bewezenverklaring heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de periode van het reeds ondergane voorarrest. In ieder geval dient een gevangenisstraf niet langer te duren dan twaalf maanden. Een groot gedeelte van een gevangenisstraf kan voorwaardelijk worden opgelegd, gezien de beperkte omvang van de buit en de omstandigheid dat geen sprake is van lichamelijk letsel. Daaraan dienen bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, zoals geformuleerd ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis, nu verdachte nog steeds een hulpvraag heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte [verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, samen met anderen onder bedreiging met geweld. In de vroege ochtend voor de overval zijn verdachte en medeverdachte met toestemming van het slachtoffer in de woning van het slachtoffer geweest. Nadat het slachtoffer hen had weggestuurd, hebben zij gezamenlijk het plan bedacht om korte tijd later terug te keren naar de woning van het slachtoffer om een inbraak te plegen. Hierbij is verdachte via een woonkamerraam naar binnen geklommen en heeft hij voor medeverdachte de voordeur opengemaakt. Vervolgens heeft medeverdachte de woonkamer doorzocht, terwijl verdachte naar de slaapkamer van het slachtoffer is gegaan. Toen verdachte daar op het slachtoffer stuitte, heeft hij hem met een mes bedreigd, waarna het slachtoffer zijn broek met daarin contant geld aan verdachte heeft afgegeven. Verdachte is daarna naar de woonkamer gevlucht en samen met medeverdachte uit het huis weggerend. Daarbij heeft medeverdachte een kluis met daarin onder andere buitenlands geld weggenomen.
Met het plegen van deze woningoverval heeft verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, zijn veiligheid en eigendom. Een woning moet een veilige plek zijn. Bovendien veroorzaakt een woningoverval ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust.
Ter zitting is gebleken dat het slachtoffer gedurende de woningoverval doodsangsten heeft uitgestaan en na de overval niet meer alleen durfde te zijn. Hij heeft veel moeite gehad om het gebeuren te verwerken.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is aangewezen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf houdt de rechtbank in strafverhogende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte in de afgelopen vijf jaren meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van bedreigingen en vermogensdelicten.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken volgt dat verdachte voornemens was een woninginbraak te plegen, en niet op voorhand de bedoeling had geweld te plegen. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat niet daadwerkelijk geweld is toegepast, maar dat het is gebleven bij een bedreiging.
In de reclasseringsrapportage van 20 oktober 2023 luidt het advies een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De voorlopige hechtenis van verdachte is per 15 december 2023 geschorst, onder de bijzondere voorwaarden. Op 2 februari 2024 heeft de reclassering gerapporteerd over een voortijdige negatieve beëindiging van het toezicht in verband met het overtreden van de voorwaarden omtrent het verblijf in Exodus en het drugsverbod. De reclassering heeft het recidiverisico ingeschat als hoog, vanwege verdachtes justitiecontacten, financiën, middelengebruik, psychosociaal functioneren, houding en sociaal netwerk. Er zijn geen beschermende factoren en de reclassering ziet geen mogelijkheden om op korte termijn met voorwaarden en/of toezicht de risicos te beperken. Op 8 februari 2024 is de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. Ter zitting heeft verdachte aangegeven niet open te staan voor verdere reclasseringsbegeleiding.
Gezien het recidiverisico zal de rechtbank een gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke zin opleggen, als stok achter de deur. Met inachtneming van het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.107,50 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van 4.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het materiële schadebedrag heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de posten onvoldoende zijn onderbouwd. Ten aanzien van het immateriële schadebedrag heeft de raadsman verzocht de vordering aanzienlijk te matigen, omdat de namens de benadeelde partij aangehaalde uitspraken niet vergelijkbaar zijn met onderhavige zaak.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de broek en de tankpas is weliswaar voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde, maar de rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen, omdat de schade niet is onderbouwd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van deze schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit gedeelte van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van het contante geld is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank sluit daarbij aan bij het laagst vermelde bedrag in de aangifte. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2023. Het overige gedeelte van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de aard van het bewezen verklaarde, de verklaring van de benadeelde partij en zijn toelichting ter zitting voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 2.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.