ECLI:NL:RBNNE:2024:1339

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
18.191003.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweldsbedreiging in vereniging

Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, gepleegd in vereniging met anderen, onder bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 29 juli 2023 in Groningen, waar de verdachte samen met medeverdachten een woning is binnengekomen en de bewoner heeft bedreigd met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van een deel van de geweldsbedreiging. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en het recidiverisico van de verdachte. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade, waarbij de vordering tot materiële schade gedeeltelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank benadrukte het belang van de veiligheid van de woning en de gevolgen van de overval voor het slachtoffer.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.191003.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 april 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2000 te [geboorte plaats] (Syrië), thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 maart 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, buitenlandse valuta en/of een geldbedrag (van ongeveer 2000,-) en/of kleding en/of een kluis (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door bovenop deze
[slachtoffer] te springen, althans dicht bij hem te staan, en/of deze [slachtoffer] een mes te tonen en/of dit mes voor het gezicht en/of hals van [slachtoffer] te houden en/of (meermaals) een stekende beweging te maken in de richting van deze [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het ten laste gelegde feit, met uitzondering van het gedeelte door bovenop het slachtoffer te springen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken, namelijk van het gebruik van geweld dan wel de bedreiging met geweld. Voor dat deel van de verklaring van aangever is onvoldoende steunbewijs aanwezig. De chatberichten moeten worden geïnterpreteerd als een grap/grootspraak. De inbraak in de woning van aangever kan wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 28 maart 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik en [medeverdachte 1] hebben samen besloten om bij aangever in te breken. Ik ben door het raam de woning van aangever binnen gegaan. Ik heb via de voordeur [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] binnengelaten. Ik ben ook op zijn slaapkamer geweest waar aangever lag te slapen. We hebben een kluis uit de woning van aangever meegenomen. In die kluis zaten 20 pond, bonnetjes en een bril. Ik heb het bericht dat we iemand hebben gestoken aan [naam] verzonden.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 juli 2023, opgenomen oppagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R023096 van 2 december 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Plaats delict: [adres] , Groningen.
V: Wat is er gebeurd vanochtend?
V: Je ligt te slapen en dan?
A: Op een gegeven moment hoor ik stappen. Ik hoor dat dit in mijn huis is. Hij stond naast mij en hield het mes vlakbij mijn gezicht/hals. Hij bleef roepen om de kluis. Hij deed zijn arm met dat mes omhoog en naar achteren alsof hij een stekende beweging zou maken. Ik heb gezegd dat hij mijn broek moest pakken en daar nam hij genoegen mee en hij ging weg.
V: Wat zat er allemaal in jouw broek?
A: Geld.
A: Toen de Turkse jongen uit mijn slaapkamer ging, stond de Nederlandse jongen bij de voordeur en ik zag daarachter een derde jongen.
V: Hoe zijn ze binnengekomen?
A: Door het raam in de woonkamer.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van 29 augustus 2023,opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Je gaf aan dat er een tijdens het incident een kluis is weggenomen. Wat was de inhoud van die kluis?
A: Ik weet dat er geld in zat. Er heeft een usb-stick in gelegen. Ik had ook buitenlandse valuta in de kluis liggen, Engelse ponden en Kroatische Kunas.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 augustus 2023,opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant] :
Ik zag de volgende berichten verzonden aan [naam] .
Instant Messages
29-7-2023
23:34:15 (UTC+2)
From: 31686483931
To: 31647067533
Stijkprtij in stad
WhatsApp
Instant Messages
29-7-2023
23:34:26 (UTC+2)
From: 31686483931
To: 31647067533
[naam] wij hebben heb gestuken
WhatsApp
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende steunbewijs aanwezig is voor de (consistente en gedetailleerde) verklaring van aangever over de bedreiging met het mes door verdachte. De verklaring van verdachte dat hij in de woning van aangever heeft ingebroken en ook op de slaapkamer van aangever is geweest waar aangever op dat moment lag te slapen, geeft steun aan de verklaring van aangever. Daarnaast volgt uit de berichten die verdachte de avond volgend op de inbraak aan [naam] heeft verzonden dat verdachte betrokken is geweest bij een steekpartij. Dat bericht geeft steun aan de verklaring van aangever dat verdachte een mes voorhanden had. Dat verdachte dat bericht enkel aan [naam] heeft gestuurd om stoer te doen zoals verdachte ter zitting heeft verklaard acht de rechtbank niet geloofwaardig.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 juli 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen, buitenlandse valuta en een geldbedrag en kleding en een kluis (met inhoud), die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door dicht bij [slachtoffer] te staan en [slachtoffer] een mes te tonen en dit mes voor het gezicht en hals van [slachtoffer] te houden en een stekende beweging te maken in de richting van [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair uitgaande van een vrijspraak ten aanzien van de bedreiging met geweld gepleit voor een gevangenisstraf van maximaal vier maanden. Subsidiair in het geval van een integrale bewezenverklaring heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de periode van het reeds ondergane voorarrest. In ieder geval dient een gevangenisstraf niet langer te duren dan twaalf maanden. Een groot gedeelte van een gevangenisstraf kan voorwaardelijk worden opgelegd, gezien de beperkte omvang van de buit en de omstandigheid dat geen sprake is van lichamelijk letsel. Daaraan dienen bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, zoals geformuleerd ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis, nu verdachte nog steeds een hulpvraag heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte [verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, samen met anderen onder bedreiging met geweld. In de vroege ochtend voor de overval zijn verdachte en medeverdachte met toestemming van het slachtoffer in de woning van het slachtoffer geweest. Nadat het slachtoffer hen had weggestuurd, hebben zij gezamenlijk het plan bedacht om korte tijd later terug te keren naar de woning van het slachtoffer om een inbraak te plegen. Hierbij is verdachte via een woonkamerraam naar binnen geklommen en heeft hij voor medeverdachte de voordeur opengemaakt. Vervolgens heeft medeverdachte de woonkamer doorzocht, terwijl verdachte naar de slaapkamer van het slachtoffer is gegaan. Toen verdachte daar op het slachtoffer stuitte, heeft hij hem met een mes bedreigd, waarna het slachtoffer zijn broek met daarin contant geld aan verdachte heeft afgegeven. Verdachte is daarna naar de woonkamer gevlucht en samen met medeverdachte uit het huis weggerend. Daarbij heeft medeverdachte een kluis met daarin onder andere buitenlands geld weggenomen.
Met het plegen van deze woningoverval heeft verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, zijn veiligheid en eigendom. Een woning moet een veilige plek zijn. Bovendien veroorzaakt een woningoverval ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust.
Ter zitting is gebleken dat het slachtoffer gedurende de woningoverval doodsangsten heeft uitgestaan en na de overval niet meer alleen durfde te zijn. Hij heeft veel moeite gehad om het gebeuren te verwerken.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is aangewezen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf houdt de rechtbank in strafverhogende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte in de afgelopen vijf jaren meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van bedreigingen en vermogensdelicten.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken volgt dat verdachte voornemens was een woninginbraak te plegen, en niet op voorhand de bedoeling had geweld te plegen. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat niet daadwerkelijk geweld is toegepast, maar dat het is gebleven bij een bedreiging.
In de reclasseringsrapportage van 20 oktober 2023 luidt het advies een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De voorlopige hechtenis van verdachte is per 15 december 2023 geschorst, onder de bijzondere voorwaarden. Op 2 februari 2024 heeft de reclassering gerapporteerd over een voortijdige negatieve beëindiging van het toezicht in verband met het overtreden van de voorwaarden omtrent het verblijf in Exodus en het drugsverbod. De reclassering heeft het recidiverisico ingeschat als hoog, vanwege verdachtes justitiecontacten, financiën, middelengebruik, psychosociaal functioneren, houding en sociaal netwerk. Er zijn geen beschermende factoren en de reclassering ziet geen mogelijkheden om op korte termijn met voorwaarden en/of toezicht de risicos te beperken. Op 8 februari 2024 is de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. Ter zitting heeft verdachte aangegeven niet open te staan voor verdere reclasseringsbegeleiding.
Gezien het recidiverisico zal de rechtbank een gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke zin opleggen, als stok achter de deur. Met inachtneming van het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.107,50 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van 4.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het materiële schadebedrag heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de posten onvoldoende zijn onderbouwd. Ten aanzien van het immateriële schadebedrag heeft de raadsman verzocht de vordering aanzienlijk te matigen, omdat de namens de benadeelde partij aangehaalde uitspraken niet vergelijkbaar zijn met onderhavige zaak.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de broek en de tankpas is weliswaar voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde, maar de rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen, omdat de schade niet is onderbouwd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van deze schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit gedeelte van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van het contante geld is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank sluit daarbij aan bij het laagst vermelde bedrag in de aangifte. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2023. Het overige gedeelte van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de aard van het bewezen verklaarde, de verklaring van de benadeelde partij en zijn toelichting ter zitting voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 2.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maandenniet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.500,- bestaande uit materiële schade (zegge: duizend vijfhonderd euro), en bepaaltdat deze betalingsverplichting hoofdelijk wordt opgelegd, met dien verstande dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
  • het bedrag van 2.000,- aan immateriële schade (zegge: tweeduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] ten aanzien van de overige materiële schade niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering ten aanzien van de immateriële schade voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.500,- (zegge: drieduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.500,- aan materiële schade en
2.000 immateriële schade.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van de materiële schadevergoeding van 1.500,- hoofdelijk wordt opgelegd, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 45 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan (zijn deel van) de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. M. Lok, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2024.