ECLI:NL:RBNNE:2024:1329

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
18-256524-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenmisdrijven tegen minderjarigen door stiefvader met kinderpornografie

Op 29 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere zedenmisdrijven, waaronder seksueel binnendringen van zijn minderjarige stiefdochter en ontucht met andere minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. Dit gebeurde meermalen tussen 2013 en 2020. Daarnaast heeft de verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met zijn stiefzoon en een andere minderjarige, waarbij hij misbruik maakte van zijn feitelijke overwicht. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van kinderpornografisch materiaal, wat een ernstige schending van de rechten van de betrokken minderjarigen inhoudt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van zes jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op contact met minderjarigen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de psychische schade voor de slachtoffers en de noodzaak van bescherming van de maatschappij voorop stonden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18-256524-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 maart 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 maart 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Szirmai, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2013 tot en met 27 augustus 2020 te [plaats 1] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, en/of een meer ander(e) plaatsen in de provincie Friesland, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2008), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • een of meer van verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en zodoende die vagina van die [slachtoffer 1] (telkens) zogenoemd gevingerd en/of
  • de vagina van die [slachtoffer 1] met verdachtes tong gelikt en/of met de mond aangeraakt en/of
  • verdachtes penis (deels) in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd, althans met verdachtes penis tegen de anus van die [slachtoffer 1] geduwd en/of
  • verdachtes penis door die [slachtoffer 1] doen en/of laten likken en/of
  • de/een borst(en) en/of bil(len) en/of vagina van die [slachtoffer 1] met verdachtes vinger(s)/hand(en) betast/aangeraakt;
(gelet op artikel 248 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2013 tot en met 27 augustus 2020 te [plaats 1] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen en/of een of meer andere plaats(en) in de provincie Friesland, in elk geval in Nederland ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, in elk geval een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwede minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, en bestaande die ontucht hierin dat verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • de vagina van die [slachtoffer 1] met verdachtes tong heeft gelikt en/of met de mond heeft aangeraakt en/of
  • met verdachtes penis tegen de anus van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of
  • verdachtes penis door die [slachtoffer 1] heeft doen en/of laten likken en/of
  • de vagina en/of borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer 1] met verdachtes vinger(s)/hand(en) heeft betast/aangeraakt;
2
hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2023 te [plaats 1] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, en/of een of meer ander(e) plaats(en) in de provincie Friesland, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • een of meer van verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en zodoende die vagina van die [slachtoffer 1] (telkens) zogenoemd gevingerd en/of
  • de vagina van die [slachtoffer 1] met verdachtes tong gelikt en/of met de mond aangeraakt en/of
  • de/een borst(en) en/of bil(len) en/of vagina van die [slachtoffer 1] met verdachtes vinger(s)/hand(en) betast/aangeraakt;
(gelet op artikel 248 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2023 te [plaats 1] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, en/of een of meer andere plaats(en) in de provincie Friesland, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, in elk geval een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwede minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, en bestaande die ontucht hierin dat verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • de vagina en/of borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer 1] met verdachtes vinger(s)/hand(en) heeft betast/aangeraak en/of
  • de vagina van die [slachtoffer 1] met verdachtes tong heeft gelikt en/of met de mond heeft aangeraakt;
3
A.
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 28 februari 2019, te [plaats 1] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, in elk geval in Nederland, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde een persoon waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, (artikel 248a (oud) en/of
B.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 december 2021, althans tot en met 3 oktober 2023, te [plaats 1] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, in elk geval in Nederland, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden,
door die [slachtoffer 2] , terwijl verdachte zijn penis had ontbloot en/of via een telefonische (beeld)verbinding contact had met een meisje/persoon, die [slachtoffer 2] (al dan niet op dwingende toon) te vragen zijn penis te laten zien, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen zijn penis te laten zien, in elk geval zijn penis heeft laten zien, en/of verdachte (vervolgens) met zijn penis de penis van die [slachtoffer 2] heeft aangetikt/aangeraakt, althans een poging daartoe heeft gedaan, en bestaande dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die misleiding hierin dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een psychisch overwicht welke verdachte, (mede) gelet op
  • verdachtes leeftijd en/of
  • verdachtes geestelijke ontwikkeling (en/of overwicht) en/of
  • verdachtes positie als stiefvader van die [slachtoffer 2] en/of
  • de minderjarige leeftijd van die [slachtoffer 2] en/of
  • de ((mede) gelet op hierboven genoemde omstandigheden) voor die [slachtoffer 2] ontstane overwicht situatie,
(telkens) op die [slachtoffer 2] had;
4
hij in of omstreeks 1 januari 2020 tot en met 13 september 2022 te [plaats 1] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, en/of te [plaats 1] , in elk geval in de gemeente [plaats 1] , en/of een of meer andere plaats(en) in de provincie Friesland, in elk geval in Nederland,
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2006, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, door via een telefonische (beeld)verbinding (online videochat-app en/of WhatsApp, Snapchat en/of Instagram) contact met die [slachtoffer 3] op te nemen en/of aan te gaan en/of te onderhouden, waarbij die [slachtoffer 3] van Ninstelrooij seksuele handelingen bij zichzelf heeft verricht (waaronder naakt in een doucheruimte, met een douchekop spuiten van water tegen haar vagina) en/of waarbij verdachte al dan niet zijn naakte penis
heeft getoond en/of zich zogenoemd heeft aftrokken en/of zogenoemde sekschats heeft gehad met die [slachtoffer 3] van Ninstelrooij en bestaande dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die misleiding hierin dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een psychisch overwicht welke verdachte, (mede) gelet op
  • verdachtes leeftijd en/of
  • verdachtes geestelijke ontwikkeling (en/of overwicht) en/of
  • de minderjarige leeftijd van die [slachtoffer 3] en/of
  • de ((mede) gelet op hierboven genoemde omstandigheden) voor die [slachtoffer 3] ontstane overwicht situatie,
(telkens) op die [slachtoffer 3] had;
5
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 augustus 2013 tot en met 3 oktober 2023 te [plaats 1] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, en/of een of meer andere plaatsen in de provincie Friesland, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
telkens een of meer (digitale) afbeelding(en) en/of een of meer gegevensdrager(s), bevattende afbeeldingen, te weten (digitale) foto- en/of videobestanden op een of meer gegevensdrager(s) (te weten onder meer een of meer mobiele telefoontoestel(len) (met camera) (Samsung
S21 en/of Samsung S7 en/of Samsung S8) en/of een of meer andere gegevensdrager(s) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft vervaardigd (
onder meer van zijn minderjarige stiefdochter [slachtoffer 1] en/of de minderjarige [slachtoffer 3]) en/of verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis en/of mond/tong oraal en/of
het met de penis en/of vinger/hand en/of een voorwerp en/of de mond/tong vaginaal en/of
het met de penis en/of vinger/hand anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de penis en/of vinger/hand en/of de mond/tong oraal en/of het met de penis en/of vinger/hand en/of de mond/tong vaginaal en/of
het met de penis en/of vinger/hand anaal penetreren van het lichaam van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
Afbeeldingsnummers in Overzicht Geselecteerde Afbeeldingen en Toonmap: 1 t/m 5 (bestandsnamen zie bladzijde 256 van het p.v.)
en/of
het betasten en/of aanraken met de penis en/of vinger/hand en/of een voorwerp en/of de mond/tong van de geslachtsdelen en/of
het betasten en/of aanraken met de penis van de billen en/of
het betasten en/of aanraken met de vinger/hand en/of de mond/tong
van de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken me de vinger/hand en/of een voorwerp en/of de mond/tong van de geslachtsdelen en/of
het betasten en/of aanraken met de vinger/hand van de billen en/of
het betasten en/of aanraken met de vinger/hand en/of de mond/tong van de borsten van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken me de vinger/hand en/of een voorwerp van de geslachtsdelen en/of het betasten en/of aanraken met de vinger/hand van de billen en/of
het betasten en/of aanraken met de vinger/hand van de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt bij zichzelf
Afbeeldingsnummers in Overzicht Geselecteerde Afbeeldingen en Toonmap; 6 t/m 12 (bestandsnamen zie bladzijde 256 en 257 van het p.v.)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed en/of opgemaakt was en/of poseerde in een omgeving en/of met een of meer voorwerpen en/of in een (erotisch getinte)
houding (op een wijze) die niet bij haar/zijn leeftijd paste en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/zijn kleding ontdeed en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht werden (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
Afbeeldmgsnummers in Overzicht Geselecteerde Afbeeldingen en Toonmap: 13 t/m 17 (bestandsnamen zie bladzijde 257 en 258 van het p.v.)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
Afbeeldingsnummers in Overzicht Geselecteerde Afbeeldingen en Toonmap: 18 t/m 22 (bestandsnamen zie bladzijde 258 van het p.v.)
van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte een gewoonte heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en 2
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2 primair. De verklaringen van [slachtoffer 1] vinden ondersteuning in de deels bekennende verklaring van verdachte en het aangetroffen beeldmateriaal. De verklaring van [slachtoffer 1] is consistent en gedetailleerd en niet blijkt dat zij haar verklaring (op punten) heeft aangedikt. Het aanraken van de clitoris kan volgens vaste jurisprudentie worden aangemerkt als seksueel binnendringen van het lichaam.
Feit 3
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 3, gelet op de verklaring van [slachtoffer 2] en de deels bekennende verklaring van verdachte.
Feit 4
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 4, gelet op de verklaring van [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte.
Feit 5
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 5, gelet op het aantreffen van kinderpornografisch materiaal op drie telefoons van verdachte en zijn bekennende verklaring.
Standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsvrouw heeft bepleit de ten laste gelegde periode telkens te beperken tot 28 augustus 2018 tot en met 27 augustus 2020, gelet op de verklaring van verdachte hetgeen overeenkomt met het aangetroffen beeldmateriaal op de telefoons (vanaf 2018).
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, omdat verdachte het seksueel binnendringen heeft ontkend en steunbewijs ontbreekt.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van gedachtestreepjes 1, 3 en 4. Ten aanzien van gedachtestreepje 2 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, omdat verdachte dit heeft ontkend en steunbewijs ontbreekt.
Feit 2
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het primair ten last gelegde bepleit, omdat verdachte het seksueel binnendringen heeft ontkend en steunbewijs ontbreekt.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van gedachtestreepje 1. Ten aanzien van gedachtestreepje 2 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, omdat deze handeling heeft plaatsgevonden voor de twaalfde verjaardag van [slachtoffer 1] .
Feit 3
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 3 bepleit, wegens het ontbreken van steunbewijs. Niet blijkt dat [slachtoffer 2] door verdachte is bewogen.
Feit 4
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 4 kan worden bewezen. De raadsvrouw heeft bepleit de periode te beperken tot enkele maanden in 2020.
Feit 5
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 5 kan worden bewezen ten aanzien van het vervaardigen, verspreiden, verwerven, in bezit hebben en zich de toegang verschaffen. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent de gewoonte.
Oordeel van de rechtbank1
De tenlastelegging
Met betrekking tot het feitencomplex zoals dat onder 1 en 2 is ten laste gelegd vat de rechtbank het primair en subsidiair ten laste gelegde telkens op als (mede) impliciet cumulatief te zijn omschreven. In de tenlastelegging zijn immers gedragingen opgenomen die hebben plaatsgevonden op verschillende tijdstippen en die bij een bewezenverklaring zouden leiden tot een meervoudige kwalificatie. Dit betekent dat per ten laste gelegde handeling beoordeeld moet worden of bewezen kan worden dat verdachte die handeling heeft verricht en of die handeling als seksueel binnendringen (primair) dan wel als ontuchtige handeling (subsidiair) kan worden gekwalificeerd. Dit betekent ook dat voor elk impliciet ten laste gelegde feit voldaan dient te zijn aan het zogenaamde bewijsminimum.
Vooraf
De rechtbank overweegt dat zedenstrafzaken zich kenmerken door het feit dat er doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (veronderstelde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Bewijs van schuld aan het verwijt of de verwijten is daarom vaak moeilijk vast te stellen.
Bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (verder Sv.) kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, oftewel in casu alleen op grond van hetgeen het veronderstelde slachtoffer heeft verklaard. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Feit 1 primair
[slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ), geboren op [geboortedatum] 20082, heeft verklaard dat verdachte éénmaal zijn penis (deels) in haar anus heeft geduwd. Verdachte bood [slachtoffer 1] daar honderd euro voor. [slachtoffer 1] zat op de bank en verdachte trok haar onderbroek naar beneden. Verdachte probeerde zijn penis in de anus van [slachtoffer 1] te drukken. Dit deed pijn. Het puntje van de penis ging in haar anus, want het voelde als een drol die naar binnen ging. Haar anus werd daardoor groter. [slachtoffer 1] was toen zeven jaar oud.3
[slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat verdachte, toen zij op verdachtes bed lagen, één keer met zijn vinger in haar vagina ging. Dat deed veel pijn. Daarna beet zij verdachte met haar melktanden, want zij wilde dit niet.4
Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf zijn tweeëntwintigste in [plaats 1] woonde.
In de ten laste gelegde periode begon het misbruik van [slachtoffer 1] en dit duurde tot kort voor zijn aanhouding in 2023. Hij heeft erkend onder andere de vagina van [slachtoffer 1] meermalen aangeraakt te hebben op de clitoris.5
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. Ook in haar verklaringen zijn geen onverklaarbare tegenstrijdigheden te vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaring niet op waarheid berust. [slachtoffer 1] maakt het misbruik niet groter dan het is, omdat zij over het ten laste gelegde seksuele binnendringen heeft verklaard dat dit enkel op twee momenten is gebeurd en zij tegen verdachte duidelijk aangaf dat zij dit niet wilde. Daarna is het nooit meer gebeurd. Dit komt overeen met de verklaring van verdachte dat hij de dingen die [slachtoffer 1] niet wilde niet meer deed. De rechtbank neemt dan ook de verklaring van [slachtoffer 1] als uitgangspunt en acht deze bruikbaar als bewijs.
De rechtbank komt, ondanks de stellige ontkenning van verdachte, tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde ten aanzien van de gedachtestreepjes 1 en 3. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 1] , temeer nu verdachte heeft erkend dat hij in dezelfde periode (andere) verregaande seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer 1] die eveneens gekwalificeerd zouden kunnen worden als seksueel binnendringen. Hieruit blijkt dat verdachte de wil had en in staat was ernstig strafbaar gedrag van seksuele aard te plegen ten opzichte van een minderjarige. In
de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode meermalen ontuchtig heeft betast en de verklaring van verdachte dat hij haar clitoris heeft aangeraakt ziet de rechtbank voldoende steun voor de bewezen verklaring van het binnendringen in de anus en de vagina.
Onder gedachtestreepjes 2, 4 en 5 van het onder 1 primair ten laste gelegde worden verdachte handelingen verweten die ontuchtig zijn, maar die op zichzelf niet bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] . Ontuchtige handelingen die niet bestaan uit het seksueel binnendringen kunnen onder omstandigheden wel onder de strafbaarstelling van artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht vallen. In dat artikel is namelijk bepaald dat ontuchtige handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam strafbaar zijn. Hiervoor is wel vereist dat de ontuchtige handelingen die niet bestaan uit het seksueel binnendringen, voor, tijdens en/of na het seksueel binnendringen hebben plaatsgevonden6. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte de handelingen die hem onder gedachtestreepjes 2, 4 en 5 worden verweten voor of na, dan wel tijdens het seksueel binnendringen heeft verricht. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het aan hem primair ten laste gelegde onder de gedachtestreepjes 2, 4 en 5.
De rechtbank stelt vast dat de tenlastelegging een verwijzing behelst naar artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr.), maar geen verwijzing in de feitelijke tekst naar een van de in dat artikel bedoelde situaties. De rechtbank komt daarom niet toe tot een oordeel daarover.
Feit 1 subsidiair
De verdachte heeft bekend dat hij het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. Door hem is niet om vrijspraak van het feit gevraagd. De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, Sv., met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
  • de verklaring van [slachtoffer 1]7;
  • de bekennende verklaring van verdachte8.
De rechtbank zal verdachte gedeeltelijk vrijspreken van gedachtestreepje 2, omdat dit ziet op dezelfde situatie als hiervoor onder feit 1 primair (gedachtestreepje 3) is bewezenverklaard en deze handeling volgens [slachtoffer 1] maar éénmaal heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de consistente en betrouwbare verklaring van [slachtoffer 1] omtrent het moment waarop de ontuchtige handelingen zijn begonnen, zodat er geen aanleiding is de bewezenverklaarde periode te verkorten.
Feit 2 primair
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , zoals hiervoor onder feit 1 primair besproken, blijkt dat het seksueel binnendringen enkel heeft plaatsgevonden voor haar twaalfde levensjaar.
Ontuchtige handelingen die niet bestaan uit het seksueel binnendringen kunnen onder omstandigheden onder de strafbaarstelling van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr.) vallen. In artikel 245 Sr. is namelijk bepaald dat ontuchtige handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam strafbaar zijn. Hiervoor is wel vereist dat de ontuchtige handelingen die niet bestaan uit het seksueel binnendringen, voor, tijdens en/of na het seksueel binnendringen hebben plaatsgevonden9.
Nu het seksueel binnendringen niet heeft plaatsgevonden in de ten laste gelegde periode zal de rechtbank verdachte vrijspreken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Feit 2 subsidiair
De verdachte heeft bekend dat hij het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. Door hem is niet om vrijspraak van het feit gevraagd. De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, Sv., met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
  • de verklaring van [slachtoffer 1]10;
  • de bekennende verklaring van verdachte11.
Ten aanzien van gedachtestreepje 2 overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft, zoals hiervoor onder feit 1 primair overwogen, geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte tussen haar zevende en veertiende vier keer haar vagina met zijn tong heeft gelikt. Verdachte heeft bevestigd dat hij deze handeling heeft verricht, maar stelt dat dit één keer is gebeurd op een voor hem onbekend tijdstip. De rechtbank acht, ondanks de door de raadsvrouw bepleite vrijspraak, het gedachtestreepje 2 ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Uit de verklaring van [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ), geboren op [geboortedatum] 2006,12 blijkt dat hij in de coronaperiode bij verdachte woonde. Verdachte zat een keer onder het afdak. [slachtoffer 2] ging naar buiten toe en zag verdachte via zijn mobiele telefoon met een minderjarig meisje praten.
Verdachte had zijn penis uit zijn broek. Verdachte liet voor de grap zijn telefoon bij zijn piemel zien. Daarna zei hij dat zij dat wel allebei konden doen, waarop [slachtoffer 2] zei dat hij dat niet wilde. Verdachte zei toen dat het leuk zou zijn. Verdachte vroeg meerdere keren aan [slachtoffer 2] om zijn penis te laten zien. [slachtoffer 2] voelde zich gedwongen door verdachte en was bang dat bij een weigering verdachte hem niet meer zou mogen of dat verdachte hem een watje zou vinden. Daarom deed [slachtoffer 2] zijn broek naar beneden en liet zijn penis zien voor het beeld. Verdachte probeerde daarop zijn penis tegen de penis van [slachtoffer 2] aan te tikken. Dat kon [slachtoffer 2] voorkomen door gelijk zijn broek aan te trekken.13
Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf zijn tweeëntwintigste in [plaats 1] woonde. Verdachte bevestigt dat hij een keer onder het afdak zat en aan het beeldbellen was met vermoedelijk [slachtoffer 3] . Verdachte had zijn penis uit zijn broek. Verdachte vroeg [slachtoffer 2] niet vaker dan één keer om ook zijn penis te tonen. Verdachte heeft verklaard dat het zou kunnen dat [slachtoffer 2] zijn penis heeft getoond maar dat eigenlijk niet wilde. [slachtoffer 2] was 13 of 14 jaar tijdens het ten laste gelegde, het was de zomer van de lockdown, vermoedelijk in 2020.14
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring kunnen vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat zijn verklaringen niet op waarheid berusten. Daarbij komt dat zijn verklaring ondersteuning vindt in de verklaring van verdachte.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende bewijs voorhanden is voor de ten laste gelegde feitelijke handelingen zoals verklaard door [slachtoffer 2] .
De rechtbank stelt voorop dat van het in het bestanddeel beweegt tot uitdrukking gebrachte causale verband sprake is als voldoende aannemelijk is dat een persoon mede onder invloed van (voor zover hier van belang) misbruik uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht is overgegaan tot het plegen van ontuchtige handelingen of het dulden van zodanige handelingen van de verdachte. Voor de strafbaarheid is vereist dat het opzet van de verdachte is gericht op het bewegen tot ontuchtige handelingen te plegen of dulden.
Uit het dossier volgt dat er een groot leeftijdsverschil bestaat tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Ook blijkt dat verdachte voor het ten laste gelegde langere tijd de stiefvader van [slachtoffer 2] was. De verbondenheid was kennelijk dermate groot dat zelfs toen verdachte niet meer de stiefvader van [slachtoffer 2] was hij de zorg kreeg over de minderjarige [slachtoffer 2] en zijn eveneens minderjarige zus [slachtoffer 1] toen zij niet bij hun moeder konden wonen. [slachtoffer 2] zag verdachte als zijn vader.
Vanuit die situatie is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van het overwicht dat hij op [slachtoffer 2] had en dat dit mede van invloed is geweest op het plegen en dulden van de ontuchtige handelingen. Ondanks dat [slachtoffer 2] zijn penis niet wilde tonen kreeg verdachte [slachtoffer 2] toch zover dat hij dat wel deed.
De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Artikel 248a Sr. luidt voor zover van belang:
Hij die door giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt () opzettelijk beweegt ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden ().
Van het in deze bepaling door het bestanddeel beweegt tot uitdrukking gebrachte causale verband is sprake, als voldoende aannemelijk is dat een persoon mede onder invloed van giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding, is overgegaan tot het plegen van ontuchtige handelingen of het dulden van zodanige handelingen van de verdachte.
Uit het dossier blijkt echter in het geheel niet van enig bewijs van het bestanddeel bewegen tot door een van de in artikel 248a Sr. genoemde middelen. Immers, niets blijkt van giften, beloften van geld of goederen of misleiding. Ook het enkele leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer 3] is onvoldoende voor het aannemen van misbruik uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 4.
Feit 5
De verdachte heeft bekend dat hij het onder 5 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. Door hem is niet om vrijspraak van het feit gevraagd. De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, Sv., met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
  • kennisgeving van inbeslagneming15;
  • kennisgeving van inbeslagneming16;
  • het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal17;
  • de bekennende verklaring van verdachte18.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer omtrent de periode als volgt. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat hij na zijn scheiding in 2017 zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. Uit het dossier volgt niet dat er fotos en/of films zijn aangetroffen van een periode daarvoor. De rechtbank zal de bewezenverklaarde periode dan ook beperken tot in het jaar 2017 tot en met 3 oktober 2023.
Ten aanzien van het ten laste gelegde vervaardigen van kinderpornografisch materiaal van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel uit het dossier blijkt dat verdachte kinderpornografisch materiaal van beide minderjarige meisjes heeft vervaardigd, blijkt dit op geen enkele wijze uit de feitelijke beschrijvingen in de tenlastelegging. De uitgeschreven feitelijkheden zien namelijk enkel op de 22 geselecteerde fotos en videos waarnaar wordt verwezen in de tenlastelegging en de collectiescan, maar niet blijkt dat een van die beschreven fotos en/of videos ziet op [slachtoffer 1] dan wel [slachtoffer 3] . Daarom zal de rechtbank de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair)
hij in de periode van 28 augustus 2015 tot en met 27 augustus 2020 te [plaats 1] , met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2008), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte in voornoemde periode
  • een van verdachtes vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en
  • verdachtes penis deels in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd.
1. subsidiair)
hij in de periode van 28 augustus 2013 tot en met 27 augustus 2020 te [plaats 1] , ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, in elk geval een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, en bestaande die ontucht hierin dat verdachte in voornoemde periode meermalen,
  • de vagina van die [slachtoffer 1] met verdachtes tong heeft gelikt en
  • verdachtes penis door die [slachtoffer 1] heeft doen en/of laten likken en
  • de vagina en billen van die [slachtoffer 1] met verdachtes vingers/handen heeft betast/aangeraakt.
2 ( subsidiair)
hij in de periode van 28 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2023 te [plaats 1] , ontucht heeft gepleegd met een aan zijn waakzaamheid toevertrouwede minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, en bestaande die ontucht hierin dat verdachte in voornoemde periode meermalen,
  • de vagina en borsten en billen van die [slachtoffer 1] met verdachtes vingers/handen heeft betast/aangeraak en
  • de vagina van die [slachtoffer 1] met verdachtes tong heeft gelikt.
3
B.
hij in het jaar 2020 te [plaats 1] , door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2006, zijnde een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem,
verdachte, te dulden,
door die [slachtoffer 2] , terwijl verdachte zijn penis had ontbloot en via een telefonische beeldverbinding contact had met een meisje, die [slachtoffer 2] te vragen zijn penis te laten zien, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen zijn penis te laten zien, en verdachte vervolgens een poging heeft gedaan met zijn penis de penis van die [slachtoffer 2] aan te tikken, en bestaande dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht hierin dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een psychisch overwicht welke verdachte, mede gelet op
  • verdachtes leeftijd en
  • verdachtes geestelijke ontwikkeling en
  • de minderjarige leeftijd van die [slachtoffer 2] , op die [slachtoffer 2] had.
5
hij in de periode in het jaar 2017 tot en met 18 september 2023 te [plaats 1] , meermalen, gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten foto- en/of videobestanden op gegevensdragers (te weten mobiele telefoontoestellen) (Samsung S21 en Samsung S7 en Samsung S8), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verspreid en verworven en in bezit gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis en/of mond/tong oraal en
het met de penis en/of vinger/hand en/of een voorwerp en/of de mond/tong vaginaal en het met de penis en/of vinger/hand anaal
penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het met de penis en/of vinger/hand en/of de mond/tong oraal en het met de penis en/of vinger/hand en/of de mond/tong vaginaal en het met de penis en/of vinger/hand anaal
penetreren van het lichaam van een andere persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
Afbeeldingsnummers in Overzicht Geselecteerde Afbeeldingen en Toonmap: 1 t/m 5 (bestandsnamen zie bladzijde 256 van het p.v.)
en
het betasten en/of aanraken met de penis en/of vinger/hand en/of een voorwerp en/of de mond/tong van de geslachtsdelen en
het betasten en/of aanraken met de penis van de billen en
het betasten en/of aanraken met de vinger/hand en/of de mond/tong van de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
en
het betasten en/of aanraken met de vinger/hand en/of een voorwerp en/of de mond/tong van de geslachtsdelen en
het betasten en/of aanraken met de vinger/hand van de billen en
het betasten en/of aanraken met de vinger/hand en/of de mond/tong van de borsten
van een andere persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
en
het betasten en/of aanraken met de vinger/hand en/of een voorwerp van de geslachtsdelen en het betasten en/of aanraken met de vinger/hand van de billen en
het betasten en/of aanraken met de vinger/hand van de borsten
van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt bij zichzelf
Afbeeldingsnummers in Overzicht Geselecteerde Afbeeldingen en Toonmap; 6 t/m 12 (bestandsnamen zie bladzijde 256 en 257 van het p.v.)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed en/of poseerde in een omgeving en/of met een of meer voorwerpen en/of in een houding op een wijze die niet bij haar/zijn leeftijd paste en/of waarbij deze persoon zich in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/zijn kleding ontdeed en/of (waarna) door het camerastandpunt, de onnatuurlijke pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten in beeld gebracht werden (waarbij) de afbeeldingen aldus een onmiskenbaar seksuele strekking hadden en/of strekten tot seksuele prikkeling
Afbeeldingsnummers in Overzicht Geselecteerde Afbeeldingen en Toonmap: 13 t/m 17 (bestandsnamen zie bladzijde 257 en 258 van het p.v.)
en
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
waarbij de afbeeldingen aldus een onmiskenbaar seksuele strekking hadden en/of strekten tot seksuele prikkeling
Afbeeldingsnummers in Overzicht Geselecteerde Afbeeldingen en Toonmap: 18 t/m 22 (bestandsnamen zie bladzijde 258 van het p.v.)
van welke misdrijven verdachte een gewoonte heeft gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
1. subsidiair ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd
en
ontucht plegen met een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
2 subsidiair ontucht plegen met een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
3 door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en zodanige handelingen van hem te dulden
5 een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, verwerven en in bezit hebben, terwijl van het plegen van deze misdrijven een gewoonte wordt gemaakt.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 6 jaren met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft tevens gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan een deel voorwaardelijk met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel. Verdachte is gemotiveerd voor hulp en begeleiding.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering en de psycholoog, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen en het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige (voormalig) stiefdochter, in ieder geval de aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] . Het seksueel binnendringen van het lichaam heeft tweemaal plaatsgevonden toen [slachtoffer 1] nog geen twaalf jaren oud was. De ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden gedurende bijna tien jaren met een regelmatige frequentie. Hoewel een juridisch technische vrijspraak is gevolgd (t.a.v. feit 5) blijkt uit het dossier dat verdachte ook kinderpornografische afbeeldingen van [slachtoffer 1] heeft gemaakt.
Het is de verantwoordelijkheid van een volwassene om aan een kind een veilige en geborgen omgeving te bieden waarin zij kan opgroeien tot een volwassene. Verdachte heeft hierin ernstig gefaald. In plaats van geborgenheid en bescherming te bieden, heeft hij zich overgegeven aan zijn seksuele behoeftes. Hij heeft met zijn handelen een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van het slachtoffer doorkruist. Verdachte heeft het vertrouwen dat het slachtoffer in hem mocht stellen en de veiligheid die zij van hem mocht verwachten, op ernstige wijze beschaamd en veronachtzaamd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk handelen langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers daarvan. Ook in deze zaak is dat het geval, zoals blijkt uit de voorgedragen slachtofferverklaring. Ook blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 1] behandeling en hulp nodig heeft naar aanleiding van de strafbare gedragingen die verdachte heeft verricht.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan verleiding door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van zijn minderjarige voormalig stiefzoon [slachtoffer 2] en heeft hem hierdoor bewogen ontuchtige handelingen te plegen en zulke handelingen van hem te dulden. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de seksuele en lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het (gewoonte maken van) bezit van gegevensdragers (drie telefoons) met kinderpornografische afbeeldingen (2.230) en films (1.256) en het verwerven en verspreiden daarvan. Het ging om fotos en filmpjes waarop vergaande seksuele handelingen door en met kinderen zichtbaar waren.
Bij het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal worden kinderen seksueel misbruikt. Het kan als algemeen bekend worden beschouwd dat kinderen daarvan grote psychische (en lichamelijke) schade kunnen ondervinden en dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder deze gevolgen van wat hen is aangedaan. Door het in bezit hebben, het verwerven en verspreiden van dergelijk materiaal heeft de verdachte de industrie die deze kinderen misbruikt in stand gehouden.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 7 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens soortgelijke feiten is veroordeeld.
Persoon van verdachte
Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 17 januari 2024, opgesteld door D.R. van der Velden, GZ- psycholoog blijkt het volgende.
Geconcludeerd is dat verdachte een adaptief licht verstandelijk beperkte man is met een pedofiele stoornis. Sinds 2018 is sprake van een neerwaartse spiraal in functioneren na een scheiding en stoppen met werken. Verdachte noemt dit zelf een burn-out, maar in huidig psychologisch onderzoek wordt gedacht aan een (geagiteerde) stemmingsstoornis.
Verdachte heeft weliswaar enig cognitief besef van het strafbare karakter van zijn gedrag, maar mist volstrekt de voeling met de ernst en het ongewenste en schadelijke karakter van zijn gedrag. Hij heeft werkelijk geen idee van sociale normen en waarden (inschattingsvermogen). Daarnaast bestaan er duidelijke tekorten in interne grenzen, remming en zelfcontrole (sturingsvermogen). Geadviseerd is om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank acht verdachte op basis van voornoemd deskundigenadvies ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar.
Voornoemde deskundige heeft het recidiverisico op contact seksueel delictgedrag ingeschat als matig tot hoog. De verwachting bestaat dat het recidiverisico direct kan oplopen als verdachte opnieuw in een context komt waar de gelegenheid voor delictgedrag bestaat. Ook moet qua recidiverisico rekening gehouden worden met het feit dat sprake is van gewoontevorming: kinderpornografisch materiaal en ontucht met zijn stiefdochter hebben voor verdachte een verslavende werking. Het is niet gemakkelijk om te stoppen.
Om het recidiverisico te verminderen wordt geadviseerd een ambulante intensieve forensische zedenbehandeling te starten. Deze behandeling kan als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte is gemotiveerd en er is geen twijfel dat ambulante behandeling kan slagen. Tevens is geadviseerd tot oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Uit het reclasseringsadvies van 23 februari 2024, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker van de reclassering Nederland, blijkt dat verdachte geneigd is tot bagatelliseren en vergoelijken van zijn handelen onder meer door de relatie met zijn stiefdochter als seksueel gelijkwaardig en liefdevol te zien zonder oog te hebben voor het beschadigende effect van zijn daden. Ook legt hij de oorzaak van het plegen van ontucht buiten zichzelf en minimaliseert hij dit. Verdachte wist dat zijn daden onacceptabel waren, maar hij heeft onvoldoende gepoogd om dit te stoppen. Er is zelfs sprake van een opbouw van de feiten. De maatschappij dient beschermd te worden tegen verdachte, omdat hij onvoldoende controle heeft over zijn seksuele impulsen.
De reclassering schat het risico op recidive in als matig tot hoog. Als er niet wordt ingezet op langdurige en intensieve behandeling met daarnaast aanvullende interventies zal het risico op recidive direct verhogen bij contactmogelijkheden met minderjarige kinderen of online mogelijkheden tot kinderpornografisch materiaal. Dit mede omdat verdachte zijn handelingen heeft genormaliseerd en het een verslavend karakter heeft gekregen.
In het algemeen heeft verdachte een leven geleid waarbij er vrijwel geen begrenzende invloed van andere volwassenen is geweest. Verdachte staat open voor behandeling en begeleiding. Om het recidiverisico te verlagen is een intensieve behandeling met aansluitend een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel geboden.
De reclassering vindt primair onderzoek naar de wenselijkheid van een tbs-maatregel passend, hetgeen nogmaals werd bevestigd door de reclasseringswerker ter terechtzitting van 18 maart 2024,.
Subsidiair heeft de reclassering geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod met de slachtoffers, locatieverbod- en gebod (met EM), dagbesteding, geen andere huisvesting zonder toestemming, vermijden contact met minderjarigen, vermijden van kinderporno en het meewerken aan begeleide omgang met de (biologische) dochter van verdachte.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf de enige passende straf is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig. Naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient tevens sprake te zijn van een intensieve behandeling van verdachte in een voldoende dwingend kader om herhaling te voorkomen.
Alles afwegend ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf ondanks dat de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring. De rechtbank zal wel een groter deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte extra te motiveren om zijn medewerking te verlenen aan de bijzondere voorwaarden. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf van 4 jaren op, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 6 jaren om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen en de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. Verdachte heeft aangegeven open te staan voor behandeling. De rechtbank acht het ook in het belang van de maatschappij dat verdachte zich laat behandelen, dit om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw in de fout zal gaan. De proeftijd van 6 jaren wordt opgelegd omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden acht de rechtbank het vermijden van contact met minderjarigen te onbepaald, zodat deze niet zal worden opgelegd. Gelet op de lange duur van de
onvoorwaardelijke gevangenisstraf is de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden niet aan de orde.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet in de beschikbare rapportages voldoende aanknopingspunten voor oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr.). Zowel de reclassering als de psycholoog adviseren oplegging van deze maatregel. Naar het oordeel van de rechtbank dient de oplegging van voornoemde maatregel het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Mede gelet op de inschatting van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er een noodzaak bestaat verdachte langdurig onder toezicht te (kunnen) stellen om het recidiverisico in de toekomst te kunnen terugdringen.
Met deze strafoplegging bestaan naar het oordeel van de rechtbank voldoende (dwingende) mogelijkheden om het recidiverisico in te perken en om die reden heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om alsnog onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van oplegging van de maatregel van tbs met voorwaarden.

Inbeslaggenomen goederen

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat uit het dossier blijkt dat onder verdachte meerdere voorwerpen in beslag zijn genomen (artikel 94 Sr.) en waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven (artikel 353 Sv.).
De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende telefoons, te weten een Samsung S8 (goednummer 1643693), een Samsung S7 (goednummer 1643695), een Samsung J5 (goednummer 1647797) en een Samsung S8 (goednummer 1652066), vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet. Op voornoemde telefoons zijn immers fotos en films aangetroffen met daarop kinder- en dierenpornografisch materiaal.
De rechtbank is van oordeel dat de overige in beslag genomen voorwerpen moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1](feit 1, 2, en 5), tot een bedrag van 30.000,00 ter vergoeding van immateriële schade,
[slachtoffer 2](feit 3), tot een bedrag van 3.700,00 ter vergoeding van immateriële schade, telkens vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen telkens volledig kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft bepleit de hoogte van de immateriële schade te matigen, gelet op de bepleite vrijspraak van het seksueel binnendringen en enkele ontuchtige handelingen.
[slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft bepleit de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege de bepleite vrijspraak van het feit.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde.
De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31-8-2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 185 dagen.
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 onder B bewezen verklaarde.
De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31-12-2020 .
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 47 dagen.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 38z, 57, 63, 240b, 244, 248a en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 1 jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de
proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
6 jaren, de hierna te noemen voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
dat de veroordeelde zich laat behandelen door De Tender of een soortgelijke hulpverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nog nader vast te stellen startmoment. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Bij verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
3. dat veroordeelde verblijft in een nog nader vast te stellen voor beschermd-/ begeleid wonen of maatschappelijke opvang waar geen minderjarige kinderen verblijven, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op een nog nader te bepalen startmoment, echter aansluitend aan de detentieperiode. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, dan wel korter indien hiertoe aanleiding is, op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres, zolang het openbaar ministerie dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding.
Bij de start van het locatiegebod hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aangesloten blok van 12/14/17 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 4/8/12 uur per dag vrij te besteden. Het openbaar ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatiegebod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft.
Nu er geen verblijfadres bekend is, zal op een nader te bepalen moment een adres gekoppeld worden, aansluiting zal plaatsvinden in de P.I. waar veroordeelde verblijft. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
5. dat de veroordeelde zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van het openbaar ministerie, waarbij rekening gehouden wordt met de ligging van de huisvesting ten aanzien van een kinderrijke woon- of speelomgeving.
6. dat de veroordeelde op geen enkele wijze direct of indirect contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2008), [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2006), [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 2006), zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
7. dat de veroordeelde zich gedurende de gehele proeftijd niet bevindt in de woon- en leefomgeving (schoolgebied, werkgebied, sportgebied) van de hiervoor genoemde slachtoffers, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft.
8. dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
9. dat de veroordeelde vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
10. het seksueel getint communiceren met minderjarigen
11. het bezoek van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen
12. het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen.
Veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Veroordeelde verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd.
Veroordeelde verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle.
De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of veroordeelde kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen op het persoonlijke leven van veroordeelde. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
10. dat veroordeelde gedurende de detentie- en/of behandelingsperiode en de proeftijd alleen begeleid contact en omgang heeft met zijn dochter [naam] (geboren op [geboortedatum] 2014). Deze begeleiding bestaat eruit dat er steeds een door de reclassering akkoord bevonden volwassene aanwezig is tijdens het contact en bij deze omgang.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Legt op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde volgende in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • een Samsung S8 (goednummer 1643693)
  • een Samsung S7 (goednummer 1643695)
  • een Samsung J5 (goednummer 1647797)
  • een Samsung S8 (goednummer 1652066).
Gelast de teruggaveaan verdachte van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een usb (goednummer 1643673)
  • een usb (goednummer 1643676)
  • een usb (goednummer 1643677)
  • een usb (goednummer 1643678)
  • een usb (goednummer 1643680)
  • een usb (goednummer 1643681)
  • een usb (goednummer 1643682)
  • een usb (goednummer 1643683)
  • een usb (goednummer 1643684)
  • een usb (goednummer 1643686)
  • een tablet (goednummer 1643688)
  • een tablet (goednummer 1643689)
  • een usb (goednummer 1643691)
  • een tablet (goednummer 1643692)
  • een fotocamera (goednummer 1643694)
  • een harddisk (goednummer 1643696)
  • een tablet (goednummer 1643697)
  • een Samsung (goednummer 1643698)
  • een Samsung (goednummer 1643700)
  • een Samsung (goednummer 1643701)
  • een Samsung (goednummer 1643702)
  • een notebook (HP) (goednummer 1643703)
  • een computer (LG) (goednummer 1643704)
  • een geheugenkaart (goednummer 1643742)
  • een papier (goednummer 1643690).
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1], feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 30.000,00 (zegge: dertigduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31-8-2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 30.000,00 (zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31-8-2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 185 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , feit 3:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 3.700,00 (zegge: zevenendertighonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31-12-2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 2]aan de Staat te betalen een bedrag van 3.700,00 (zegge: zevenendertighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31- 12-2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 47 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Ruijter, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2024.
Mr. R.B. Maring en mr. R.G. Bakker-Dees zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de politie
Eenheid Noord-Nederland, met proces-verbaalnummer 2022242072, doorgenummerd 1 tot en met 323. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Pagina 110.
3 Paginas 119, 120, 121 en 122.
4 Paginas 126, 127 en 128.
5 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2024.
6 Zie Hoge Raad 18 mei 1999,
NJ1999/541.
7 Paginas 110, 122, 123, 137, 138 en 139.
8 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2024.
9 Zie Hoge Raad 18 mei 1999,
NJ1999/541.
10 Paginas 110, 119, 122, 123, 124, 138, 139, 140
11 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2024.
12 Pagina 211.
13 Paginas 219, 225, 226, 229 en 230.
14 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2024.
15 Paginas 16 en 17.
16 Pagina 29.
17 Paginas 247, 248, 249, 252, 253, 254, 255, 256, 257 en 258.
18 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2024.