9.2.De rechtbank stelt vast dat uit tekening S-02 en tekening M-02 blijkt dat een aparte mestopslag bij de inrichting hoort. In de Aerius-berekening is deze opslag niet meegenomen als aparte bron van emissie. De stelling van verweerder dat deze opslag bij de inrichting hoort, kan door de rechtbank niet worden gevolgd. Immers, bij de beschrijving van het stalsysteem A1.13 en de daarbij behorende emissiefactor worden een mestkelder en mestafvoer genoemd. Een separate mestopslag hoort daar niet bij. De beroepsgrond van eiseres slaagt derhalve.
Ten aanzien van het gestelde handhavingstekort
10. Voor zover eiseressen stellen dat er in dit geval sprake is van een handhavingstekort aan de zijde van verweerder, is de rechtbank van oordeel dat deze grond de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet raakt. Reeds om die reden slaagt deze grond niet.
11. Bovenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat de beroepen gegrond zijn. Het bestreden besluit zal worden vernietigd omdat deze in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Gelet op de aard van het geconstateerde gebrek, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten.
Proceskosten en griffierecht
12. Aangezien de beroepen gegrond zijn dient verweerder het betaalde griffierecht aan eiseressen te vergoeden. Dit is twee maal een bedrag van € 365,-.
13. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseressen hebben moeten maken. Deze proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor eiseressen voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.625,- (2 punten voor het indienen van twee beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 875,-).