Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Vaststaande feiten
3.Het verzoek
4.Beoordeling
5.Beslissing
Arnhem-Leeuwarden.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een vrouw die verzocht om alleen (eenhoofdig) gezag over haar minderjarige kind. De vrouw, die de Braziliaanse nationaliteit heeft, en de man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over hun kind, geboren in 2009. De vrouw stelde dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, omdat de man zijn toestemming voor gezagsbeslissingen weigerde en zich niet als vader gedroeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak internationale privaatrechtelijke aspecten heeft en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 maart 2024 zijn beide partijen verschenen, evenals vertegenwoordigers van de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GI niet adequaat heeft kunnen optreden door wisselingen van jeugdbeschermers, wat niet in het belang van het kind is. De rechtbank heeft ook de mening van de minderjarige gehoord, die aangaf dat hij geen contact meer wil met zijn vader.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het gezamenlijk gezag van de ouders in stand moet blijven. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de slechte communicatie tussen de ouders niet voldoende grond is om het gezag te wijzigen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen en benadrukt dat er een nieuwe jeugdbeschermer moet worden aangesteld om de ontwikkelingsbedreigingen van het kind aan te pakken.