ECLI:NL:RBNNE:2024:1219

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
LEE 23/1908
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van de NCG inzake opname en versterking van een woning in Groningen

Op 4 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, eigenaren van een woning in Groningen, en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). De rechtbank beoordeelt het beroep van eisers tegen het besluit van de NCG dat hun woning in aanmerking komt voor beoordeling op noodzaak van versterking. De NCG had eerder op 14 februari 2022 besloten dat de woning van eisers in aanmerking kwam voor opname, maar het bezwaar van eisers tegen het besluit van 24 april 2023 werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers met hun beroep niet meer kunnen bereiken dan wat al is besloten, namelijk de beoordeling van de woning. De rechtbank heeft het verzoek tot voeging van andere zaken afgewezen, omdat dit de ordelijke behandeling zou schaden. De rechtbank concludeert dat eisers geen procesbelang meer hebben bij hun beroep, aangezien de NCG al heeft besloten dat een beoordeling van de woning zal plaatsvinden. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst de verzoeken van eisers af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1908

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 april 2024 in de zaak tussen

[namen] , uit Groningen, eisers

en

Nationaal Coördinator Groningen (NCG)

(gemachtigden: mr. R.M. Don en mr. T.C.A. Hofman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers over een besluit op een verzoek van eisers tot opname van hun woning.
1.1.
De NCG heeft dit verzoek met het besluit van 14 februari 2022 ingewilligd. Met het bestreden besluit van 24 april 2023 heeft de NCG het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
1.2.
Eisers hebben eveneens beroepen ingesteld tegen twee besluiten van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) en tegen een besluit van het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Groningen. Eisers hebben verzocht al deze zaken gevoegd op zitting te behandelen en om een geluidsopname van deze zitting te maken.
1.3.
De rechtbank heeft eisers medegedeeld dat zij verwacht dat voeging de ordelijke behandeling van elk van de zaken zal schaden en heeft daarom het verzoek tot voeging afgewezen. Ook het verzoek tot het maken van opnames is afgewezen.
1.4.
De NCG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser [naam] en de gemachtigden van de NCG.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eisers zijn eigenaren en bewoners van de woning (hierna: de woning) op het [adres] . De bouw van deze woning, in opdracht van eisers, is voltooid in 1992. Eiser [naam] verricht vanuit de woning ook beroepsmatige werkzaamheden.
2.2.
Na een melding door eisers van een acuut onveilige situatie (AOS-melding) heeft het bureau W2N Groningen B.V., in opdracht van het IMG, op 14 december 2019 een inspectie verricht. De deskundige heeft geconcludeerd dat er ondanks scheurvorming geen sprake was van een acuut onveilige situatie.
2.3.
Op 27 mei 2020 hebben eisers bij het Loket Opname op Verzoek (LOOV) een verzoek ingediend tot een opname door een deskundige van de woning. De uitkomst daarvan vormt voor de NCG de basis voor de beslissing of verder onderzoek nodig is.
2.4.
In opdracht van eisers heeft het adviesbureau Ab Nanninga op 17 juli 2020 een rapport opgesteld over de versterking van de woning. Als onderwerp wordt genoemd: berekening versterkingsmaatregelen in verband met aardbevingsbelasting.
2.5.
Op 24 maart 2021 heeft een deskundige van Zonneveld Ingenieurs B.V. (Zonneveld) in opdracht van de NCG een opname van de woning verricht. Op 22 april 2021 heeft Zonneveld een adviesrapport opgesteld.
2.6.
In het primaire besluit van 14 februari 2022 heeft de NCG besloten dat de woning in aanmerking komt voor een beoordeling. Over het vervolg vermeldt het besluit het volgende:
‘NCG geeft uw gegevens door aan uw gemeente. Uw gemeente neemt uw gebouw dan op in het programma van aanpak. In dit programma van aanpak staat welke gebouwen in dat jaar worden onderzocht. Uw gemeente maakt elk jaar een programma van aanpak.
Het lukt niet altijd om een gebouw meteen op te nemen in het programma van aanpak. Is uw gebouw aan de beurt voor een beoordeling? Dan ontvangt u hierover bericht van uw gemeente en NCG. Uw gemeente kan bij dringende gevallen gebouwen met voorrang laten beoordelen door NCG’.
2.7.
Tegen het primaire besluit hebben eisers bezwaar gemaakt. Hierover zijn zij gehoord op hoorzittingen van 25 januari 2023 en 23 februari 2023. In het bestreden besluit van 24 april 2023 heeft de NCG het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen hebben eisers het beroep ingesteld dat nu ter beoordeling bij de rechtbank voorligt.
2.8.
In een besluit van 14 juni 2023 heeft de NCG geconcludeerd dat de woning voldoet aan de veiligheidsnorm. Het bezwaar van eisers hiertegen heeft de NCG ongegrond verklaard. Het beroep tegen dit besluit op bezwaar is aanhangig bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit over de opname van de woning aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. Eisers hebben de volgende beroepsgronden aangevoerd.
Eisers stellen dat de woning (tevens bedrijfsgebouw) vanaf 2015 niet voldoet aan de veiligheidsnorm en volgens de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) 9998 gesloopt dan wel versterkt moet worden. Er is echter geen rekening gehouden met de veiligheidsnormen die golden in de tijdvakken waarin eisers herhaalde verzoeken hebben ingediend. Dit is in strijd met de in acht te nemen zorgvuldigheid. Ten onrechte heeft de NCG niet direct na het indienen van het verzoek tot schadevergoeding en versterking de NPR 9998-check uitgevoerd.
Ten onrechte hebben de verschillende betrokken instanties niet samengewerkt en de verzoeken niet over en weer doorgestuurd. De bestuursorganen handelen in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur.
De rechtbank wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren en te bepalen dat de NCG dient te beslissen op basis van de NPR 9998:2018.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1.
De rechtbank overweegt dat aan woningen die mogelijk effecten hebben ondervonden door aardbevingen vanuit het Groningerveld op basis van de Publieke Seismische Dreigings- en Risicoanalyse een risicoprofiel wordt toegekend. Als de woning voldoet aan de veiligheidsnorm (jaarlijks maximaal een kans van 1 op 100.000 om te overlijden bij aardbeving) wordt het normaal risicoprofiel toegekend en wordt de woning niet opgenomen in een versterkingsprogramma.
5.2.
Maakt de eigenaar zich desondanks zorgen over de veiligheid van de woning, dan kan de eigenaar zich wenden tot het LOOV. Er volgt dan een deskundigenoordeel dat als uitgangspunt de oorspronkelijk gebouwde woning heeft. De afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke bouw worden door bureaustudie en opname op locatie in kaart gebracht. Vervolgens beziet de deskundige of de geconstateerde afwijkingen, gezien te verwachten seismiciteit ter plaatse, zodanige invloed hebben op de seismische capaciteit (weerstand tegen aardbevingen) dat nader onderzoek, aangeduid als beoordeling, geboden is.
6. In dit geval heeft de NCG besloten dat een beoordeling dient plaats te vinden. Het NCG heeft dus positief beslist op het verzoek van eisers bij het LOOV. Het is daarom de vraag of eisers nog (proces)belang hebben bij het beroep dat nu ter beoordeling voorligt. De rechtbank bespreekt hieronder aspecten die mogelijk tot een actueel belang kunnen leiden.
7. Eisers voeren gronden aan over de veiligheid van de woning en over de vraag welke versie van de NPR bij de beoordeling dient te worden gehanteerd. Deze aspecten behoren echter niet tot het toetsingskader van het nu bestreden besluit.
8. Eisers hebben ter zitting betoogd dat de procedure te lang heeft geduurd en dat zij daarvan nadeel hebben ondervonden.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat de besluitvorming lang heeft geduurd, zoals door de NCG ook wordt erkend.
8.2.1.
Ter zitting heeft de NCG toegelicht dat gehandeld is volgens een prioritering waarbij voorrang is gegeven aan de bewoners van woningen in het kerngebied, aan de bewoners die het zich niet konden permitteren een deskundige in te schakelen en aan de bewoners van woningen die acuut onveilig waren.
8.2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de NCG in redelijkheid voor deze prioritering kunnen kiezen. Omdat de woning van eisers niet in het kerngebied maar aan de rand van het effectgebied staat en omdat geen sprake was van een acuut onveilige situatie, zoals blijkt uit de inspectie na de AOS-melding (2.2.) en uit het rapport van adviesbureau Ab Nanninga (2.4.), heeft de NCG overeenkomstig genoemde prioritering geen voorrang hoeven geven aan de woning van eisers. Dat eisers als gevolg van de lange procedure in een nadeliger positie zijn beland, is niet gebleken. Hierbij betrekt de rechtbank dat de woning van eisers uiteindelijk wel is beoordeeld.
9. Terecht stelt de NCG dat eisers met het beroep niet meer kunnen bereiken dan zij reeds hebben bereikt, namelijk de beoordeling van de woning. De beroepsgronden, die deels hierboven zijn besproken, zijn niet gericht tegen de inhoud van het bestreden besluit. Uit de beroepsgronden en de toelichting hierop ter zitting leidt de rechtbank af dat het werkelijke belang van eisers is gelegen in versterking van hun woning conform de NPR 9998. Dit doel kunnen eisers met deze procedure niet bereiken. Ter beoordeling staat immers slechts het opnamebesluit. Of eisers voor versterkingsmaatregelen in aanmerking komen hangt af van de vraag of hun woning aan de veiligheidsnorm voldoet en (de beantwoording van) die vraag komt aan de orde in de procedure die op dit moment bij de ABRvS aanhangig is (zie 2.9.). Dit tezamen betekent dat eisers geen belang hebben bij het beroep, zodat de rechtbank dit niet-ontvankelijk zal verklaren.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, voorzitter, en mr. J.Y.B. Jansen en mr. P. van der Stroom, leden, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Mijnbouwwet
(geldend van 4 april 2023 tot en met 30 juni 2023)
Artikel 52g
(…)
3. Onze Minister neemt alle maatregelen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad.
(…)
5. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het uitvoeren van de door Onze Minister vastgestelde operationele strategie.
Besluit versterking gebouwen Groningen
(geldend van 8 juli 2022 tot en met 30 juni 2023)
Artikel 6. Gemeentelijk plan van aanpak
1. De gemeenteraad kan een plan van aanpak voor de versterking vaststellen en na goedkeuring van de inspecteur-generaal der mijnen indienen bij de uitvoeringsorganisatie. De gemeenteraad kan beslissen dat het college van burgemeester en wethouders het plan kan vaststellen en indienen.
2. De inspecteur-generaal der mijnen beoordeelt of het plan van aanpak voldoende gericht is op het zo snel als mogelijk realiseren van het gehele plan, of het plan en voldoet aan de eisen, genoemd in het vierde tot en met het achtste lid.
3. De uitvoeringsorganisatie voert de versterking uit conform het ingediende plan van aanpak.
4. Het plan van aanpak bevat tenminste:
a. uitvoeringskaders voor de versterking binnen de gemeente;
b. de planning voor het opnemen van gebouwen; en
c. de planning voor de uitvoering van de werkzaamheden aan de gebouwen, bedoeld in artikel 2, tweede lid.
5. In de planning voor het opnemen en beoordelen van gebouwen wordt bepaald dat eerst gebouwen met een verhoogd risicoprofiel, vervolgens gebouwen met een langjarig licht verhoogd risico en vervolgens gebouwen met een licht verhoogd risico worden opgenomen.
6. In het plan van aanpak kunnen gebouwen met een normaal risicoprofiel worden toegevoegd en gebouwen met een lager risicoprofiel voorrang krijgen als dit:
a. de snelheid van de uitvoering van het algehele plan ten goede komt;
b. het draagvlak voor de versterking ten goede komt; en
c. geen onredelijke vertraging oplevert voor de versterking van gebouwen met een verhoogd risicoprofiel.
7. In het plan van aanpak wordt rekening gehouden met de jaarlijks beschikbare capaciteit, zoals aangegeven door de Uitvoeringsorganisatie, als bedoeld in artikel 5, tweede lid.
8. Het plan van aanpak wordt tenminste jaarlijks herzien naar aanleiding van de actualisatie, bedoeld in artikel 4, tweede lid.