ECLI:NL:RBNNE:2024:1206
Rechtbank Noord-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan feiten die vooringenomenheid aantonen
Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Salim. De verzoekster had de wraking aangevraagd van mr. T.J. Sleeswijk-Visser, de rechter die belast was met de behandeling van een civiele procedure. De verzoekster stelde dat er na de mondelinge behandeling op 20 maart 2024 een woordenwisseling had plaatsgevonden tussen de gedaagde partij en haar vader, wat volgens haar de schijn van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter wekte. De rechter had de advocaat van de gedaagde partij en zijn cliënten naar een aparte kamer begeleid voor een gesprek, waarvan de inhoud onbekend was voor de verzoekster en haar advocaat.
De rechtbank overwoog dat de verzoekster geen overtuigende feiten of omstandigheden had aangedragen die de schijn van vooringenomenheid konden onderbouwen. De rechter had in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de gang van zaken anders was verlopen dan de verzoekster had geschetst. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de rechter in strijd met de beginselen van hoor en wederhoor had gehandeld.
De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster niet had aangetoond dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Het wrakingsverzoek werd afgewezen, en de procedure met zaaknummer 10938785 W EXPL 24-12 werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.