ECLI:NL:RBNNE:2024:1205
Rechtbank Noord-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek ongegrond verklaard wegens gebrek aan grond voor vooringenomenheid
Op 20 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een wrakingsverzoek van een verzoeker ongegrond verklaard. De verzoeker had aangevoerd dat er objectief gerechtvaardigde vrees bestond voor vooringenomenheid van de rechter, mr. T.F. Bruinenberg, omdat deze geen transport had geregeld voor de verzoeker, die gedetineerd was, om hem in staat te stellen ter zitting het woord te voeren. De verzoeker stelde dat deze weigering een indicatie was van partijdigheid.
De rechter, mr. T.F. Bruinenberg, heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij niet op de hoogte was van het verzoek om transport en dat de weigering om dit te regelen door de griffie was genomen, niet door hemzelf. Hij betoogde dat er geen sprake was van partijdigheid of vooringenomenheid en dat het wrakingsverzoek zowel feitelijk als juridisch geen grondslag had.
De wrakingskamer heeft de relevante juridische normen, zoals artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat de door de verzoeker aangevoerde gronden niet konden leiden tot de conclusie dat er sprake was van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en bepaald dat de procedure met zaaknummer LEE 23/3705 voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.