ECLI:NL:RBNNE:2024:1181

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
18.325477.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en computervredebreuk door middel van phishing

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, computervredebreuk, diefstal in vereniging met een valse sleutel en het voorhanden hebben van gegevens bestemd voor het plegen van misdrijven. De verdachte heeft in de periode van 1 november 2020 tot en met 20 april 2022 op grote schaal phishingpraktijken uitgevoerd, waarbij hij zich voordeed als koper op marktplaats en via WhatsApp phishinglinks verstuurde. Hierdoor verkreeg hij toegang tot de inloggegevens van slachtoffers, waarna hij geldbedragen van hun rekeningen overmaakte en cadeaukaarten aanschafte. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan meerdere feiten, waaronder het medeplegen van oplichting en computervredebreuk. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoeding werd toegewezen aan verschillende banken en slachtoffers, die schade hadden geleden door de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-325477-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 maart 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboorte datum] 2004 te [geboorte plaats] , wonende de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gedane onderzoek ter terechtzitting van 29 februari 2024 (inhoudelijke behandeling) en 14 maart 2024 (sluiting van het onderzoek).
Verdachte is ter terechtzitting van 29 februari 2024 verschenen, bijgestaan door mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Donkerbroek. Ter terechtzitting van 14 maart 2024 zijn beiden niet verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 29 februari 2024 en 14 maart 2024 vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 20 april 2022 te Leeuwarden, althans (ook) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), te weten (onder meer)
[namen]
heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens (voor internetbankieren), door valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven
  • zich voor te (laten) doen als een geïnteresseerde marktplaatsgebruiker voor de door andereperso(o)n(en)/aangever(s) geplaatste advertentie(s), hierbij gebruik makend van valse namen en/of een valse whatsapp profielfoto en/of
  • ( al dan niet via sms en/of whats app) een (phishing/tikkie)link te sturen voor een (valse) website(gelijkend op die) van DHL, al dan niet om een verzendlabel aan te maken en/of verzendkosten te betalen en/of een pakketje te volgen en/of andere kosten die moesten worden voldaan, hetgeen doorleidde naar een valse / nep bankomgeving teneinde daar de bijkomende kosten te voldoen, en/of
  • aangever(s) te laten inloggen op een al dan niet door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zelfgehoste en/of in eigen beheer van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zijnde internetpagina met daarop een fictieve internetbankieren-omgeving teneinde de kosten voor het aanmaken van het verzendlabel te voldoen en/of andere kosten te voldoen en/of
  • op deze wijze de inloggegevens voor internetbankieren af te vangen van de desbetreffende aangeverwaardoor verdachte en/of zijn medeverdachte(s) hiermee konden inloggen op de internetbankierenomgeving en/of aldaar diverse af- en overschrijvingen konden doen en/of verschillende betaal- en tegoedkaarten konden aanschaffen en/of nieuwe rekeningen konden koppelen aan het bankaccount van de desbetreffende aangever waar geld heen werd gesluisd en/of nieuwe devices aan die rekening/dat bankaccount konden koppelen; waardoor die persoon/personen werd(en) bewogen tot voornoemde afgifte(n) en/of ter beschikking stellen;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 20 april 2022 te Leeuwarden, althans (ook) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een webserver van een bank (te weten Rabobank en/of ING Bank en/of Volksbank en/of ABN AMRO bank) met daarop het internetbankieren(account) van een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), te weten (onder meer)
[namen]
is binnengedrongen, door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of het aannemen van een valse hoedanigheid,te weten door gebruik te maken van inloggegevens van internetbankieren van een of meer perso(o)n(en)/aangever(s), welke inloggegevens zijn verkregen door tussenkomst van een al dan niet door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zelf gehoste en/of in eigen beheer van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zijnde phishingwebsite/ valse inlogpagina voor internetbankieren en/of betaalpagina op een valse (phishing)website van DHL en/of daarmee in te loggen op de daadwerkelijke internetbankierenomgeving / het onlinebankieren-account op de website van de bank van een of meer perso(o)n(en)/aangever(s);
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 20 april 2022 te Leeuwarden, althans (ook) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een hoeveelheid geld, (in totaal) 25.299,03,-, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of gedeeltelijk aan een of meer ander(en)/perso(o)n(en)/aangever(s) toebehoorde(n), te weten (onder meer) aan [namen]
heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten,
  • de via een al dan niet door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zelf gehoste en/of in eigen beheer vanverdachte en/of zijn medeverdachte(n) zijnde phishinglink/website verkregen inloggegevens van/voor een of meer ander(en)/perso(o)n(en)/aangever(s) internetbankieren, en/of
  • met welke inloggegevens vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachten is/zijn ingelogd op deinternetbankieren-omgeving van die ander(en)/perso(o)n(en)/aangever(s), en/of
  • diverse betalingen/afschrijvingen/overschrijvingen zijn gedaan van die bankrekening/bankaccount en/ofverschillende betaal- en tegoedkaarten zijn aangeschaft en/of nieuwe rekeningen zijn gekoppeld aan het bankaccount van de desbetreffende aangever waar geld heen werd doorgeboekt/overgeboekt/overgeschreven en/of nieuwe devices aan die
rekening/dat bankaccount zijn gekoppeld waarmee vervolgens betalingen/afschrijvingen/overschrijvingen van die/dat bankrekening/bankaccount werden verricht;
4
hij, op of omstreeks 20 april 2022 te Leeuwarden, althans (ook) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een grote hoeveelheid gegevens, te weten (onder meer)
  • een bestand met de naam SPOEDDED, bevattende een zeer omvangrijke hoeveelheid namen entelefoonnumers, allen "gecodeerd" met ABN, aangetroffen in de iCloud Drive van de Iphone XR van verdachte en/of
  • een bestand, bevattende een enorme hoeveelheid opgeslagen accounts/wachtwoorden/mailadressenvoor de aankoop van produkten bij bol.com en/of Primera en/of Albert Heijn, aangetroffen op Ipohne XR van verdachte en/of
  • een grote hoeveelheid (whatsapp) berichten met daarin telefoonnummeers en producten (welke via
Marktplaats worden aangeboden), aangetroffen op de Iphone 8 van verdachte en/of
  • een leadslijst met scripts / teksten om te gebruiken bij het contact met de verkopers die een productwillen verkopen via Marktplaats, aangetroffen op de Iphone 8 en/of de Iphone XR van verdachte en/of
  • meerdere telegram chats met informatie over het gebruik van de DHL phishing link, aangetroffen in deIphone XR van verdachte
heeft vervaardigd, ontvangen, zich heeft verschaft, verkocht, overgedragen, verworven, vervoerd, ingevoerd, verspreid, anderszins ter beschikking gesteld en/of voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van een misdrijf omschreven in een van de artikelen 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument; 5
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 20 april 2022 te Leeuwarden, althans (ook) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer perso(o)n(en) te weten [slachtoffers] te bewegen tot de afgifte en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (inlog) gegevens (voor internetbankieren) zich valselijk en/of bedrieglijk heeft voorgedaan als een geïnteresseerde marktplaatsgebruiker voor de door andere perso(o)n(en)/aangever(s) geplaatste advertentie(s), hierbij gebruik makend van valse namen en/of een valse whatsapp profielfoto en/of
- ( ( al dan niet via sms en/of whats app) een (phishing/tikkie)link te sturen voor een (valse) website
(gelijkend op die) van DHL, al dan niet om een verzendlabel aan te maken en/of verzendkosten te betalen en/of een pakketje te volgen en/of andere kosten die moesten worden voldaan, hetgeen doorleidde naar een valse / nep bankomgeving teneinde daar de bijkomende kosten te voldoen, en/of
  • aangever(s) te laten inloggen op een al dan niet door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zelfgehoste en/of in eigen beheer van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zijnde internetpagina met daarop een fictieve internetbankieren-omgeving teneinde de kosten voor het aanmaken van het verzendlabel te voldoen en/of andere kosten te voldoen en/of
  • op deze wijze de inloggegevens voor internetbankieren af te vangen van de desbetreffende aangeverwaardoor verdachte en/of zijn medeverdachte(s) hiermee konden inloggen op de internetbankierenomgeving en/of aldaar diverse af- en overschrijvingen konden doen en/of verschillende betaal- en tegoedkaarten konden aanschaffen en/of nieuwe rekeningen konden koppelen aan het bankaccount van de desbetreffende aangever waar geld heen werd gesluisd en/of nieuwe devices aan die rekening/dat bankaccount konden koppelen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5, gelet op de aangiftes, de bekennende verklaring van verdachte, de modus operandi en het digitaal onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons en gegevensdragers van verdachte. Daar komt bij dat het merendeel van de aangevers is gecontacteerd door telefoonnummers die herleidbaar zijn naar verdachte. Gelet op het voorgaande kan elke individuele aangever genoemd in de tenlastelegging worden gekoppeld aan verdachte. Er is telkens sprake van diefstal in vereniging door middel van valse sleutels en medeplegen van (poging tot) oplichting, computervredebreuk en van het medeplegen van het vervaardigen, ontvangen, overdragen, verspreiden en voorhanden hebben van gegevens die bestemd zijn tot het plegen van misdrijven, omdat verdachte in het ruime verband heeft samengewerkt met de onbekend gebleven leider.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank
Vooraf
Vanaf eind 2020 tot en met het voorjaar van 2022 ontving de politie meerdere aangiftes van marktplaatsadverteerders die op een vergelijkbare wijze middels phishing waren opgelicht. Door de aangifte van [slachtoffers] en de getuigenverklaring van [getuige] kon de politie de aangiftes aan elkaar koppelen, werd de omvang duidelijk en zijn uiteindelijk twee verdachten in beeld gekomen. Aan de twee verdachten zijn in totaal 83 oplichtingszaken ten laste gelegd. Daarbij gaat het in vier gevallen om een pogingsvariant en in de overige gevallen telkens om een voltooid delict. De rechtbank heeft per verdachte beoordeeld welk aandeel en welke rol zij al dan niet hebben gehad in de specifiek aan hen ten laste gelegde feiten.
Partiële vrijspraak feit 3
De rechtbank acht het onder feit 3 ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffers] niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan partieel worden vrijgesproken. Uit de aangifte van [slachtoffers] volgt dat de bank enkel een transactie heeft tegengehouden van de spaarrekening naar de betaalrekening. De rechtbank is daarom van oordeel dat er nooit een geldbedrag is weggenomen.
Overweging feit 3
Bij het bedrag dat in de tenlastelegging is opgenomen is de officier van justitie uitgegaan van het totaalbedrag dat van de rekeningen van de in dit feit genoemde aangevers is weggenomen. De rechtbank heeft op basis van de navolgende bewijsmiddelen eenzelfde wijze van berekenen gehanteerd, maar is daarbij uitgekomen op een ander (hoger) totaalbedrag van 26.022,72. De optelling die leidt tot het totaalbedrag is middels een Excel bestand als bijlage 1 aan het vonnis gehecht en wordt als volgt toegelicht.
In beginsel is de rechtbank uitgegaan van de weggenomen bedragen die genoemd zijn in de aangiften. De rechtbank stelt echter vast dat in een aantal gevallen de bedragen genoemd in de aangiften afwijken van de bedragen die de banken blijkens hun aangiften nadien aan schadeloosstellingen hebben uitgekeerd. In de aangiften waarbij dit het geval is zijn de bankafschriften niet bijgevoegd. In haar berekening heeft de rechtbank in die gevallen de schadebedragen die door de banken zijn aangevoerd als uitgangspunt genomen, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende vast is komen te staan dat de banken de uitgekeerde bedragen middels hun eigen transactiegegevens hebben gecontroleerd alvorens zij tot uitkering zijn overgegaan. De rechtbank specificeert dat het daarbij gaat om aangevers [slachtoffers] voor wat betreft de ING Bank en aangevers [slachtoffers] voor wat betreft de Rabobank.
Voorts heeft een tweetal aangevers, te weten [slachtoffers] , in hun aangiften een totaalbedrag opgenomen gelijk aan de door de ING Bank uitgekeerde schadeloosstelling inclusief wettelijke rente. De rechtbank is echter van oordeel dat uitgegaan moet worden van de weggenomen bedragen exclusief wettelijke rente. Bij deze twee gevallen is de rechtbank in haar berekening daarom uitgegaan van de oorspronkelijke schadebedragen zonder hierin de wettelijke rente mee te nemen.
Tot slot is er een tweetal aangiften waarbij de aangevers een totaalbedrag hebben genoemd dat (op eurocenten) afwijkt van de door hen opgesomde weggenomen bedragen. De rechtbank is in haar berekening uitgegaan van het totaal van de opgesomde bedragen. Het gaat daarbij om de aangevers [slachtoffers] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het totaalbedrag dat is weggenomen vastgesteld dient te worden op het hogere bedrag van 26.022,72. Hiermee verbetert de rechtbank enkele evidente misslagen met betrekking tot de vaststelling van de verschillende weggenomen bedragen en de juiste optelsom daarvan. De grondslag van de tenlastelegging wordt daarmee niet verlaten.
Partiële vrijspraak feit 4
De rechtbank acht ten aanzien van feit 4 niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van medeplegen. Verdachte zal daarom hiervan partieel worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen bevat waaruit blijkt dat op 20 april 2022 sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een medeverdachte voor wat betreft dit feit.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier enkel het voorhanden hebben van de gegevens en bestanden op 20 april 2022 wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat voor de overige handelingen op voornoemde datum en spreekt verdachte daarom hiervan partieel vrij.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarbij is ieder bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 februari 2024;
Het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 november 2020, opgenomen op pagina 24 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-
2021035649 (genaamd: PRASLIN) d.d. 11 november 2022, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffers] ;
3. Alle naar wettelijk voorschrift opgemaakte processen-verbaal van aangiften uit deel 3 van hetprocesdossier, opgenomen op pagina 633 tot en met 956 van voornoemd dossier, met uitzondering van de aangiften van [slachtoffers]
(pagina 932 tot en met 936), [slachtoffers]
(pagina 937 en 938)en de onbekend gebleven aangever
(pagina 661);
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal netwerkzoeking, d.d. 21 april 2022,opgenomen op pagina 156 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juni 2022,opgenomen op pagina 166 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2022, opgenomenop pagina 296 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant] ;
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juni 2022,opgenomen op pagina 395 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant] ;
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2022,opgenomen op pagina 487 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant] ;
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2022,opgenomen op pagina 510 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant] ;
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 oktober 2023, opgenomenop pagina 92 en verder inclusief bijlagen van het aanvullend proces-verbaal van het onderzoek PRASLIN
d.d. 23 oktober 2023, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffers] namens de ING Bank;
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2023,opgenomen op pagina 95 en verder inclusief bijlagen van het aanvullend proces-verbaal van hete onderzoek PRASLIN d.d. 23 oktober 2023, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffers] namens de Rabobank.
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 1 november 2020 tot en met 20 april 2022 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere aangevers, te weten
[namen]
heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van inloggegevens voor internetbankieren, door valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven
  • zich voor te doen als een geïnteresseerde marktplaatsgebruiker voor de door aangevers geplaatsteadvertenties, hierbij gebruik makend van valse namen en/of een valse whatsapp profielfoto en
  • via whatsapp een phishing link te sturen voor een valse website gelijkend op die van DHL, om eenverzendlabel aan te maken en verzendkosten te betalen die moesten worden voldaan, hetgeen door leidde naar een valse bankomgeving en
  • op deze wijze de inloggegevens voor internetbankieren af te vangen van de desbetreffende aangeverwaardoor verdachte en/of zijn medeverdachte hiermee konden inloggen op de internetbankieren-omgeving en aldaar diverse af- en overschrijvingen konden doen en verschillende betaal- en tegoedkaarten konden aanschaffen en nieuwe rekeningen konden koppelen aan het bankaccount van de desbetreffende aangever waar geld heen werd gesluisd en nieuwe devices aan dat bankaccount konden worden gekoppeld;
2
hij in de periode van 1 november 2020 tot en met 20 april 2022 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk en wederrechtelijk in een gedeelte van een geautomatiseerd werk, te weten een webserver van een bank, te weten Rabobank en ING Bank en Volksbank en ABN AMRO bank, met daarop het internetbankierenaccount van meerdere aangevers, te weten
[namen]
is binnengedrongen, met behulp van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van inloggegevens van internetbankieren van aangevers, welke inloggegevens zijn verkregen door tussenkomst van een phishingwebsite;
3
hij in de periode van 1 november 2020 tot en met 20 april 2022 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens een hoeveelheid geld, in totaal 26.022,72,-, dat geheel of gedeeltelijk toebehoorde aan
[namen] , althans aan anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachten, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn medeverdachten die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten,
  • via phishinglink/website verkregen inloggegevens van aangevers internetbankieren, en
  • met welke inloggegevens vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachten is ingelogd op deinternetbankieren-omgeving van die anderen en aangevers, en
  • diverse betalingen/afschrijvingen/overschrijvingen zijn gedaan van die bankrekening/ bankaccount en/ofverschillende betaal- en tegoedkaarten zijn aangeschaft en/of nieuwe rekeningen zijn gekoppeld aan het bankaccount van de desbetreffende aangever waar geld heen werd overgeboekt en/of nieuwe devices aan dat bankaccount zijn gekoppeld waarmee vervolgens betalingen/afschrijvingen/overschrijvingen van die bankrekening werden verricht;
4
hij op 20 april 2022 te Leeuwarden een grote hoeveelheid gegevens, te weten onder meer
  • een bestand met de naam SPOEDDED, bevattende een zeer omvangrijke hoeveelheid namen entelefoonnummers, alle "gecodeerd" met ABN, aangetroffen in de iCloud Drive van de Iphone XR van verdachte en
  • een bestand, bevattende een enorme hoeveelheid opgeslagen accounts/wachtwoorden/ mailadressenvoor de aankoop van producten bij bol.com en/of Primera en/of Albert Heijn, aangetroffen op de Iphone
XR van verdachte en
- een grote hoeveelheid (whatsapp) berichten met daarin telefoonnummers en producten welke via
Marktplaats worden aangeboden, aangetroffen op de Iphone 8 van verdachte en
  • een leadslijst met scripts / teksten om te gebruiken bij het contact met de verkopers die een productwillen verkopen via Marktplaats, aangetroffen op de Iphone 8 en de Iphone XR van verdachte en
  • meerdere telegram chats met informatie over het gebruik van de DHL phishing link, aangetroffen in deIphone XR van verdachte voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van een misdrijf omschreven in een van de artikelen 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
5
hij in de periode van 1 november 2020 tot en met 20 april 2022 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere aangevers te weten
[slachtoffers] te bewegen tot de afgifte en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten inlog gegevens voor internetbankieren, zich valselijk en bedrieglijk heeft voorgedaan als een geïnteresseerde marktplaatsgebruiker voor de door andere aangevers geplaatste advertenties, hierbij gebruik makend van valse namen en/of een valse whatsapp profielfoto en
  • via whatsapp een phishing link te sturen voor een valse website gelijkend op die van DHL, om eenverzendlabel aan te maken en verzendkosten te betalen die moesten worden voldaan, hetgeen door leidde naar een valse bankomgeving en
  • op deze wijze de inloggegevens voor internetbankieren af te vangen van de desbetreffende aangeverwaardoor verdachte en/of zijn medeverdachte hiermee konden inloggen op de internetbankieren-omgeving en aldaar diverse af- en overschrijvingen konden doen en verschillende betaal- en tegoedkaarten konden aanschaffen en nieuwe rekeningen konden koppelen aan het bankaccount van de desbetreffende aangever waar geld heen werd gesluisd en nieuwe devices aan dat bankaccount konden worden gekoppeld;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit eendaadse samenloop aan te nemen met betrekking tot de feiten 1, 2, 3, 4 en 5. Daartoe is aangevoerd dat in wezen sprake is geweest van één verwijt, omdat telkens op dezelfde wijze werd gehandeld waarbij de DHL link telkens vanaf dezelfde kanalen werd verzonden vanaf het huisadres van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr.) is sprake indien de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten 1 en 5 wezenlijk verschillende verwijten opleveren, omdat het niet om dezelfde benadeelden gaat. Daar komt bij dat het in het ene geval om een voltooide oplichting en in het andere geval om een pogingsvariant gaat. Bij feit 4 gaat het om een andere pleegdatum dan bij de overige feiten waardoor om die reden ook niet gesproken kan worden van een eendaadse samenloop. De overeenkomst tussen feiten 2 en 3 is dat de diefstal het rechtstreekse gevolg is geweest van de computervredebreuk. De rechtbank is echter van oordeel dat de strekking van de desbetreffende strafbepalingen meer dan enigszins uiteenloopt, omdat de diefstalbepaling het vermogen beschermt en bij computervredebreuk gegevens op het medium worden beschermd.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
gegevens voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een in artikel
310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
5. medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feiten 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een werkstraf voor de duur van 150 uren op te leggen, gelet op het blanco strafblad van verdachte, de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM, de proceshouding van verdachte en het feit dat hij geen initiatief nemende rol had bij de feiten. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit in lijn met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) geen onvoorwaardelijke jeugddetentie, maar een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het rapport van de Raad, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft zich in een periode van bijna twee jaren op grote schaal schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting dan wel pogingen daartoe, computervredebreuk, diefstal in vereniging met een valse sleutel en aan het voorhanden hebben van gegevens waarvan verdachte wist dat ze bestemd waren tot het plegen van diefstal en oplichting.
De werkwijze was als volgt. Alle 83 aangevers werden via marktplaats en/of whatsapp benaderd door een zogenaamde geïnteresseerde koper die handelde onder verschillende valse namen en/of valse profielfotos. De koper verzocht de marktplaatsadverteerders om via een door hem verstuurde DHL link een verzendlabel in te vullen en de verzendkosten hiervan te betalen. Als reden voor het aanmaken van het verzendlabel gaf de koper aan dat het ofwel te ver rijden was om het product zelf op te komen halen ofwel er zeker van te willen zijn dat het product werd opgestuurd. Zodra de adverteerders de DHL link selecteerden kwamen ze in een betalingsomgeving terecht die leek op die van hun bank. Op het moment dat zij nietsvermoedend hun gegevens invulden om het verzendlabel te betalen verkreeg de beweerdelijke koper via de (naar later bleek) phishing link toegang tot de inloggegevens van de internetbankierenomgeving van de marktplaatsadverteerders. Zonder dat zij het wisten werden vervolgens vanaf hun bankrekening overschrijvingen gedaan, diverse cadeaukaarten aangeschaft en konden nieuwe rekeningen en devices aan het bankaccount gekoppeld worden. Indien de hoogte van de saldi daartoe aanleiding gaf werden de rekeningen daarna middels bankhelpdeskfraude leeggeroofd. Dat laatste wordt verdachte echter niet verweten.
Verdachte vervulde een centrale rol bij de oplichtingspraktijen doordat hij telkens degene is geweest die zich voordeed als koper en via whatsapp de phishing links verstuurde, waarna toegang werd verkregen tot de inloggegevens en internetbankierenomgeving van de adverteerders. Hierna gaf een onbekend gebleven persoon herhaaldelijk opdracht aan verdachte om via phishing-pannels verschillende acties uit te voeren.
Vervolgens voerde verdachte deze acties uit en heeft daardoor diverse keren zelf overschrijvingen gedaan, cadeaukaarten aangeschaft en nieuwe rekeningen of devices gekoppeld aan bankaccounts.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij, samen met anderen, op zon doortrapte en slinkse wijze geld afhandig heeft gemaakt van de vele slachtoffers. Bovendien is verdachte pas met de oplichtingspraktijken gestopt vanaf het moment dat de politie zijn slaapkamer doorzocht. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich tot op dat moment in het geheel niet heeft bekommerd om de gevolgen die de door hem gepleegde feiten voor de slachtoffers hebben gehad. Verdachte heeft er niet alleen mede voor gezorgd dat de slachtoffers en banken financiële schade hebben opgelopen, maar heeft ook het vertrouwen dat zij hadden in de medemens en in het online handelsverkeer ernstig geschaad.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 4 januari 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Uit het rapport van de Raad van 19 december 2023, opgesteld door [namen] , raadsonderzoeker, blijkt onder meer dat verdachte een first offender is. Met betrekking tot het delict heeft de Raad geconcludeerd dat verdachte op meerdere momenten andere keuzes had kunnen maken om hiermee te stoppen. Hij wist dat wat hij deed niet goed was en lijkt met zijn medeverdachte bewust de keuze te hebben gemaakt om bepaalde (illegale) sites te bezoeken. Het delict speelde ten tijde van de corona periode waardoor jongeren meer aangewezen waren op online activiteiten. Daar komt bij dat er binnen het gezin van verdachte veel gaande was waardoor zijn ouders weinig zicht hadden op zijn online activiteiten.
Risicofactoren worden door de Raad gezien in de domeinen school, dagbesteding en financiën. Qua opleiding is verdachte zoekende, hij werkt niet, heeft geen dagbesteding, maar heeft wel schulden. Positief is dat verdachte wel wil werken en afstand heeft genomen van zijn antisociale contacten.
De Raad heeft voorts een aantal beschermende factoren geconstateerd. Zo neemt verdachte verantwoordelijkheid voor de strafbare feiten, heeft hij zijn diploma gehaald en heeft hij betrokken ouders. Sinds zijn aanhouding is hij bovendien niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Verder blijkt dat verdachte moeilijk om kan gaan met emoties en is hij volgens de Raad gebaat bij de nodige sturing en begeleiding om zijn toekomst richting te geven. Er is daarom recent een lifecoach ingezet waarvoor verdachte zich open heeft gesteld en waaraan hij meewerkt. Sindsdien is hij ook weer met een opleiding gestart. Gelet op het voorgaande is het algemene risico op herhaling ingeschat als gemiddeld.
Geadviseerd wordt om aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen zodat verdachte zich ervan bewust wordt dat er consequenties aan zijn daden worden verbonden. Daarnaast wordt als stok achter de deur een voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd, mede gelet op de ernst van de feiten en de lange periode waarin dit plaatsvond.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf het moment dat de doorzoeking plaatsvond in de woning van verdachte, te weten op 20 april 2022. Daarmee is de redelijke termijn van 16 maanden ruimschoots overschreden. Deze overschrijding dient in de straf te worden verdisconteerd.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard, de ernst en de duur van de bewezenverklaarde feiten door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een jeugddetentie miskend zou worden. In haar oordeel neemt de rechtbank ook mee dat verdachte spijt heeft betuigd, inmiddels verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en sinds zijn aanhouding ook niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie. De rechtbank zal daarom een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank een aanzienlijke werkstraf opleggen, zodat verdachte de consequenties van zijn gedrag ervaart. De rechtbank acht in beginsel de maximale werkstraf passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, matigen.
Alles afwegend zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf opleggen voor de duur van 180 uren.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder verdachte in beslag genomen OVChipkaart, Maestro betaalpas en ID-kaart teruggegeven kunnen worden aan de rechthebbenden hiervan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft omtrent de inbeslaggenomen goederen geen standpunt ingenomen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen OV-Chipkaart, Maestro betaalpas en ID-kaart moeten worden teruggegeven aan de rechthebbenden hiervan, omdat uit het dossier blijkt dat deze goederen aan anderen dan verdachte toebehoren.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffers] , tot een bedrag van 697,43, bestaande uit 635,43 aan materiële schade en 62,00 aan immateriële schade;
[slachtoffers] , tot een bedrag van 1.586,00, bestaande uit 836,00 aan materiële schade en 750,00 aan immateriële schade;
[slachtoffers] , tot een bedrag van 750,00, bestaande uit immateriële schade;
[slachtoffers] , tot een bedrag van 26,00, bestaande uit materiële schade;
[slachtoffers] , tot een bedrag van 855,32, bestaande uit materiële schade;
[slachtoffers] , tot een bedrag van 400,00, bestaande uit 250,00 aan materiële schade en 150,00 aan immateriële schade;
[slachtoffers] heeft zijn schadebedrag ter terechtzitting naar beneden bijgesteld tot een bedrag van
1.803,00, bestaande uit materiële schade, en 881,60 ter vergoeding van de gemaakte proceskosten;
8. ABN AMRO Bank N.V. (verder: ABN AMRO Bank), heeft haar schadebedrag ter terechtzitting naarbeneden bijgesteld tot een bedrag van 23.900,69, bestaande uit materiële schade, en 1.200,00 ter vergoeding van de gemaakte proceskosten;
9. ING Bank N.V. (verder: ING Bank), heeft haar schadebedrag ter terechtzitting naar beneden bijgesteldtot een bedrag van 16.289,98, bestaande uit materiële schade
( 11.729,98 aan schadeloosstellingen en 4.560,00 aan onderzoekskosten);
10. Coöperatieve Rabobank U.A. (verder: Rabobank), heeft haar schadebedrag ter terechtzitting naarbeneden bijgesteld tot een bedrag van 53.817,00, bestaande uit materiële schade ( 52.977,00 aan schadeloosstellingen en 840,00 aan onderzoekskosten);
10. De Volksbank N.V. (verder: Volksbank), tot een bedrag van 2.522,99 ( 1.802,99 aanschadeloosstellingen en 720,00 aan onderzoekskosten).
Alle benadeelde partijen hebben verzocht de vordering te verhogen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van benadeelde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de vordering in het geheel geen betrekking heeft op de aan verdachte verweten gedragingen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de vordering betrekking heeft op de schade die is ontstaan na de bankhelpdeskfraude, hetgeen verdachte niet ten laste is gelegd.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing vatbaar is. Voor wat betreft de hoogte van het bedrag heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vorderingen van benadeelden en heeft de officier van
justitie zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, omdat beide vorderingen lijken te gaan om marktplaatsfraude waarbij een gekocht product niet is geleverd, hetgeen verdachte niet ten laste is gelegd.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat deze schade door de bank reeds is vergoed.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze voor wat betreft de materiële kosten niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, gelet op het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing. De proceskosten kunnen worden toegewezen tot een bedrag van 116,80, bestaande uit de treinreiskosten voor het bijwonen van de zitting en de hotelovernachting.
Ten aanzien van de vordering van de heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van 4.900,28, bestaande uit de posten ten aanzien van aangevers [slachtoffers] en de gemaakte onderzoekskosten. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze posten betrekking hebben op de niet aan verdachte tenlastegelegde bankhelpdeskfraude en op personen die niet bekend zijn in het dossier.
Ten aanzien van de vordering van de heeft de officier van justitie als volgt geconcludeerd. Ter terechtzitting is de vordering teruggebracht tot het bedrag dat ziet op de 38 aangevers in het dossier die schadeloos zijn gesteld. De vordering is daarom geheel toewijsbaar.
Ten aanzien van de vordering van de heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van 835,00, bestaande uit de posten ten aanzien van aangevers [slachtoffers] . Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze posten en de onderzoekskosten betrekking hebben op de niet aan verdachte tenlastegelegde bankhelpdeskfraude en personen die niet bekend zijn in het dossier.
Ten aanzien van de vordering van de heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van 1.455,00, bestaande uit de enkele post die betrekking heeft op aangever [slachtoffers] en de onderzoekskosten. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat deze posten betrekking hebben op personen die niet bekend zijn in het dossier.
De officier van justitie heeft daarbij telkens de hoofdelijke aansprakelijkheid en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd, waarbij de gijzeling vastgesteld dient te worden op nihil vanwege de minderjarige leeftijd van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van benadeelde heeft de raadsvrouw bepleit de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, omdat alle opgevoerde posten geen rechtstreekse schade betreffen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde heeft de raadsvrouw primair bepleit de vordering af te wijzen. De vordering ziet immers op de diefstal met betrekking tot de bankhelpdeskfraude, hetgeen verdachte niet ten laste is gelegd. Hierdoor staan de gevorderde materiële kosten in een te ver verwijderd verband tot verdachte en ontbreekt de wettelijke grondslag voor de immateriële schade.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat niet vastgesteld kan worden dat de sessies bij de psycholoog rechtstreeks betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde heeft de raadsvrouw bepleit de vordering af te wijzen, omdat geen sprake is geweest van enige vorm van aantasting in de persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk wetboek (verder: BW).
Ten aanzien van de vordering van benadeelde heeft de raadsvrouw bepleit de vordering af te wijzen, omdat de vordering niet is onderbouwd en geen rechtstreekse schade betreft.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde heeft de raadsvrouw bepleit de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, omdat uit de aangifte blijkt dat deze schade reeds is vergoed door de ING Bank.
Ten aanzien van de vordering van heeft de raadsvrouw bepleit de vordering af te wijzen, omdat de vordering geen enkel raakvlak heeft met de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde heeft de raadsvrouw bepleit de vordering af te wijzen, omdat de schade reeds is vergoed door de bank, de reiskosten naar het politiebureau niet zijn onderbouwd en de begrote kosten voor de aanwezigheid op de zitting, de hotelovernachting en de gederfde inkomsten onnodig en disproportioneel zijn.
Ten aanzien van de vordering van de heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van 3.982,16, bestaande uit de aangevers die door de bank schadeloos zijn gesteld, te weten [slachtoffers] . De gemaakte onderzoekskosten zijn toewijsbaar tot een bedrag van zevenmaal een half uur, omdat onderbouwing voor een hogere weging ontbreekt. Voor het overige dient de vordering afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard te worden. Voor aangever Van der Hee ontbreekt immers het rechtstreekse verband, aangezien deze vordering ziet op de bankhelpdeskfraude, hetgeen verdachte niet wordt verweten. Daar komt bij dat sprake is van deels eigen verantwoordelijkheid van de gedupeerde vanwege het contact met een anonieme beller. De overige personen komen niet voor in het dossier waardoor ook daar geen sprake is van rechtstreekse schade.
Ten aanzien van de vordering van de heeft de raadsvrouw bepleit dat de schadeposten die zien op de aangevers die niet in rechtstreeks verband staan met de namen op de dagvaarding afgewezen moeten worden. In de eerste kolom gaat het daarbij om de namen [slachtoffers] . In de tweede kolom gaat het daarbij om alle namen met uitzondering van die van [slachtoffers] . De overige schadeloosstellingen van aangevers genoemd in de eerste kolom zijn niet onderbouwd middels specificaties en dienen derhalve niet-ontvankelijk verklaard te worden. Ten aanzien van aangever [slachtoffers] dient de vordering gematigd te worden tot een bedrag van 275,13 gelet op de drie bijgevoegde bankafschriften. Ten aanzien van aangever [slachtoffers] dient de vordering niet-ontvankelijk dan wel gematigd te worden, omdat in de aangifte wordt gesproken over een bedrag van bijna 2.300,00 terwijl een hoger bedrag aan schadeloosstelling is overgemaakt. Dit verschil vraagt om een onderbouwing. Ten aanzien van de onderzoekskosten heeft de raadsvrouw bepleit de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de summiere onderbouwing hiervan. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de kosten te matigen tot een tarief van een half uur per dossier.
Ten aanzien van de vordering van de heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van 835,00, bestaande uit de aangevers die door de bank schadeloos zijn gesteld, te weten [slachtoffers] . De gemaakte onderzoekskosten zijn toewijsbaar tot een bedrag van tweemaal een half uur. Voor het overige dient de vordering afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard te worden, aangezien een vijftal posten betrekking heeft op de bankhelpdeskfraude, hetgeen verdachte niet wordt verweten en derhalve geen sprake is van rechtstreekse schade. De overige personen komen niet voor in het dossier waardoor ook daar geen sprake is van rechtstreekse schade.
Ten aanzien van de vordering van de heeft de raadsvrouw primair bepleit dat de vordering nietontvankelijk verklaard dient te worden, omdat een machtiging van de ondertekenaar ontbreekt.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat enkel de post inzake aangever [slachtoffers] met daarbij één uur aan onderzoekskosten toewijsbaar is. Voor het overige dient de vordering afgewezen te worden. De andere twee personen komen immers niet voor in het dossier waardoor geen sprake is van rechtstreekse schade. De drie extra uren aan onderzoekskosten in verband met het zoeken naar verbanden betreffen geen redelijk gemaakte kosten.
Het oordeel van de rechtbank
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de schade die is geleden door de bankhelpdeskfraude in een te ver verwijderd verband staat tot de bewezenverklaarde feiten, zodat daartussen geen rechtstreeks verband bestaat. De rechtbank verwerpt dat standpunt en overweegt daartoe het volgende.
Vooropgesteld moet worden dat een benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding kan indienen als er sprake is van schade die rechtstreeks aan haar is toegebracht door het bewezenverklaarde feit (artikel 361 en 51f, eerste lid, Sv). Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat deze eis niet te strikt moet worden uitgelegd. Er moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het geval, waarbij de vraag of het slachtoffer is geraakt in het belang dat de geschonden norm beschermt, niet doorslaggevend is. Niet uitgesloten is dat de schade weliswaar niet het rechtstreekse gevolg is van de bewezen verklaarde gedraging als zodanig, maar dat gelet op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen van de verdachte de door de benadeelde partij geleden schade in zodanig nauw verband staat met de bewezenverklaarde oplichtingen, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht, zoals bedoeld in voornoemde wetsartikelen.
Kijkend naar de concrete omstandigheden van het geval is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanig nauw verband. Verdachte heeft contact gelegd met aanbieders op marktplaats en hen phishing-links gestuurd. In enkele gevallen heeft verdachte vervolgens zelf geld van bankrekeningen van aangevers aangewend voor de aanschaf van goederen en/of cadeaukaarten. Verdachte wist dat er meerdere opties waren zodra de marktplaatsadverteerders hun internetbankierengegevens invulden op de door hem aan hen verstuurde phishing links. Eén van die opties was dat wanneer er grote bedragen op de rekeningen stonden een vierde persoon in opdracht van een onbekend gebleven persoon contact zou opnemen met de adverteerders. Deze vierde persoon zou namens de bank de adverteerders bellen om vanwege zojuist gepleegde phishing, geld veilig te stellen door dit over te maken naar andere rekeningen. Hoewel verdachte niet zelf degene is geweest die zich voordeed als bankhelpdeskmedewerker, heeft hij als medepleger van de daaraan voorafgaande oplichting wel mogelijk gemaakt dat de benadeelden schade hebben geleden. Hij was daarbij een belangrijke en onmisbare schakel. Daar komt bij dat er tussen het moment van het versturen van de phishing links, het verkrijgen van de inloggegevens en het daarop volgende contact met de zogenaamde bankhelpdeskmedewerker geringe tijd zat. De benadeelden werden immers doorgaans binnen enkele minuten dan wel enkele uren na het invullen van de door verdachte kort daarvoor verstuurde DHL link gecontacteerd door de zogenaamde bankhelpdeskmedewerker. De rechtbank benadrukt dat het feit dat verdachte niet heeft gedeeld in de middels bankhelpdeskfraude verkregen buit niet relevant is voor het aannemen van een rechtstreeks verband en evenmin voor diens civielrechtelijke aansprakelijkheid. Voor zover banken hun klanten hebben gecompenseerd voor de schade is dat in het maatschappelijke verkeer een voorzienbare reactie en het rechtstreekse gevolg van een fraude die zich richt op klanten van een bank.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank alle vorderingen van de natuurlijke personen en de banken die zien op de bankhelpdeskfraude daarom aanmerken als rechtstreekse schade als gevolg van het bewezenverklaarde medeplegen van oplichting. Voorts is de rechtbank van oordeel dat van eigen schuld van de benadeelden omtrent het opnemen van contact met een anonieme beller niet is gebleken.
De rechtbank stelt vast dat de door benadeelde gevorderde schade geen rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering nietontvankelijk is.
De benadeelde partij heeft onder meer vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 BW slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn.
Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik en machteloosheid vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 BW. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij naar aanleiding van de phishing en met name de bankhelpdeskfraude veel psychische en relationele problemen ervaart. Deze klachten zijn tot op heden nog steeds aanwezig. Hoewel het de rechtbank duidelijk is geworden dat de benadeelde partij de genoemde klachten en problemen ervaart, kan naar het oordeel van de rechtbank zonder verdere onderbouwing niet zonder meer worden vastgesteld dat sprake is van meer dan psychisch onbehagen en dus van een aantasting van de persoon 'op andere wijze' als bedoeld in artikel 6:106 sub 2 BW. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. In aanmerking genomen dat de materiële schade uit de immateriële schade voortvloeit treft deze post hetzelfde lot en zal de vordering ook in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. Evenals hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van schade als bedoeld in artikel 6:106 sub 2 BW. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank stelt vast dat de door benadeelde gevorderde schade geen rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering nietontvankelijk is.
De rechtbank stelt vast dat de ING Bank de door benadeelde partij gevorderde materiële schade reeds heeft vergoed. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat de door benadeelde gevorderde schade geen rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering nietontvankelijk is.
De rechtbank overweegt dat de post reiskosten naar het politiebureau voor het doen van aangifte evenals de post gederfde inkomsten (drie dagen à 600,00) geen schade vormen als bedoeld in artikel 6:96 BW, zodat de vordering zal worden afgewezen. De overige gevorderde posten moeten als proceskosten worden aangemerkt. Omdat de benadeelde partij in het ongelijk is gesteld komen de gevorderde proceskosten voor diens eigen rekening.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de ABN AMRO Bank schade heeft geleden door het uitbetalen van schadeloosstellingen en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde. Ter terechtzitting is de vordering teruggebracht tot een bedrag dat ziet op de acht aangevers uit onderhavig dossier die door de ABN AMRO Bank schadeloos zijn gesteld, te weten [slachtoffers] . De vordering zal in zoverre worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde onderzoekskosten overweegt de rechtbank als volgt. De ABN AMRO Bank heeft voldoende onderbouwd gesteld welke verrichtingen er hebben plaatsgevonden om de geleden schade te herstellen. Anders dan door de verdediging is bepleit acht de rechtbank een tijdsbesteding van één uur per klant redelijk. Het verweer wordt dan ook verworpen. Daarmee bedraagt het totale bedrag aan onderzoekskosten achtmaal 120,00 = 960,00. De rechtbank is van oordeel dat de vordering ook in zoverre kan worden toegewezen. De toegewezen vordering wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2022, onder niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de ING Bank schade heeft geleden door het uitbetalen van schadeloosstellingen en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde. Ter terechtzitting is de vordering teruggebracht tot een bedrag dat ziet op de 38 aangevers uit onderhavig dossier die door de ING Bank schadeloos zijn gesteld. Anders dan door de verdediging is bepleit is de rechtbank van oordeel dat de schadeloosstellingen die zijn uitbetaald aan [slachtoffers] wel rechtstreekse schade betreffen. Uit het dossier volgt immers dat aangever [slachtoffers] mede namens haar dochter [slachtoffers] aangifte heeft gedaan. Aangever [slachtoffers] heeft mede namens zijn partner [slachtoffers] aangifte gedaan en ditzelfde geldt voor [slachtoffers] die namens zijn vrouw [slachtoffers] aangifte heeft gedaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in voornoemde gevallen telkens sprake is geweest van rechtstreekse schade en verwerpt het verweer van de verdediging op dit punt.
Voorts overweegt de rechtbank dat de ING Bank ter terechtzitting haar werkwijze van de uitkering aan schadeloosstellingen voldoende heeft toegelicht. Vast is komen te staan dat de bank eerst middels haar eigen transactiegegevens heeft gecontroleerd of de gestelde weggenomen bedragen daadwerkelijk zijn afgeschreven voordat tot uitkering is overgegaan. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de schadeloosstellingen en de hoogte daarvan alle terecht zijn opgevoerd als schadeposten. Het verweer van de verdediging hieromtrent wordt dan ook verworpen. Voorts acht de rechtbank, anders dan door de verdediging is bepleit, de onderzoekskosten voldoende onderbouwd en een tijdsbesteding van één uur per klant redelijk. Ook dit verweer wordt verworpen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering zoals deze ter terechtzitting is teruggebracht, bestaande uit 38 aangevers, te weten alle aangevers uit de eerste kolom met uitzondering [slachtoffers] en uit de tweede kolom enkel aangevers [slachtoffers] , kan worden toegewezen. Daarbij is de rechtbank uitgegaan van de initiële schadebedragen, dus zonder hierin de reeds door de ING Bank doorgerekende wettelijke rente mee te nemen. De optelling die leidt tot het totaalbedrag van de 38 aangevers is middels een Excel bestand als bijlage 2 aan het vonnis gehecht. De rechtbank komt daarbij uit op een totaalbedrag van 11.747,38. Dat is meer dan de teruggebrachte vordering door de ING Bank zelf. In het civiele recht is het niet mogelijk om een hoger bedrag dan het gevorderde toe te wijzen. Daarom zal de rechtbank de vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2022. Daarbij specificeert de rechtbank dat het gaat om een bedrag van 11.729,98 aan uitgekeerde schadeloosstellingen en een bedrag van 4.560,00 (38 maal 120,00) aan gemaakte onderzoekskosten.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de Rabobank schade heeft geleden door het uitbetalen van schadeloosstellingen en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde. Ter terechtzitting is de vordering teruggebracht tot een bedrag dat ziet op de zeven aangevers uit onderhavig dossier die door de Rabobank schadeloos zijn gesteld, te weten aangevers [slachtoffers] . Anders dan door de verdediging is bepleit acht de rechtbank ten aanzien van de gevorderde onderzoekskosten een tijdsbesteding van één uur per klant redelijk en voldoende gemotiveerd. Het verweer van de raadsvrouw wordt op dit punt dan ook verworpen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vordering geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2022. Daarbij specificeert de rechtbank dat het gaat om een bedrag van 52.977,00 aan uitgekeerde schadeloosstellingen en 840,00 (zevenmaal 120,00) aan gemaakte onderzoekskosten.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks het ontbreken van een machtiging bij de vordering tot schadevergoeding, uit het dossier voldoende blijkt dat de ondertekenaar bevoegd was tot het indienen van de vordering. De persoon die blijkens het aanvullend proces-verbaal namens de Volksbank aangifte heeft gedaan van phishing is immers dezelfde persoon als de ondertekenaar van de vordering tot schadevergoeding. Daarmee is diens bevoegdheid voldoende vast komen te staan.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de Volksbank schade heeft geleden door het uitbetalen van schadeloosstellingen en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feiten 1, 2 en 3 bewezen verklaarde. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de Volksbank moet worden opgesplitst zodat alleen de schadeloosstellingen worden meegerekend die zijn terug te voeren op de bewezenverklaarde feiten betreffende aangevers die daarin worden genoemd. Voorgaande houdt in dat enkel het bedrag inzake aangever [slachtoffers] hiervoor in aanmerking komt. Nu blijkt dat er maar één schadepost toewijsbaar is zal de gevorderde schade bestaande in drie uren aan onderzoekskosten naar het vinden van de verbanden tussen aangevers niet-ontvankelijk verklaard worden, omdat dit geen rechtstreekse schade betreft. Ook hier worden de onderzoekskosten door de rechtbank opgesplitst zodat alleen de onderzoekskosten worden meegerekend die zijn terug te voeren op de bewezenverklaarde feiten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van 855,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2022. De rechtbank verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Daarbij specificeert de rechtbank dat het gaat om een bedrag van 735,00 aan uitgekeerde schadeloosstelling en 120,00 aan gemaakte onderzoekskosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte telkens de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen indien (een van) zijn medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
De rechtbank zal voor wat betreft de aan de banken toegewezen vorderingen geen
schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de ABN AMRO Bank, de ING Bank, de Rabobank en de Volksbank professionele partijen zijn die in staat moeten worden geacht om zelfstandig vorderingen te kunnen innen.
De rechtbank zal in geval van een (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. In alle andere gevallen draagt iedere partij de eigen kosten.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 138ab, 234, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder feiten 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot: Een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Gelast de teruggaveaan de rechthebbenden van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
- OV-Chipkaart met omschrijving 1485350; - Maestro betaalpas met omschrijving 1485346; - ID-kaart met omschrijving 1485341.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffers] zijn eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffers] haar eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffers] zijn eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffers] zijn eigen proceskosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers] af.
Bepaalt dat [slachtoffers] zijn eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffers] zijn eigen proceskosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers] af.
Bepaalt dat [slachtoffers] zijn eigen proceskosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ABN AMRO Bank N.V. toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan ABN AMRO Bank N.V. te betalen:
  • het bedrag van 24.860,69 (zegge: vierentwintigduizend achthonderdzestig euro en negenenzestigeurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van de ABN AMRO Bank N.V. voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ING Bank N.V. toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan ING Bank N.V. te betalen:
  • het bedrag van 16.289,98 (zegge: zestienduizend tweehonderdnegenentachtig euro en achtennegentigeurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A. toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan Coöperatieve Rabobank U.A. te betalen:
  • het bedrag van 53.817,00 (zegge: drieënvijftigduizend achthonderdzeventien euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.
Wijst de vordering van de benadeelde partij De Volksbank N.V. toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan De Volksbank N.V. te betalen:
  • het bedrag van 855,00 (zegge: achthonderdvijfenvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van De Volksbank N.V. voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. K. Bunk en mr. H. de Ruijter, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2024.
Mr. N.A. Vlietstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1) Naam aangever:
Schadebedrag:
[slachtoffers]
367,98
[slachtoffers]
384,38
[slachtoffers]
404,88
[slachtoffers]
40,00
[slachtoffers]
309,34
[slachtoffers]
317,75
[slachtoffers]
394,63
[slachtoffers]
550,00
[slachtoffers]
330,00
[slachtoffers]
305,00
[slachtoffers]
150,00
[slachtoffers]
225,00
[slachtoffers]
230,00
[slachtoffers]
345,00
[slachtoffers]
275,00
[slachtoffers]
275,00
[slachtoffers]
200,00
[slachtoffers]
50,00
[slachtoffers]
150,00
[slachtoffers]
75,00
[slachtoffers]
280,00
[slachtoffers]
304,00
[slachtoffers]
125,00
[slachtoffers]
80,00
[slachtoffers]
65,00
[slachtoffers]
854,86
[slachtoffers]
768,75
[slachtoffers]
250,00
[slachtoffers]
150,00
[slachtoffers]
250,00
[slachtoffers]
2.345,22
[slachtoffers]
175,00
[slachtoffers]
482,78
[slachtoffers]
281,88
[slachtoffers]
256,30
[slachtoffers]
479,25
[slachtoffers]
2.183,26
[slachtoffers]
389,50
[slachtoffers]
1.050,64
[slachtoffers]
407,25
[slachtoffers]
635,41
[slachtoffers]
235,75
[slachtoffers]
389,50
[slachtoffers]
589,38
[slachtoffers]
589,38
[slachtoffers]
379,25
[slachtoffers]
200,00
[slachtoffers]
389,50
[slachtoffers]
424,24
[slachtoffers]
404,25
[slachtoffers]
735,00
[slachtoffers]
275,00
[slachtoffers]
255,98
[slachtoffers]
208,97
[slachtoffers]
177,99
[slachtoffers]
230,98
[slachtoffers]
369,49
[slachtoffers]
315,00
[slachtoffers]
75,00
[slachtoffers]
200,00
[slachtoffers]
215,00
[slachtoffers]
450,00
[slachtoffers]
260,00
[slachtoffers]
200,00
[slachtoffers]
430,00
[slachtoffers]
405,00
[slachtoffers]
100,00
[slachtoffers]
325,00
Bijlage 2) Naam aangever:
Schadeloosstelling:
[slachtoffers]
369,49
[slachtoffers]
230,98
[slachtoffers]
208,97
[slachtoffers]
275,00
[slachtoffers]
80,00
[slachtoffers]
304,00
[slachtoffers]
305,00
[slachtoffers]
150,00
[slachtoffers]
200,00
[slachtoffers]
275,00
[slachtoffers]
275,00
[slachtoffers]
225,00
[slachtoffers]
50,00
[slachtoffers]
150,00
[slachtoffers]
125,00
[slachtoffers]
75,00
[slachtoffers]
250,00
[slachtoffers]
2.345,22
[slachtoffers]
150,00
[slachtoffers]
394,63
[slachtoffers]
309,34
[slachtoffers]
40,00
[slachtoffers]
404,25
[slachtoffers]
407,25
[slachtoffers]
389,50
[slachtoffers]
479,25
[slachtoffers]
379,25
[slachtoffers]
200,00
[slachtoffers]
389,50
[slachtoffers]
235,75
[slachtoffers]
450,00
[slachtoffers]
200,00
[slachtoffers]
75,00
[slachtoffers]
200,00
[slachtoffers]
260,00
[slachtoffers]
315,00
[slachtoffers]
325,00
[slachtoffers]
250,00