ECLI:NL:RBNNE:2024:1141

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
LEE 22/2200
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake omgevingsvergunning voor kiosk op midgetgolfbaan na eerdere tussenuitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die eerder was verleend aan V.O.F. Golfbaan Eldorado voor de legalisatie van een kiosk op de midgetgolfbaan "De Oude Vuurtoren" op Vlieland. De rechtbank had eerder, in een tussenuitspraak van 2 augustus 2023, geoordeeld dat het voorschrift in de omgevingsvergunning niet goed was gemotiveerd. Het college van burgemeester en wethouders van Vlieland had de mogelijkheid gekregen om het gebrek in de vergunning te herstellen, maar heeft dit niet gedaan. Hierdoor heeft de rechtbank het bestreden voorschrift vernietigd, omdat het niet deugdelijk gemotiveerd was en in strijd was met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft ook bepaald dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, die door het college moeten worden betaald. De rechtbank heeft de eisers niet in hun verzoek om vergoeding van proceskosten in de bezwaarprocedure tegemoetgekomen, omdat er geen sprake was van een herroeping van het besluit. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2200

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak tussen

1. V.O.F. Golfbaan Eldorado,eiseres, en
2. [eiser]eiser, uit Vlieland, gezamenlijk aangeduid als eisers
(gemachtigde: mr. F. Gietema-van der Heide),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlieland, het college,
(gemachtigden: J. Terpstra en M.M.A. Kuiper).

Inleiding

1. Deze einduitspraak is een vervolg op de tussenuitspraak van 2 augustus 2023. Eisers hebben beroep ingesteld tegen een voorschrift dat is opgenomen in de aan eiseres verleende omgevingsvergunning van 21 december 2021. Deze omgevingsvergunning is verleend voor de legalisatie van een kiosk op de midgetgolfbaan “De Oude Vuurtoren” aan de Dennenlaan op Vlieland. [1] Voor een weergave van het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 2 augustus 2023 verwijst de rechtbank naar die uitspraak. Het college heeft de mogelijkheid gekregen om binnen twaalf weken het gebrek in de verleende omgevingsvergunning te herstellen. [2]
1.1.
Het college heeft aan de rechtbank laten weten dat het gebruik wil maken van de mogelijkheid om het gebrek te herstellen. De rechtbank heeft, op verzoek van het college, uitstel van de hersteltermijn verleend tot en met 20 december 2023. Op 21 december 2023 heeft het college meegedeeld dat geen gevolg wordt gegeven aan de ruimte die de rechtbank heeft gegeven om tot opheffing van het geconstateerde gebrek te komen. Eisers hebben op deze mededeling gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft op 15 februari 2024 het onderzoek gesloten en partijen meegedeeld dat zij zonder nadere zitting uitspraak doet.

Beoordeling door de rechtbank

2. In de omgevingsvergunning is een voorschrift opgenomen dat luidt:

“de ondergeschikte horeca bestaat uit niet-alcoholische dranken en kleine versnaperingen die in de bestaande situatie anno 2021 worden verkocht”.

De rechtbank heeft het college met de tussenuitspraak in de gelegenheid gesteld om nader te motiveren wat het doel is van het betreffende voorschrift en of het beperken van het assortiment van de kiosk daarvoor een geschikt en noodzakelijk middel is. De stelling van het college dat dit nodig is ter bescherming van de (volks)gezondheid of om te voorkomen dat een nieuwe zelfstandige horecavoorziening ontstaat, was volgens de rechtbank onvoldoende. De rechtbank stelt vast dat het college geen gebruik heeft gemaakt van deze gelegenheid om het gebrek te herstellen.
Welk recht is van toepassing?
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
3.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 4 maart 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Beoordeling
4. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, slaagt het beroep van eisers. Het bestreden voorschrift is niet deugdelijk gemotiveerd en daarom in strijd artikel 3:46 van de Awb.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden voorschrift.
6. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij in deze beroepsprocedure hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Ook moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
6.1.
Eisers hebben daarnaast verzocht om vergoeding van de proceskosten die zij tijdens de bezwaarprocedure hebben gemaakt. De rechtbank kent deze vergoeding niet toe om de volgende reden.
6.1.1.
Vergoeding van proceskosten in beroep vindt plaats op grond van artikel 8:75 van de Awb. Daarin staat dat de rechtbank bevoegd is om een partij in de proceskosten van beroep, bezwaar en administratief beroep van een andere partij heeft moeten maken. Kosten van het bezwaar kunnen alleen worden toegekend als het besluit wordt herroepen. Dat staat in artikel 7:15 van de Awb. In dit geval wordt het besluit niet herroepen, omdat er geen sprake is van een bezwaarprocedure waarop artikel 7:11 van de Awb van toepassing is. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het college te veroordelen in de kosten van de bezwaarprocedure.
6.1.2.
De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend:
Beroep en hoger beroep
punten
Het indienen van een beroepschrift (bezwaarschrift 31 januari 2022)
1
Schriftelijke zienswijze na bestuurlijke lus (brief van 30 januari 2024)
0,5
Verschijnen zitting (8:56 Awb)
1
De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op. De waarde van een punt in beroep en hoger beroep is € 875,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.187,50

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 21 december 2021, voor zover dit het voorschrift
  • laat het besluit voor het overige in stand;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.187.50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 7:15

[…]
2. De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

Artikel 8:51a

1. De bestuursrechter kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De vorige volzin vindt geen toepassing, indien belanghebbenden die niet als partij aan het geding deelnemen daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.
2. De bestuursrechter bepaalt de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen. Hij kan deze termijn verlengen.

Artikel 8:75

1. De bestuursrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28, tweede, vierde en vijfde lid, zijn van toepassing. […]
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
[…]
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, […]

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).