ECLI:NL:RBNNE:2024:1122

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
LEE 23/3939 tot en met 23/3947
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen eenmalige energietoeslag 2022 voor bewoners van een Thomashuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 maart 2024 uitspraak gedaan over de afwijzing van aanvragen voor een eenmalige energietoeslag voor 2022 door het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren. De eisers, bewoners van een Thomashuis, hadden bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, dat hen geen energietoeslag toekende omdat zij volgens het college in een inrichting verbleven zoals gedefinieerd in de Participatiewet (PW). De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geoordeeld dat het Thomashuis een inrichting is, omdat de bewoners niet zelfstandig wonen en er meer dan 12 uur per dag begeleiding aanwezig is. De rechtbank verwierp ook het beroep van eisers op de hardheidsclausule en het gelijkheidsbeginsel, omdat er geen dringende redenen waren om van de beleidsregels af te wijken en omdat de situatie van eisers niet gelijk was aan die van bewoners van Thomashuizen in andere gemeenten. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvragen in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/3939 tot en met LEE 23/3947

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaken tussen

[eiseres 1], eiseres,
[eiser 1], eiser,
[eiser 2], eiser,
[eiseres 2], eiseres,
[eiseres 3], eiseres,
[eiser 3], eiser,
[eiseres 4], eiseres,
[eiser 4], eiser en
[eiseres 5], eiseres,
alle wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: eisers,
(gemachtigden: [namen gemachtigden] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren, het college

(gemachtigde: S. Wierenga)

Inleiding

1. In deze zaken gaat het om de afwijzing van de aanvragen van eisers om een eenmalige energietoeslag voor 2022 op grond van de Participatiewet (PW).
1.1.
Het college heeft deze aanvragen met de besluiten van 30 januari 2023 afgewezen. Eisers hebben daartegen bezwaar gemaakt. Met de bestreden besluiten op bezwaren van eisers is het college bij de afwijzing van de aanvragen om energietoeslag gebleven.
1.2.
Eisers hebben beroep, voorzien van bijlagen, ingesteld. Op verzoek van de griffier van de rechtbank zijn de bewoners- en huurovereenkomsten onzelfstandig wonen van eisers ingezonden.
1.3.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. Eisers hebben daarop schriftelijk gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 20 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van eisers en de gemachtigde van het college deelgenomen.

Totstandkoming van de bestreden besluiten

2. Eisers, die een Wajong-uitkering ontvangen, wonen in het Thomashuis in [woonplaats] . Dit is een kleinschalige woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking. Eisers hebben ieder een afzonderlijke bewoners- en huurovereenkomst voor onzelfstandige woonruimte. Zij hebben in het Thomashuis een eigen kamer (zonder keuken), en maken gebruik van een gezamenlijke woonkamer, keuken en wasgelegenheid. Voor eisers is er meer dan 12 uur per dag hulp en/of begeleiding aanwezig. Zij kopen de zorg in met een persoonsgebonden budget. In het Thomashuis, waarvan de eigenaren tevens zorgondernemer zijn, wordt wonen, zorg en ondersteuning op alle levensgebieden in een arrangement van 365 dagen per jaar aan eisers aangeboden.
2.1.
Eisers hebben op verschillende data bij het college een energietoeslag voor 2022 aangevraagd.
2.2.
Met de besluiten van 30 januari 2023 heeft het college de aanvragen afgewezen omdat eisers op de peildatum in een instelling, het Thomashuis, verbleven en zij daarom geen recht hebben op een eenmalige energietoeslag voor 2022. Ook is meer dan 12 uur per dag begeleiding en/of verzorging aanwezig. Tegen deze besluiten hebben eisers bezwaar gemaakt. Op 19 april 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden en op die dag heeft de commissie voor de bezwaarschriften (commissie) advies aan het college uitgebracht.
De bestreden besluiten
2.3.
Onder overname van het advies van de commissie van 19 april 2023 is het college met de bestreden besluiten bij de afwijzing van de aanvragen gebleven. Het college heeft daaraan de motivering ten grondslag gelegd dat eisers in het Thomashuis ieder op een eigen kamer wonen, die niet van binnenuit op slot kan worden gedaan. Er is meer dan 12 uur per dag hulp/begeleiding aanwezig door zorgverleners. Er is geen sprake van zelfstandig wonen, maar van verblijf in een inrichting als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, onder 2, van de PW. Van een huishouden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels Eenmalige energietoeslag 2022 (de Beleidsregels) is geen sprake, aldus het college. Eisers komen op grond van het eerste en vierde lid van dat artikel niet in aanmerking voor een eenmalige energietoeslag voor 2022. Van dringende redenen om de eenmalige energietoeslag 2022 aan eisers toe te kennen is volgens het college niet gebleken.
Het standpunt van eisers
3. Eisers zijn het met de bestreden besluiten van het college niet eens. Wat zij daartegen aanvoeren, wordt hieronder besproken.

Het oordeel van de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvragen van eisers om een eenmalige energietoeslag voor 2022 terecht heeft afgewezen. Niet in geschil is dat eisers behoren tot de doelgroep met een laag inkomen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels. In geschil is de vraag of het Thomashuis een inrichting is als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, onder 2, van de PW (hierna onder 6 tot en met 6.5). Verder is de vraag of de hardheidsclausule als neergelegd in artikel 5 van de Beleidsregels van toepassing is (hierna onder 7 tot en met 7.1). Tot slot is de vraag of het gelijkheidsbeginsel in het geval van eisers is geschonden (hierna onder 8 tot en met 8.1). De rechtbank beoordeelt die vragen aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen ongegrond zijn. Hierna bespreekt de rechtbank de beroepsgronden van eisers en legt de rechtbank uit hoe zij tot haar oordeel komt. Tot slot wordt aangegeven wat dit voor eisers betekent.
Het Thomashuis
6. Eisers voeren aan dat het Thomashuis niet als een inrichting kan worden aangemerkt. Zij hebben in het Thomashuis een eigen woonruimte en een eigen huurcontract. Hierin staan de energiekosten, die eisers zelf betalen. Het Thomashuis is volgens eisers een wooninitiatief en valt niet onder de definitie van inrichting als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, van de PW. Zij wijzen erop dat in de toelichting bij de PW staat dat personen in een inrichting minder bestaanskosten hebben, omdat de inrichting zorgt voor voeding, huisvesting, verwarming en onderhoud. Het is daarmee volgens eisers duidelijk dat een wooninitiatief geen inrichting is. Eisers wonen in een wooninitiatief en daarom kunnen zij een aanvraag indienen voor een eenmalige energietoeslag 2022.
6.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het Thomashuis een inrichting is als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, van de PW. De gevolgen van het beleid van het college zijn niet onevenredig voor eisers in verhouding tot het doel van de Beleidsregels. Eisers zijn volgens het college in het jaar 2022 niet geconfronteerd met sterk gestegen energiekosten en hebben niet te maken gehad met energiearmoede.
6.2.
Ter beoordeling ligt voor of het college bij de afwijzing van de aanvragen om een eenmalige energietoeslag 2022 het Thomashuis terecht als een inrichting heeft aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Daarbij is het volgende van betekenis.
6.3.
Uit artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels volgt dat de eenmalige energietoeslag 2022 van € 800,- is bedoeld voor een huishouden met een laag inkomen. In het vierde lid van dat artikel staat dat tot een huishouden niet wordt gerekend de persoon die op de peildatum (1 maart 2022) in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel f, van de wet. In dat artikel is een inrichting gedefinieerd als een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is.
6.4.
Het toekennen van de eenmalige energietoeslag is een bevoegdheid van het college. Uit de memorie van toelichting [1] volgt dat het college bij de uitoefening van deze bevoegdheid relatief veel beslissingsruimte heeft. Dit betekent dat het college met beleidsregels invulling kan geven aan deze bevoegdheid. Het college heeft dus beleidsruimte om te bepalen welke doelgroepen in aanmerking komen voor de energietoeslag en hoe wordt vastgesteld wanneer iemand onder die doelgroep valt. Dit heeft het college met het opstellen van de Beleidsregels gedaan. Deze beleidsruimte betekent verder dat de bestuursrechter de toepassing van de bevoegdheid door het college terughoudend toetst.
6.5.
De rechtbank is met het college van oordeel dat het Thomashuis een inrichting is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder, onder 2, van de PW. Daarbij is het volgende van belang. Vaststaat dat het Thomashuis onder meer woon- en slaapgelegenheid biedt aan eisers en dat zij elk hun eigen kamer hebben die niet van binnenuit op slot kan worden gedaan. Het gaat dus niet om een zelfstandige woonruimte. Verder staat vast dat er een gezamenlijke woonkamer, keuken en wasgelegenheid is. Hieruit volgt dat het Thomashuis zich blijkens zijn doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, anders dan in de vorm van zelfstandige woonruimte. Daarnaast staat vast dat in het Thomashuis de mogelijkheid van hulp of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is. Daarmee voldoet het Thomashuis aan de hiervoor aangehaalde omschrijving van een inrichting in de PW. Om die reden heeft het college het Thomashuis terecht aangemerkt als een inrichting.
Hardheidsclausule
7. Voor zover eisers hebben bedoeld te betogen dat de hardheidsclausule in de Beleidsregels van toepassing is, slaagt dat niet. Op grond van artikel 5 ‘hardheidsclausule’ van de Beleidsregels kan het college, als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag 2022 en gelet op alle omstandigheden in het individuele geval, besluiten dat de aanvrager in afwijking van de Beleidsregels toch in aanmerking komt voor de eenmalige energietoeslag indien dringende redenen hiertoe noodzaken. De rechtbank is van oordeel dat het college geen toepassing heeft hoeven te geven aan de hardheidsclausule. Daarbij is van belang dat in het geval van eisers niet gebleken is van dringende redenen op grond waarvan het college aanleiding had moeten zien om af te wijken van de Beleidsregels. Ook is de rechtbank niet gebleken van andere omstandigheden die het college aanleiding hadden moeten geven op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af te wijken van de Beleidsregels, omdat toepassing daarvan onredelijk of onevenredig is. De rechtbank legt dat hieronder uit.
7.1.
De energietoeslag is bedoeld om snel ondersteuning te bieden aan mensen die te maken krijgen met sterk gestegen energiekosten en daardoor bedreigd worden met energiearmoede. Die situatie doet zich in het geval van eisers niet voor. Namens eisers is op de zitting gezegd dat de in 2022 sterk gestegen energiekosten (nog) niet aan eisers zijn doorberekend. Daarnaast zijn de servicekosten, waarin een deel bestemd is voor de energiekosten, in 2022 niet veel geïndexeerd in vergelijking met het jaar daarvoor. Eisers hebben in 2022 dus niet te maken gehad met sterk stijgende energiekosten. De rechtbank begrijpt dat het bedrag van de energietoeslag een groot bedrag is voor eisers en zij dit goed kunnen gebruiken, maar dat maakt niet dat het college aanleiding had moeten zien om af te wijken van de Beleidsregels. Dat, zoals namens eisers op de zitting is gezegd, het in de toekomst anders wordt en er nog een nabetaling kan volgen van de hogere energiekosten in 2022, is niet voldoende voor het oordeel dat het onevenredig of onredelijk is dat zij de energietoeslag van € 800,- niet krijgen. Bij het voorgaande merkt de rechtbank op dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er een juridische grondslag bestaat voor de doorberekening van de hogere energiekosten aan eisers. De huurovereenkomsten die zijn overgelegd voorzien daar in ieder geval niet in. Een (mogelijke) vrijwillige betaling van de hogere energiekosten in 2022, kan – zoals het college heeft aangegeven – niet op de bijstand worden afgewenteld.
Gelijkheidsbeginsel
8. Eisers voeren aan dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden omdat bewoners van Thomashuizen in andere gemeenten wel een energietoeslag voor 2022 toegekend hebben gekregen.
8.1.
Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is het noodzakelijk dat sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Die situatie doet zich in het geval van eisers niet voor. De omstandigheid dat andere gemeenten een Thomashuis niet aanmerken als een inrichting, maar zien als een wooninitiatief en dat aan bewoners daarvan in die gemeenten wel een eenmalige energietoeslag is toegekend, heeft te maken met de beleidsvrijheid die gemeenten hebben. Dat dit leidt tot een verschil in uitwerking van de eenmalige energietoeslag tussen verschillende gemeenten is eigen aan de door de wetgever aan de gemeenten gegeven bevoegdheid om zelf te bepalen wie tot de doelgroep van de eenmalige energietoeslag behoort. Gelet op de aan het college toekomende beleidsvrijheid, die is ingevuld met de Beleidsregels, is er in dit geval geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat niet is uitgesloten dat bewoners van een Thomashuis in andere gemeenten een ander huurcontract hebben, waarin uitdrukkelijk is opgenomen dat extra energiekosten (kunnen) worden doorberekend aan de bewoners. In de bewoners- en huurovereenkomsten van eisers is daarover niets vermeld, ook niet dat bij hogere energiekosten een nabetaling kan volgen. Het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat het college de aanvragen van eisers voor een eenmalige energietoeslag voor 2022 terecht heeft afgewezen en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzitter, en mr. T.A. Oudenaarden en mr. R.L. Herregodts, leden, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en beleidsregels

Artikel 35, eerste lid, van de PW
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
In artikel 35, vierde lid, van de PW
In afwijking van het eerste lid tot en met 30 juni 2023 kan bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
Artikel 1, aanhef en onder f, onder 2, van de PW
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder
(…)
f. inrichting:
(…)
2°. een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is;
Om te beoordelen of iemand wel of niet in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag, heeft het college de Beleidsregels Eenmalige energietoeslag 2022 gemeente De Fryske Marren (de Beleidsregels) opgesteld.
Artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels
De eenmalige energietoeslag 2022 van € 800,- is bedoeld voor een huishouden met een laag inkomen en wordt ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand verleend.
Artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a, van de Beleidsregels
Tot een huishouden wordt niet gerekend de persoon die op de peildatum (1 maart 2022) in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel f van de wet.
Artikel 5 van de Beleidsregels (hardheidsclausule)
Als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag kan het college, gelet op alle omstandigheden, in het individuele geval besluiten dat de aanvrager in afwijking van de beleidsregel toch in aanmerking komt voor de eenmalige energietoeslag indien dringende redenen hiertoe noodzaken.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2021/2022, 36 057, nr. 3, p. 4.