ECLI:NL:RBNNE:2024:1107
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- M.C. Fuhler
- H.R. Eising
- C. Krijger
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor het bezit van hennep na onvoldoende bewijs van wetenschap en beschikkingsmacht
Op 27 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van hennep. De verdachte, geboren in 1980 en woonachtig in Emmen, werd bijgestaan door haar advocaat mr. M.H. Wormmeester. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mr. S. Eijzenga, had de verdachte ten laste gelegd dat zij op of omstreeks 5 oktober 2021 opzettelijk ongeveer 1150 gram hennep aanwezig had gehad, wat een overtreding van de Opiumwet betreft.
Tijdens de zitting op 13 maart 2024 werd het bewijs besproken, waaronder tapgesprekken waaruit de officier van justitie concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen. De officier vorderde een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De verdediging betoogde echter dat de tapgesprekken niet als bewijs konden dienen, omdat de verdachte niet goed Nederlands spreekt en slechts sporadisch in de gesprekken voorkomt.
De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank stelde vast dat de hennep in de schuur van de woning van de verdachte was aangetroffen, maar dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennep. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. M.C. Fuhler als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.