ECLI:NL:RBNNE:2024:1083

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
18-133944-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging door stelselmatig filmen, afluisteren en intimideren van buurvrouw en haar kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van twee jaar schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn buurvrouw en haar kinderen. De verdachte heeft hen veelvuldig gefilmd, afgeluisterd, geïntimideerd en geluidsoverlast veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster en haar kinderen vormden. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Tevens werd een contactverbod en een locatieverbod opgelegd, met de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor materiële en immateriële schade vaststelde. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen van de verdachte, evenals de impact daarvan op het leven van de aangeefster en haar kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.133944.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 maart 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
voorheen wonend te [woonplaats] (actuele adres bij de rechtbank bekend)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 maart 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Helmantel, advocaat te Sappemeer. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 9 mei 2023 te Veendam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van zijn buurvrouw [slachtoffer] (en haar kinderen), door veelvuldig en langdurig (bijna dagelijks)
  • die [slachtoffer] (en/of haar kinderen) te begluren
  • die [slachtoffer] (en/of haar kinderen en/of bezoek) af te luisteren (wanneer zij in de tuin zaten)
  • die [slachtoffer] (en/of haar kinderen) te filmen en/of te fotograferen
  • die [slachtoffer] uit te schelden (voor vieze vette zwien en/of vieze loeder en/of kloede)
  • zich op andere wijze intimiderend en/of provocerend tegen die [slachtoffer] (en/of haar kinderen) te gedragen
  • (geluids)overlast te veroorzaken door op de muur te bonken en/of met de deuren te slaan
  • (geluids)overlast te veroorzaken door op de muur te bonken en/of met de deksel van de afvalcontainer te slaan, waardoor zijn hond gaat blaffen
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Daarbij heeft, in de visie van de officier van justitie, als aanvang van de pleegperiode 26 mei 2021 te gelden, zijnde het moment van de eerste melding van aangeefster [slachtoffer] bij de politie van door haar ervaren overlast van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier blijkt niet dat sprake is van stalking. Er is slechts sprake van een burenruzie en van overlast over en weer. Uit het dossier blijkt ook dat er klachten over en weer zijn ingediend. Met de klachten en aangifte van verdachte is echter niets gedaan. Verdachte en zijn partner zijn jarenlang geterroriseerd door aangeefster, en ook door de overige buurtbewoners. De verklaringen tegen verdachte in het dossier komen uit één kamp, namelijk het kamp van aangeefster en de buurtbewoners, en worden niet gestaafd door objectief bewijs. Het gesprek op 14 juli 2021 op het politiebureau is vooraf niet aangemerkt als een stopgesprek, zoals wel wordt gesuggereerd in het dossier. In dit gesprek is de burenoverlast besproken en is afgesproken dat aangeefster en verdachte elkaar met
rust zouden laten. Ook na dit gesprek liet aangeefster verdachte echter niet met rust. Verdachte heeft daarom vijf filmpjes gemaakt van aangeefster om zo bewijs te verkrijgen van het feit dat aangeefster hém filmde. Verdachte heeft aangeefster voorts nimmer gedwongen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 oktober 2021 (gevolgd door een schriftelijke klacht d.d. 24 november 2021), opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021135945 d.d. 29 juni 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op een bepaald moment ging het een stuk minder tussen mij en [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte]. Hij begon mij te filmen, hij begon mijn kinderen te filmen als zij in de tuin waren. Op 14 juli 2021 is er een stopgesprek geweest. [verdachte] blijft echter doorgaan met uitlokkend gedrag, filmen, volgen, kortom intimideren. Mijn kinderen en ik voelen ons niet veilig meer met deze buren naast ons. Mijn kinderen durven niet meer in de tuin en zijn angstig als zij op straat zijn.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 januari 2022, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Iets voor kerst 2021 was ik bij [slachtoffer] [de rechtbank begrijpt: aangeefster] op visite. Wij gingen buiten een sigaretje roken in haar achtertuin. Ik hoorde dat haar buurman, [verdachte] , ook in zijn achtertuin kwam te staan. Ik hoorde dat de deur openging en hoorde hem duidelijk in de tuin aanwezig. Ik had het gevoel dat hij ons aan het afluisteren was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 april 2022, opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Als er visite was bij [slachtoffer] bonkten de buren op de muur. Ik heb dit zelf ook een keer gehoord. Ik zag eens bij de buren een hand achter de lamellen met een mobiele telefoon vast in onze richting. Ik denk dat hij aan het filmen was. Ik zag dat de hand met telefoon net zo lang bleef filmen totdat ik weg was. Als ik bij [slachtoffer] in de achtertuin gezellig zit dan hoor ik dat [verdachte] altijd via de achterdeur met de hond gaat lopen. Ik krijg dan het gevoel dat hij ons wil afluisteren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2022, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] : Op 26 mei 2021 heb ik contact opgenomen met meldster en is er een eerste startmutatie gemaakt. [slachtoffer] gaf aan dat de buren vanaf een bepaald moment agressief stalkgedrag richting haar vertoonden. Zie de meldingen hieronder.
Melding 6 juni 2021
[verdachte] is en blijft maar bezig met dreigende houding. Hij was ontzettend boos en zei toen ik naar de auto liep dat ik ook nog een vieze grijns op mijn smoel had en dat ik een vieze loeder ben en achterbaks.
Melding 16 juni 2021
Meldster merkt op dat [verdachte] vanuit de woning fotos maakt van haar schaars geklede kinderen als die in zwemkleding in het zwembadje spelen.
Melding 30 juni 2021
Vandaag ben ik een sigaretje gaan roken in mijn deuropening. Toen hoorde ik dat [verdachte] tot 2x toe
hard de achterdeur dicht knalde. [verdachte] stond daarna met paraplu en hond bij mij voor het huis naar binnen te kijken met agressieve blik. Pas na het zoveelste wuivende gebaar is hij langzaam doorgelopen, maar wel blijvend dreigend kijkend in mijn raam tot hij uit het zicht was.
Mail 11 december 2021
[verdachte] keek ons kwaad aan en deed een paar keer met zijn hand een wurgbeweging en daarna een snijdende beweging met zijn rechterhand.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2022, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] : In de telefoon van verdachte ben ik vijf filmpjes tegengekomen. Hierop is te zien dat verdachte in zijn woning zit en aangeefster filmt op het moment dat de dochter van aangeefster door een taxibusje van [naam] wordt opgehaald. Een omschrijving volgt hieronder.
()
Verdachte roept richting zijn vrouw:
Doe je het doucheraam even open! Als zij buiten is, doe jij het doucheraam even open!? Dan gaat zij filmen! Als die kloede buiten is, dan moet jij het doucheraam open doen! Ja, nu moet je het doucheraam open doen!
()
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2022, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] : Op donderdag 20 januari 2022 ontving ik de onderstaande mail van mevrouw [slachtoffer] .
()
Ze blijven opmerkingen maken en dreigen. Zo zijn we een vieze vette zwien volgens [verdachte] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2022, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] : Onderstaande mail van [slachtoffer] is door mij vastgelegd in dit proces-verbaal.
()
De hele week is [verdachte] bezig geweest met gluren en filmen s ochtends vanuit hun badkamerraam als mijn zoon wordt opgehaald met de taxi, achterdeur en binnendeuren steeds dicht slaan en muren bonken.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2023, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
[slachtoffer] verklaarde dat de heer [verdachte] hard op de muren bonkt als ze niet thuis zijn, waardoor de hond begint te blaffen. Dit heeft ze waargenomen op een camera. Ook als de hond buiten in de tuin is, wordt het deksel van de afvalcontainer extra hard dichtgeslagen, waardoor de hond ook begint te blaffen. Het laatst bekende incident vond plaats op 9 mei 2023.
Bewijsoverwegingen
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte aangeefster binnen de ten laste gelegde periode - waarbij de rechtbank evenals de officier van justitie uitgaat van 26 mei 2021 als startpunt - veelvuldig heeft afgeluisterd, begluurd, gefilmd en zich jegens haar intimiderend/provocerend heeft gedragen. Dat verdachte de filmpjes enkel zou hebben gemaakt om bewijs te verzamelen van het feit dat aangeefster verdachte zou filmen, volgt niet uit de stukken en is de rechtbank ook overigens niet gebleken. Uit de inhoud van de filmpjes blijkt niet dat aangeefster verdachte heeft gefilmd en/of dat aangeefster verdachte op enige andere wijze zou hebben belaagd. Uit de filmpjes blijkt juist dat verdachte in zijn woning is en aangeefster vanuit zijn woning filmt.
Daarnaast heeft verdachte binnen de ten laste gelegde periode gezorgd voor overlast bij aangeefster en haar kinderen, door bewust op de muren te bonken, met deuren te slaan en met de deksel van de afvalcontainer te slaan. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte een situatie waarin sprake is van een gewone burenruzie of overlast, ver overstijgen. Dat het gesprek van 14 juli 2021 in de belevening van verdachte geen stopgesprek zou zijn geweest, maakt dit oordeel niet anders. Aan verdachte is die dag in niet mis te verstane bewoordingen door de politie duidelijk gemaakt dat aangeefster niet gediend was van zijn gedragingen. Uit de aangifte volgt verder dat de gedragingen van verdachte een flinke impact hebben gehad op aangeefster en haar kinderen. Aangeefster en haar kinderen werden veelvuldig in de gaten gehouden door verdachte, waardoor aangeefster en haar kinderen zich niet veilig meer voelden rondom hun woning.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster naar objectieve maatstaven bezien zodanig zijn geweest dat van een (wederrechtelijke) stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster sprake is geweest.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 26 mei 2021 tot en met 9 mei 2023 te Veendam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van zijn buurvrouw [slachtoffer] (en haar kinderen), door veelvuldig en langdurig (bijna dagelijks)
  • die [slachtoffer] (en/of haar kinderen) te begluren
  • die [slachtoffer] (en/of haar kinderen en/of bezoek) af te luisteren (wanneer zij in de tuin zaten)
  • die [slachtoffer] (en/of haar kinderen) te filmen en te fotograferen
  • die [slachtoffer] uit te schelden (voor vieze vette zwien en vieze loeder en kloede)
  • zich op andere wijze intimiderend en provocerend tegen die [slachtoffer] (en/of haar kinderen) te gedragen
  • (geluids)overlast te veroorzaken door op de muur te bonken en met de deuren te slaan
  • (geluids)overlast te veroorzaken door op de muur te bonken en met de deksel van de afvalcontainer te slaan, waardoor zijn hond gaat blaffen
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

Belaging, meermalen gepleegd.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar. Aan deze proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals geformuleerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor de duur van vijf jaar, inhoudende een contactverbod en een locatieverbod, met twee weken hechtenis per overtreding, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak zodat het opleggen van een straf niet aan de orde is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 3 augustus 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van twee jaar schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster en haar kinderen door hen veelvuldig te filmen, af te luisteren, te intimideren/provoceren en door geluidsoverlast te veroorzaken. Het bemiddelings- c.q. stopgesprek van 14 juli 2021 heeft er niet voor gezorgd dat verdachte zijn gedrag heeft aangepast, terwijl hem op dat moment zonder meer duidelijk moet zijn geweest dat hij met zijn overlast veroorzakende gedrag in de richting van aangeefster diende te stoppen. Uit de aangifte blijkt dat het gedrag van verdachte grote impact heeft gehad op aangeefster en haar kinderen. Aangeefster en haar kinderen voelden zich niet veilig meer met verdachte als buurman naast hen. De kinderen van aangeefster durfden niet meer in de tuin te zijn en waren angstig op straat.
Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en haar kinderen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 29 januari 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 3 augustus 2023.
Uit dit advies blijkt onder meer dat verdachte kampt met psychische problematiek en hierdoor onder andere momenteel niet werkt. De reclassering ziet bij een veroordeling de huisvesting, het psychosociaal functioneren en de houding van verdachte als de belangrijkste delictgerelateerde factoren. De reclassering heeft van de politie begrepen dat er na 9 mei 2023 verschillende meldingen zijn geweest over verdachte. Dit vindt de reclassering zorgelijk. Verdachte en zijn partner zullen binnenkort verhuizen, wat de reclassering positief vindt. Bij een veroordeling schat de reclassering het recidiverisico onder de huidige omstandigheden in als gemiddeld tot hoog. Het recidiverisico kan verminderen als verdachte gaat verhuizen en daardoor niet dagelijks geconfronteerd wordt met aangeefster. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, waarbij als bijzondere voorwaarden worden gesteld een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, contactverbod en locatieverbod (zonder elektronische monitoring).
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte inmiddels, met ingang van 2 oktober 2023, een andere woonplaats heeft.
De straf
De rechtbank overweegt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. Uit het dossier blijkt dat het handelen van verdachte een grote impact op het leven van aangeefster en haar gezin heeft gehad. Zij heeft verklaard dat haar kinderen niet meer buiten durfden te spelen. De rechtbank rekent verdachte dit alles ernstig aan.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden om aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
De rechtbank is van oordeel dat het ter voorkoming van strafbare feiten noodzakelijk is om een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr. aan verdachte op te leggen. Deze maatregel bestaat uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze direct of indirect contact mag opnemen met aangeefster [slachtoffer] en haar twee minderjarige kinderen [slachtoffer] en [slachtoffer] , en een locatieverbod,
inhoudende dat verdachte zich niet zal begeven binnen een straal van 100 meter rond de woning van aangeefster en haar kinderen. De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van drie jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis worden opgelegd van veertien dagen voor iedere keer dat verdachte niet voldoet aan deze maatregel, met een maximum duur van zes maanden
.
De rechtbank is verder van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens aangeefster en haar kinderen. Uit het reclasseringsadvies volgt immers dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog en dat de toekomst zal moeten uitwijzen of het nieuwe adres van verdachte een beschermende factor is. Uit het advies blijkt eveneens dat de reclassering het als zorgelijk ervaart dat er ook na 9 mei 2023 nog verschillende meldingen zijn binnengekomen over verdachte. De rechtbank zal daarom bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer] , tot een bedrag van 113,85 ter zake van materiële schade en 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
2. [ [slachtoffer] , tot een bedrag van 1.800,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
2. [ [slachtoffer] , als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] , tot een bedrag van
2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de materiële schade ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] toegewezen wordt. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de immateriële schade ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] eveneens toegewezen wordt. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd en de gevorderde bedragen zijn billijk. Datzelfde geldt voor de proceskosten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet- ontvankelijk dienen te worden verklaard dan wel dienen te worden afgewezen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de vordering van [slachtoffer] blijkt niet dat de aanschaf van de cameras in rechtstreeks verband staat met het gedrag van verdachte.
De vorderingen van [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] zijn voor wat betreft de immateriële schade onvoldoende onderbouwd. Er ontbreekt een verklaring van een psycholoog, waardoor niet duidelijk is wat de impact van de (vermeende) gedragingen van verdachte is geweest op de benadeelde partijen en wat het verband is tussen die gedragingen van verdachte en de gestelde schade. Uit de vordering van [slachtoffer] blijkt daarnaast dat hij al eerder in behandeling is geweest bij [naam] en er dus al eerder sprake was van problematiek.
Oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. De rechtbank acht de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de materiële schade voldoende onderbouwd en toewijsbaar, inhoudende 113,85, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen
[slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] tevens immateriële schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, schat de rechtbank de hoogte van de schade van [slachtoffer] op 1.500,-, de hoogte van de schade van [slachtoffer] op 800,- en de hoogte van de schade van [slachtoffer] op 1.000,-. Hiermee is rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De rechtbank zal de vorderingen tot voornoemde bedragen toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde feit bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich na uitnodiging meldt op de door de reclassering aangegeven dag, tijd en plaats, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Binnen het toezicht volgt veroordeelde de aanwijzingen op die hem door of namens reclassering gegeven worden, voor zover niet in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waarvoor veroordeelde zich inzet deze te behalen;
dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en de daaruit voortvloeiende behandeling, gericht op delictpreventie, door de AFPN, de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid

Inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van drie jaren
  • op geen enkele wijze direct of indirect contact zal hebben of zoeken met aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1980, wonende te [adres] en haar kinderen [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001 en [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009 eveneens wonende te [adres] .
  • zich niet zal ophouden binnen een straal van 100 meter rondom het adres [adres] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes (6) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Benadeelde partijen

Benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.613,85 (zegge: zestienhonderddertien euro en vijfentachtig eurocent), bestaande uit 113,85 (honderddertien euro en vijfentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en 1500,- (vijftienhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.613,85 (zegge: zestienhonderddertien euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 113,85 aan
materiële schade en 1.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 800,- (achthonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 800,- (achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit vergoeding van immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 16 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1000,- (duizend euro) aan vergoeding van immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit vergoeding van immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. drs. J.V. Nolta en mr. R. Tesfai, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2024.
Mr. Depping is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.