ECLI:NL:RBNNE:2024:1062

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
18-102019-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en beïnvloeden van een getuige met fatale afloop

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en het beïnvloeden van een getuige. De feiten dateren van 16 augustus 2020, toen de verdachte samen met zijn vader, gewapend met een mes en een ploertendoder, geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen in Groningen. De verdachte heeft zijn vader van huis opgehaald en is naar de openbare weg gegaan, waar hij en zijn vader de slachtoffers hebben benaderd en geweld hebben gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook een getuige heeft beïnvloed door deze te waarschuwen niets te zeggen tegen de politie over hun betrokkenheid bij de fatale afloop van de confrontatie, waarbij de vader van de verdachte kort na de gewelddadige handelingen is omgekomen door messteken.

Tijdens de zitting op 12 maart 2024 heeft de verdachte bekend, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het verdriet om het verlies van zijn vader en de lange duur van de procedure. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten om geen straf op te leggen, ondanks de ernst van de feiten. De verdachte is schuldig verklaard zonder oplegging van enige straf of maatregel.

Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen, waaronder schadevergoeding voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen tot een bedrag van 3.501,85 euro, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.102019.21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.142845.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 maart 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 maart 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18.102019.21
hij op of omstreeks 16 augustus 2020 te [adres] , gemeente Groningen openlijk, te weten, op/aan [adres] , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
door samen met [medeverdachte] , althans alleen, voorzien van een mes en/of een of
meer ploertendoders op die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] af te lopen en/of doe [slachtoffer 1] met een ploertendoder te slaan;
Parketnummer 18.142845.21
hij op of omstreeks 16 augustus 2020, althans in de periode van 16 augustus 2020 tot en met 15 maart 2021, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [slachtoffer 4] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar (van politie) een verklaring af te leggen te
beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft hij die [slachtoffer 4] een (Whats)app bericht gestuurd dat hij, [slachtoffer 4] , bij de politie niets moest zeggen over het feit dat zij, verdachte en die [slachtoffer 4] , zijn, verdachtes, vader hadden opgehaald en dat er door hem, verdachte, en/of verdachtes vader wapens meegenomen waren naar de plek
waar later de vader van verdachte van het leven werd beroofd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het onder parketnummers 18.102019.21 en 18.142845.21 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18.102019.21
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18.142845.21
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, enkel kan worden bewezen dat het ten laste gelegde zich op 16 augustus 2020 heeft afgespeeld en niet gedurende de periode van 16 augustus 2020 tot en met 15 maart 2021.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder parketnummers 18.102019.21 en 18.142845.21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.102019.21 ten laste gelegde
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 maart 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 augustus 2020, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020223912 (onderzoek Cryoliet) d.d. 10 november 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.142845.21 ten laste gelegde
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 maart 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris
d.d. 15 maart 2021, als los document gevoegd bij het dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder parketnummers 18.102019.21 en 18.142845.21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18.102019.21
hij op 16 augustus 2020 te [adres] openlijk te weten op de [adres]
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door samen met [medeverdachte] voorzien van een mes en een ploertendoder op die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] af te lopen en die [slachtoffer 1] met een ploertendoder te slaan;
Parketnummer 18.142845.21
hij in de periode van 16 augustus 2020 tot en met 15 maart 2021 in de gemeente Groningen opzettelijk bij geschrift zich jegens [slachtoffer 4] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar van politie een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft hij die [slachtoffer 4] een WhatsApp bericht gestuurd dat hij, [slachtoffer 4] , bij de politie niets moest zeggen over het feit dat zij, verdachte en die [slachtoffer 4] , zijn, verdachtes vader hadden opgehaald en dat er door hem, verdachte, en verdachtes vader wapens meegenomen waren naar de plek waar later de vader van verdachte van het leven werd beroofd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer18.102019.21openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Parketnummer 18.142845.21opzettelijk bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet dat die verklaring zal worden afgelegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummers 18.102019.21 en 18.142845.21 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 1 jaar met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden de oplegging van een locatieverbod voor het gebied van een straal van 800 meter van de [adres] 20 in [adres] (Groningen) en een contactverbod met [slachtoffer 2] . Bij het formuleren van de strafeis heeft de officier van justitie niet alleen de gevolgen van deze zaak voor verdachte meegewogen, maar ook dat het oude feiten betreft en artikel 63 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat artikel 9a Sr dient te worden toegepast. Verdachte is door de gevolgen van de confrontatie op 16 augustus 2020 zeer zwaar getroffen. Hij heeft immers daarbij zijn vader verloren en kampt nog dagelijks met e niet te verteren verdriet. Daarnaast is er sprake van een groot tijdsverloop en is het bepaalde in artikel 63 Sr van toepassing.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. In de nacht van
16 augustus 2020 heeft verdachte zijn vader van huis opgehaald en zijn zij bewapend met een mes en een ploertendoder naar de [adres] gegaan. Eenmaal aangekomen zijn verdachte en zijn vader naar [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gelopen en heeft verdachtes vader met een ploertendoder [slachtoffer 1] geslagen. Van de geweldsexplosie die volgt, hebben meerdere bewoners in de straat iets waargenomen. Het handelen van verdachte is daarmee een vorm van eigenrichting die heeft gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het beïnvloeden van getuige [slachtoffer 4] . Op dergelijk gedrag hoort in beginsel een stevige straf te volgen.
In dit geval is het echter zo dat verdachte nog dagelijks kampt met verdriet om de afschuwelijke afloop van de gewelddadige confrontatie. Verdachtes vader is immers vlak na de bewezen verklaarde handelingen door messteken om het leven gebracht. Gegeven het feit dat verdachte zelf de link tussen zijn eigen
gedrag en dit dodelijke vervolg legt, het feit dat er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn (undue delay) en de omstandigheid dat onderhavige strafzaak had kunnen worden meegenomen bij een eerdere vervolging van verdachte (artikel 63 Sr), ziet de rechtbank geen meerwaarde in het nu nog opleggen van een straf.
De rechtbank zal verdachte dan ook schuldig verklaren zonder oplegging van enige straf of maatregel.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. W.G. ten Have, tot een bedrag van 1.501,85 ter zake van materiële schade en 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. W. Koopmans, heeft verzocht om oplegging van een locatieverbod voor het gebied van een straal van 800 meter van de [adres] 20 in [adres] (Groningen) en een contactverbod.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de materiële en immateriële schade worden toegewezen, met dien verstande dat bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade de rechtbank gebruik maakt van haar matigingsbevoegdheid.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer 2] wordt toegewezen door aan verdachte een locatie- en contactverbod op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] , gelet op zijn rol bij het incident, niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. De vordering dient door de civiele rechter te worden beoordeeld.
De raadsman heeft verzocht om de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] af te wijzen.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18.102019.21
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal de materiële schade toewijzen, nu de hoogte hiervan niet door verdachte is betwist, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 augustus 2020.
Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de gevorderde immateriële schade op 2.000,-.
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade tot dit bedrag toewijzen en het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De rechtbank ziet de meerwaarde niet in van de oplegging van een locatie- en contactverbod, omdat uit het dossier onvoldoende aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat verdachte contact heeft gezocht of zoekt met de benadeelde partij. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat er voor hem geen aanleiding is om wraak te nemen.
Deze vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18.102019.21 en het onder parketnummer 18.142845.21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Ten aanzien van 18.102019.21
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 3.501,85 (zegge: drieduizend vijfhonderd en één euro en vijfentachtig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de gevorderde immateriële schade voor het overige deel af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.501,85 (zegge: drieduizend vijfhonderd en één euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.501,85 aan materiële schade en 2.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 2] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.V. Nolta, voorzitter, mr. R. Depping en mr. R. Tesfai, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema-Smit, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2024.
Mr. Depping is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.