ECLI:NL:RBNNE:2024:1054

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
C/18/232637 KG ZA 24-30
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van vlogs en verbod op het plaatsen van nieuwe video’s op sociale media

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, eigenaar van een tattooshop, en een gedaagde, een shock-vlogger. De eiser vorderde de verwijdering van vlogs en video’s van de gedaagde op sociale media, waarin hij beschuldigd werd van ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting en chantage. De eiser stelde dat deze beschuldigingen onterecht waren en dat hij hierdoor dagelijks bedreigingen ontving. De gedaagde is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek werd verleend. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van de eiser voldoende aannemelijk waren, gezien de ernstige aard van de beschuldigingen en de impact daarvan op de eer en goede naam van de eiser. De rechter benadrukte de botsing tussen het recht op eerbiediging van de goede naam van de eiser en het recht op vrijheid van meningsuiting van de gedaagde. Uiteindelijk werden de vorderingen van de eiser toegewezen, met inachtneming van de noodzaak om de vrijheid van meningsuiting van de gedaagde niet onnodig te beperken. De gedaagde werd veroordeeld tot het verwijderen van specifieke video’s en vlogs en kreeg een verbod opgelegd om nieuwe video’s te plaatsen waarin de eiser wordt genoemd.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/232637 / KG ZA 24-30
Vonnis in kort geding van 22 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. P. de Haan te Almere,
tegen
[gedaagde ],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde ] ,
niet in rechte verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de betekende dagvaarding met producties 1 t/m 5;
- de nader ingekomen producties 6 en 7 aan de zijde van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling van 18 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Op de mondelinge behandeling is [eiser] verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. P. de Haan. [gedaagde ] is niet verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een tattooshop en is daarnaast (evenals [gedaagde ] ) actief op het internet, met name op YouTube. [gedaagde ] is een shock-vlogger en is bekend onder de naam [gedaagde] . [gedaagde ] heeft ruim 61.000 abonnees op zijn YouTube-kanaal. Partijen kennen elkaar van een korte samenwerking medio 2023.
2.2.
[gedaagde ] heeft meerdere vlogs/video’s op zijn social media kanalen geplaatst waarin hij - kortgezegd - [eiser] beschuldigd van verkrachting en drogering van (minderjarige) vrouwen, het misbruiken van zijn eigen dochter en chantage. [eiser] heeft naar aanleiding daarvan op 2 februari 2024 aangifte jegens [gedaagde ] gedaan vanwege smaad.
2.3.
De advocaat van [eiser] heeft [gedaagde ] bij brief van 9 februari 2024 aangeschreven en gesommeerd om de vlogs/video’s te verwijderen en te stoppen met het doen van beledigingen. Deze brief is op 16 februari 2024 nogmaals naar [gedaagde ] verzonden.
2.4.
[gedaagde ] heeft niet gereageerd op de brieven en gaat thans nog steeds door met het plaatsen van video’s over [eiser] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
I. [gedaagde ] te gebieden om binnen twee dagen na het in deze te wijzen vonnis, alle video’s en vlogs van het gehele internet, waaronder begrepen de sociale mediakanalen YouTube, Instagram, Snapchat, Facebook en TikTok, te verwijderen waarin de naam of beeltenis van [eiser] voorkomt, dan wel waarin op enigerlei wijze (door [gedaagde ] ) wordt gesproken over [eiser] , op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde ] in strijd met het in deze uit te spreken gebod handelt tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;
II. [gedaagde ] te verbieden om vanaf de datum van het in deze te wijzen vonnis een video en/of vlog, dan wel enig ander bericht te plaatsen op het internet, waaronder begrepen de hiervoor onder I genoemde sociale mediakanalen, waarin de naam of beeltenis van [eiser] voorkomt, dan wel waarin [gedaagde ] over [eiser] spreekt, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag, of gedeelte van een dag dat [gedaagde ] handelt in strijd met deze veroordeling, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt.
III. [gedaagde ] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde ] onrechtmatig jegens hem handelt door video’s en vlogs van hem te publiceren waarin [gedaagde ] hem ten onrechte beschuldigd van ernstige feiten, zoals het verkrachten en drogeren van (minderjarige) vrouwen, het misbruiken van zijn eigen dochter en chantage. Door de vele volgers van [gedaagde ] worden er in de reacties ernstige bedreigingen jegens [eiser] geuit. [eiser] ontvangt hierdoor dagelijks diverse bedreigingen, ook op zijn eigen internetkanalen. Door het handelen van [gedaagde ] zijn, zo stelt [eiser] , zijn eer, goede naam en privacy onnodig geschonden.
3.3.
[gedaagde ] is niet in rechte verschenen en heeft dus geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde ] is niet op de zitting verschenen. De voorzieningenrechter stelt vast dat bij het betekenen van de dagvaarding artikel 57 lid 2 Rv is nageleefd en dat de voorgeschreven termijnen en overige formaliteiten in acht zijn genomen. De voorzieningenrechter verleent daarom verstek tegen [gedaagde ] .
4.2.
Kern van het geschil is of [gedaagde ] onrechtmatig handelt/heeft gehandeld door video’s op zijn YouTube-kanaal te publiceren waarin hij [eiser] beschuldigd van ernstige strafbare feiten. Daarbij wordt opgemerkt dat in dit kort geding slechts een voorlopig oordeel zal worden gegeven. Dit betekent dat [eiser] voor toewijzing van zijn vorderingen voldoende aannemelijk moet maken dat een rechter na het voeren van een bodemprocedure tot het oordeel kan komen dat [gedaagde ] onrechtmatig heeft gehandeld.
4.3.
Het gaat in deze zaak om een botsing van fundamentele rechten. Aan de kant van [eiser] het recht op eerbiediging van de eer en goede naam (artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM) en aan de kant van [gedaagde ] het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM).
4.4.
Toewijzing van de vorderingen houdt een beperking in van het in artikel 7 Grondwet en artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde recht van [gedaagde ] op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan alleen worden beperkt als dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake als de publicatie een zodanige inbreuk maakt op de eer en goede naam van [eiser] en het recht op eerbiediging van de persoonlijk levenssfeer dat die als onrechtmatig kan worden aangemerkt in de zin van artikel 6:162 BW. Welk recht uiteindelijk zwaarder weegt, hangt af van aan wiens belang in de gegeven omstandigheden meer gewicht toekomt.
4.5.
Nu [gedaagde ] geen verweer heeft gevoerd, zal de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] met inachtneming van hetgeen hierna zal worden overwogen toewijzen, nu de vorderingen haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen. [eiser] heeft hierbij bovendien een spoedeisend belang, onder meer omdat hij naar aanleiding van deze video’s dagelijks wordt bedreigd op zijn eigen internetkanalen.
4.6.
Hoewel [eiser] onder I vordert dat [gedaagde ] álle video’s en vlogs van het gehele internet verwijdert waarin de naam of beeltenis van [eiser] voorkomt, dan wel waarin op enigerlei wijze (door [gedaagde ] ) wordt gesproken over [eiser] , ziet de rechtbank aanleiding om de toewijzing van deze vordering te beperken tot de vlogs/video’s waarnaar [eiser] in zijn processtukken heeft verwezen [1] . Daartoe is van belang dat de vordering tot verwijdering van álle video’s onvoldoende gespecificeerd is en [eiser] niet heeft onderbouwd op welke wijze ‘alle andere video’s’ een inbreuk maken op zijn eer en goede naam en het recht op eerbiediging van de persoonlijk levenssfeer, waardoor toewijzing van de gehele vordering zou leiden tot een te grote beperking van de vrijheid van meningsuiting. Daarnaast ziet de voorzieningenrechter aanleiding om [gedaagde ] enkel te veroordelen tot het verwijderen van voornoemde video’s van zijn
eigensociale mediakanalen (YouTube, Instagram, Snapchat, Facebook en TikTok).
4.7.
De vordering onder II zal worden toegewezen, met dien verstande dat het [gedaagde ] - kortgezegd - zal worden verboden om video’s en/of vlogs, dan wel enig ander bericht op het internet te plaatsen waarin hij [eiser] in verband brengt met het plegen van strafbare feiten. De reden voor deze enigszins beperktere toewijzing is erin gelegen dat [gedaagde ] bij volledige toewijzing van het gevorderde naar het oordeel van de voorzieningenrechter te veel in zijn vrijheid van meningsuiting zal worden beperkt. Voorts wordt het [gedaagde ] verboden beeltenissen van [eiser] te gebruiken.
4.8.
Tot slot ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de gevorderde dwangsom te matigen, in die zin dat over beide veroordelingen slechts één dwangsom zal worden toegewezen.
4.9.
[gedaagde ] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
697,00
Totaal
1.129,99

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt [gedaagde ] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, de hierna te noemen video’s en vlogs (vlogs met nummer 793, 794,798, 889, 892, 896, 899, 902, alsmede ‘de vlog na dagvaarding en de vlog van 13 maart 2024) van zijn sociale mediakanalen (YouTube, Instagram, Snapchat, Facebook en TikTok) te verwijderen;
5.2.
verbiedt [gedaagde ] om na betekening van dit vonnis video’s en/of vlogs, dan wel enig ander bericht te plaatsen op het internet, waaronder begrepen zijn sociale mediakanalen YouTube, Instagram, Snapchat, Facebook en TikTok, waarin hij [eiser] , in verband brengt met (het plegen van) strafbare feiten, dan wel beeltenissen van [eiser] gebruikt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde ] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat hij niet aan de onder 5.1 en/of 5.2. uitgesproken veroordeling(en) voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde ] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € ‭1.129,99‬;‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
5.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2024.
711/lw

Voetnoten

1.Dit betreft de vlogs met nummer 793, 794,798, 889, 892, 896, 899, 902, alsmede ‘de vlog na dagvaarding’ en de vlog van 13 maart 2024.