ECLI:NL:RBNNE:2024:1050

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
18-165220-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot afpersing en zware mishandeling, veroordeling voor mishandeling

Op 18 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot afpersing en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot afpersing en de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij deze misdrijven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte pas later op de avond in de woning arriveerde en daardoor niet betrokken kon zijn geweest bij de geweldshandelingen die eerder hadden plaatsgevonden. De verklaringen van de aangever en medeverdachten waren inconsistent en boden onvoldoende steun voor de beschuldigingen van afpersing en zware mishandeling.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de aangever heeft mishandeld door hem tegen zijn hoofd en lichaam te slaan en te trappen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de schade niet was veroorzaakt door de verdachte.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een lagere strafmaat. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor veroordelingen in strafzaken en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/165220-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 maart 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, laatst opgegeven verblijfadres: [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 maart 2024. Verdachte is niet verschenen. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. ​
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 100 euro, althans een (giraal) geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde, toebehoorde, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • die [slachtoffer] (tegen zijn wil) vastgehouden in een kamer van het pand [adres] en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat (zakelijk weergegeven) dat hij de kamer pas uit mag als hij geld heeft overgemaakt en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] gestompt, geslagen en/of getrapt en/of
  • dreigend een hamer aan die [slachtoffer] getoond en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd dat (zakelijk weergegeven) hij geld van zijn spaarrekening over moest maken anders zou hij met die hamer tegen zijn knieeen, althans lichaam, geslagen worden, althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of zijn handen en/of zijn knieën, althans tegen zijn lichaam geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam gestompt, geslagen en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of zijn handen en/of zijn knieën, althans tegen zijn lichaam geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam te slaan en/of stompen en/of trappen, en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of zijn handen en/of knieeen, althans tegen zijn lichaam te slaan;
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
  • voor en/of rondom die [slachtoffer] te gaan staan en/of
  • voor de deur van een kamer van het pand [adres] te gaan staan en/of
  • [slachtoffer] vast te pakken en/of (terug) een kamer van het pand [adres] in te trekken en/of
  • de telefoon van [slachtoffer] af te pakken, althans afhandig te maken, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] te stompen, slaan en/of trappen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende bewijs volgt voor de poging tot afpersing, omdat het vooral medeverdachte [medeverdachte 1] is geweest die gepoogd heeft aangever [slachtoffer] te bewegen tot afgifte van honderd euro.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat zowel aangever [slachtoffer] als medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben verklaard dat verdachte geweld heeft gebruikt, hetgeen een poging tot zware mishandeling in vereniging oplevert. Ook heeft verdachte aangever tegengehouden toen hij wilde vluchten. Daarom kan de wederrechtelijke vrijheidsberoving in vereniging wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht - evenals de officier van justitie - de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte bij de omschreven geweldshandelingen aanwezig is geweest (hij arriveerde net iets later) of hierover plannen of afspraken zijn gemaakt, kan niet worden bewezen dat hij het door hem zelf verrichte geweld heeft gepleegd teneinde bewust en nauw samen te werken met de andere verdachte aan het afpersen van het slachtoffer. Het door verdachte gebezigde geweld staat daarmee min of meer op zichzelf.
Vrijspraak feit 1 subsidiair
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling in vereniging gelet op het volgende. Uit de in het dossier opgenomen verklaringen volgt dat verdachte pas op een later moment binnenkomt in de kamer waar verdachte is mishandeld. Verdachte heeft door zijn late aankomst bij de woning mogelijk geen wetenschap gehad van hetgeen zich tot die tijd heeft afgespeeld en het (zware) letsel dat aangever is toegebracht. De rechtbank oordeelt gelet op het vorenstaande dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een (actieve) bijdrage heeft geleverd aan het medeplegen van de poging tot zware mishandeling.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde eveneens niet wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van aangever [slachtoffer] dat verdachte hem ( [slachtoffer] ) terug de kamer in zou hebben getrokken, vindt geen ondersteuning in de overige bewijsmiddelen. Ten aanzien van het wel door verdachte gebezigde geweld kan niet worden vastgesteld dat dit is gebezigd met de intentie om het slachtoffer in de woning te houden en dus zijn vlucht te beletten. Aldus kan niet worden bewezen dat verdachte bewust en nauw met de medeverdachte heeft samengewerkt om het slachtoffer wederechtelijk van zijn vrijheid beroofd te houden.
Veroordeling feit 1 meer subsidiair
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en opgenomen op pagina 50 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020156030 d.d. 23 juli 2020, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
V: Hoe laat was jij in de woning van [medeverdachte 1] ?
A: Ik heb daar niet een tijdsbesef bij gehad. Ik weet dat toen de politie er was het 12 uur in de nacht was. V: Wie waren daar allemaal?
A: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , ik, Somalische vriend van [medeverdachte 3] die woont het blok ernaast bij kamerverhuur.
V: Kwam [medeverdachte 2] later?
A: Ja, ik weet niet hoe laat hij er was. Toen [medeverdachte 2] aankwam was de rest er ook nog en een Fransoos nog. Een vriend van [medeverdachte 2] .
V: Wat deed de rest toen jij ervandoor ging?
A: Op de gang beneden, zag ik die Fransoos staan. Daar ben ik voorbij gerend. Die gaf mij nog een trap na en toen ben ik naar buiten gerend.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd procesdossier, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer] :
V: Wie heeft wat gedaan?
A: Er waren eigenlijk maar drie personen die mij hebben toegetakeld. Dat waren [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en die Fransman. Die Fransman heeft mij ook vol in mijn gezicht geslagen. Op het moment dat ik de eerste keer uit de kamer wilde ontsnappen, liep ik tegen de Fransman aan. Hij stond op de gang. Hij haalde toen vol uit met zijn vuist en sloeg mij in mijn gezicht op mijn oog. Ik viel daardoor achterover en ik werd toen de kamer weer ingetrokken.
V: Hoe is het met de verwondingen?
A: Ik heb overal nog blauwe plekken. Ik heb erg veel last van mijn borstbeen, ribben en rug. Mijn ribben zijn zwaar gekneusd. Hierdoor slaap ik erg slecht. Ik kan niet werken. Mijn neus is gebroken.
0: Aan aangever worden 4 foto's getoond, namelijk de foto's van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 3] . De foto's worden bij de verklaring gevoegd.
V: Wie zijn dit?
A: De eerste foto is [medeverdachte 2] , de tweede is [medeverdachte 3] , de derde is de Fransman en de vierde is de Somaliër. Ik herken ze duidelijk en weet zeker dat zij het zijn.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] en opgenomen op pagina 262 van voornoemd procesdossier, inhoudend als verklaring [medeverdachte 2] :
A: Ik was in de [adres] en [slachtoffer] was aan de overkant in een kamer in de [adres] . [slachtoffer] was met [medeverdachte 3] , [naam] (buurman van [adres] ), [medeverdachte 1] .
V: Hoe heet je Franse vriend?
A: Er was een Franse vriend van mij gekomen. Die was er die avond ook bij. Ze noemen hem [verdachte] . () Hij kwam volgens mij na mij in het huis van [medeverdachte 1] .
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat de Fransman hem heeft geslagen en [medeverdachte 1] hem heeft geschopt. Wat kun je daarover verklaren?
A: Nee, hij wilde de Fransman van de trap duwen en toen duwde de Fransman terug.
4. ​
​Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] en opgenomen op pagina 297 van voornoemd procesdossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 3] :
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat de Fransman hem heeft geslagen en [medeverdachte 1] hem heeft geschopt. Wat kun je daarover verklaren?
A: Er kwam inderdaad laat nog een vriend van [medeverdachte 2] aankomen. Toen [slachtoffer] wilde wegrennen naar buiten schopte deze vriend [slachtoffer] in de rug.
V: Wat zag je toen aan [slachtoffer] ?
A: Zijn neus bloede en ging toen naar de wasbak om het schoon te maken. Hij rende toen weg. V: In hoeverre is nog geprobeerd om [slachtoffer] te beletten er vandoor te gaan?
A: Alleen [medeverdachte 1] en de Fransman. Toen [slachtoffer] wilde wegrennen pakte de Fransman hem nog wel vast in de gang en gaf [slachtoffer] een schop.
5. ​
​Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juni 2020, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] en opgenomen op pagina 349 e.v. van voornoemd procesdossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: () wat is er gebeurd op 14 juni 2020?
A: Na het eten ben ik naar [medeverdachte 1] gegaan. Ik zag in de kamer toen [medeverdachte 3] op het bed zitten. Ik keek toen om mij heen. Toen viel mij op, ik zag toen het slachtoffer met een opgezwollen hoofd op de bank zitten. Er zaten allemaal blauwe plekken op zijn hoofd.
V: Waar was het slachtoffer toen jij vertrok? A: Boven aan de trap.

Bewijsoverweging

De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] grotendeels consistent en eenduidig zijn en ondersteund worden door de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in die zin dat er op of in de omgeving van de trap geweld is gepleegd jegens [slachtoffer] toen hij de woning wilde ontvluchten. De rechtbank acht op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - de onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen voor zover het gaat om het eenmaal tegen het hoofd en/of lichaam slaan en/of tegen het lichaam trappen, met uitzondering van het (meermalen) slaan met een riem dan wel een hamer, nu dit door medeverdachten gepleegde geweldshandelingen zijn waar verdachte niet bij aanwezig is geweest. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen nu uit de bewijsmiddelen niet is af te leiden dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen bij door verdachte mishandelen van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan en/of tegen zijn lichaam te trappen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
meer subsidiairmishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en het onder 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 juni 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling. Daarmee heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer dat kort daarvoor door anderen hevig was toegetakeld en bloedde nogmaals heeft mishandeld terwijl het slachtoffer probeerde te vluchten.
De rechtbank verwijst naar haar overwegingen hiervoor over de ernst van het door verdachte gepleegde delict. De rechtbank constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, waarbij geldt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar. De rechtbank heeft hiermee rekening gehouden in de aan verdachte op te leggen straf. De ernst van het feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van 10 weken. Alles afwegende en rekening houdend met het tijdverloop acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden, waarmee verdachte niet opnieuw in detentie zal hoeven.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 879,- ter vergoeding van materiële schade en 1.420,-
ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van totaal 239,- (reparatie telefoon en het weggenomen telefoonhoesje) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Hij heeft daarbij gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. Het door de verdachte gebezigde geweld heeft de schade aan de telefoon niet teweeggebracht en verdachte heeft evenmin het telefoonhoesje weggenomen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd onder 1 primair en subsidiair en onder 2 en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij
Verklaart de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter, mr. H. Super en mr. R. ter Haar, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 maart 2024.
Mr. H. Supèr is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.