ECLI:NL:RBNNE:2024:1030

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
192843
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor wijziging basisschool en zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 februari 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 27 oktober 2014 in Leeuwarden zijn gehuwd en samen twee kinderen hebben. De vrouw verzocht om vervangende toestemming voor het verhuizen van de kinderen naar [plaats Z] en om hen in te schrijven op een basisschool in die plaats. De man verzet zich tegen de wijziging van de basisschool, maar heeft geen bezwaar tegen de verhuizing zelf, mits de kinderen op hun huidige school kunnen blijven. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om vervangende toestemming voor de wijziging van de basisschool afgewezen, omdat de kinderen goed gedijen op hun huidige school en de continuïteit in hun onderwijs belangrijk is, vooral gezien de persoonlijke problemen van [Kind 1]. De rechtbank heeft wel toestemming verleend voor de verhuizing naar [plaats Z] en het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw bepaald. Daarnaast is een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen om de week bij de man en de vrouw verblijven. De rechtbank benadrukt dat de ouders gelijkwaardige verantwoordelijkheden hebben in de opvoeding en dat de voortdurende spanningen tussen hen niet ten koste mogen gaan van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummers: C/17/192843 / FA RK 23-2606 (vervangende toestemming school)
C/17/187829 / FA RK 23-168 (bodemprocedure)
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 5 februari 2024
inzake
[de vrouw],
wonende te [plaats X] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. R.A. Schütz, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de man],
wonende te [plaats Y] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. G. Hoekstra, kantoorhoudende te Groningen.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken.
C/17/187829 / FA RK 23-168 en C/17/191829 / FA RK 23-2145
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 24 januari 2023;
 een F9-formulier van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 8 februari 2023;
 een verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken van de man, binnengekomen bij de griffie op 24 juli 2023;
 een F9-formulier van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 1 september 2023;
 een verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, binnengekomen bij de griffie op 25 september 2023;
 een F9-formulier van de man, binnengekomen bij de griffie op 14 december 2023;
 een brief met bijlagen van de man, binnengekomen bij de griffie op 22 december 2023.
C/17/192843 / FA RK 23-2606
1.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 12 december 2023;
 een verweerschrift van de man, binnengekomen bij de griffie op 4 januari 2024.
1.4.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden
op 11 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- namens de Raad voor de Kinderbescherming (Raad), mevrouw [naam] .
1.5.
De rechtbank heeft alle verzoeken gelijktijdig behandeld. Ter beëindiging van het geschil dat betrekking had op de verdeling van de algehele gemeenschap van goederen en de kinderalimentatie hebben partijen, indien en voor zover de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, overeenstemming bereikt op de mondelinge behandeling. Deze afspraken zijn weergegeven in een vaststellingsovereenkomst en is aangehecht aan het proces-verbaal van 11 januari 2024.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 27 oktober 2014 gehuwd in de gemeente Leeuwarden. Zij zijn de ouders van [Kind 1] , geboren op [datum] 2015 te [geboorteplaats] en [Kind 2] , geboren op [datum] 2017 te [geboorteplaats] .
2.2.
De voorzieningenrechter heeft - voor zover in deze procedure van belang - bij beschikking van 6 februari 2023 voorlopig bepaald dat er een voorlopige zorgregeling geldt, inhoudende dat [Kind 1] en [Kind 2] iedere dinsdag van 14:00 uur tot woensdagochtend bij de man verblijven en dat zij in de even weekenden van vrijdag 14:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de man verblijven. De vakanties en feestdagen worden in onderling overleg bij helfte verdeeld.

3.De resterende verzoeken

C/17/187829 / FA RK 23-168 en C/17/191829 / FA RK 23-2145
3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
II. te bepalen dat [Kind 1] en [Kind 2] hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw;
III. te bepalen dat de man omgang zal hebben met [Kind 1] en [Kind 2] gedurende een weekeinde per twee weken en voor het overige in goede justitie te bepalen of en hoe de man daarnaast omgang kan hebben met zijn kinderen.
3.2.
De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw onder punt III en concludeert tot afwijzing hiervan. De man verzoekt de rechtbank om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de echtscheiding uit te spreken;
II. het verzoek van de vrouw onder punt II toe te wijzen, mits de vrouw ermee akkoord gaat dat de kinderen in [plaats X] op school blijven;
III. voor zover de vrouw er niet mee akkoord gaat dat de kinderen in [plaats X] op school blijven, te bepalen dat [Kind 1] en [Kind 2] hun hoofdverblijf bij de man zullen hebben;
IV. een zorgregeling te bepalen, waarbij de kinderen de ene week van vrijdag na school tot woensdag na school bij de man verblijven en in de andere week van maandag na school tot woensdag naar school bij de man verblijven, althans een in goede justitie te bepalen zorgregeling, en om te bepalen dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte verdeeld worden, althans een verdeling die de rechtbank juist acht;
V. kostens rechtens, in die zin dat de kosten tussen partijen worden gecompenseerd.
C/17/192843 / FA RK 23-2606
3.3.
De vrouw verzoekt de rechtbank om, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw toestemming te geven voor het verhuizen van de kinderen naar [het adres] [plaats Z] , alsmede
II. toestemming te verlenen voor het plaatsen van de kinderen op de basisschool [A] te [plaats Z] , met ingang van schooljaar 2024/2025.
3.4.
De man voert verweer en stelt zich op het standpunt dat de vrouw niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar verzoeken, althans dat deze verzoeken moeten worden afgewezen.

4.De beoordeling van de resterende verzoeken

Stukken
4.1.
De vrouw heeft op 5 januari 2024 een F9-formulier in het geding gebracht, waarna de rechtbank de stukken retour heeft gezonden vanwege het verstrijken van de 10-dagen-termijn. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat de stukken bij wege van uitzondering alsnog toegelaten worden nu namens de man daartegen geen bezwaren geuit zijn en de omvang zeer gering is.
4.2.
Bij het verweerschrift van de vrouw bevindt zich als productie 1 een door de vrouw geschetste uiteenzetting van de gehele situatie (17 pagina's). Van de zijde van de man is bezwaar gemaakt tegen overlegging van productie 1. De man stelt onder verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 augustus 2023 (ECLI:NL: GHARL:2023:6521) dat alle processtukken moeten worden geschreven door de advocaat en dat door een partij zelf opgestelde verklaring als gevolg daarvan niet als productie kan worden toegevoegd aan de processtukken. De rechtbank volgt de stelling van de man en zal, ook gelet op de omvang van de productie, daarom geen acht slaan op productie 1 van de vrouw.
De echtscheiding
4.3.
Partijen verzoeken de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken. Zij zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
4.4.
Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een dergelijk verzoek heeft de rechtbank de bevoegdheid om de verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv). Het is de rechtbank gebleken dat een
een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd, nu partijen over bepaalde punten lijnrecht tegenover elkaar staan. De rechtbank zal partijen ontvankelijk verklaren in hun verzoek tot echtscheiding. Nu ook aan de overige wettelijke bepaling is voldaan, zal de rechtbank de echtscheiding uitspreken.
Basisschool, verhuizing, hoofdverblijf en zorgregeling
4.5.
Op grond van artikel 1:253a, eerste lid van het Burgerlijke Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag door één van de ouders aan de rechtbank worden voorgelegd. Nu een vergelijk tussen de ouders niet is bereikt, neemt de rechtbank een zodanige beslissing als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. In overeenstemming met vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is uitgebreid met partijen gesproken over de huidige situatie, waarbij de vrouw wenst te verhuizen naar [plaats Z] en om die reden de kinderen wil inschrijven op een school in [plaats Z] . De vrouw vindt het in het belang van de kinderen dat zij naar school gaan in hun directe woonomgeving, namelijk in [plaats Z] . De man kan zich daarmee niet verenigen. De man heeft geen bezwaren tegen de voorgenomen verhuizing van de vrouw en het vaststellen van het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw, mits de kinderen niet van school wijzigen.
4.7.
De Raad heeft aangeboden een onderzoek te willen verrichten. De rechtbank zal geen gebruik maken van dit aanbod, nu hij zich voldoende geïnformeerd acht om op alle voorliggende verzoeken een (definitieve) beslissing te nemen.
4.8.
De rechtbank concludeert dat de kwestie rondom de basisschool een zodanig heet hangijzer is geworden dat alle overige verzoeken staan of vallen met het al dan niet wijzigen van de basisschool. Om die reden zal de rechtbank eerst de knoop doorhakken over de vraag of het er vervangende toestemming moet worden verleend om de kinderen in te schrijven op een basisschool in [plaats Z] . Vervolgens zal de rechtbank toekomen aan het beoordelen van de overige verzoeken.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat aan de vrouw geen vervangende toestemming moet worden verleend om de kinderen in te schrijven op basisschool in [plaats Z] . De rechtbank zal dan ook het verzoek van de vrouw afwijzen. De rechtbank heeft in zijn oordeel het volgende meegewogen.
4.10.
De rechtbank maakt zich samen met de Raad ernstige zorgen over de ontwikkeling van [Kind 1] en [Kind 2] . De kinderen worden al langere tijd blootgesteld aan de aanhoudende strijd en spanningen die zich afspelen tussen de ouders en die ook tijdens de zitting voelbaar waren. Hoewel de ouders in lijken te zien dat dit een verdrietige en bovenal schadelijke situatie is voor [Kind 1] en [Kind 2] , zijn de ouders niet in staat gebleken om hierin verandering te brengen. De rechtbank heeft de indruk dat de ouders momenteel dusdanig vastzitten in hun eigen zienswijze en zoals de Raad heeft verwoord (…) "nog te veel bezig zijn met hun eigen thema's" dat zij hun eigen aandeel in de ontstane situatie niet meer kunnen zien. Daarmee verliezen zij de belangen van hun dochters volledig uit het oog. De situatie is zodanig ernstig dat de Raad overweegt ambtshalve een beschermingsonderzoek te verrichten.
4.11.
Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de kinderen hun plek hebben gevonden op de huidige school, dat zij daar goed gedijen en dat er voor [Kind 1] specifiek aandacht is voor haar persoonlijke problemen (ADHD). Partijen hebben destijds samen bewust gekozen voor deze school, mede omdat partijen het belangrijk vonden dat hun dochters in [plaats X] ook school zouden zitten. In de onrustige situatie waarin de kinderen zich bevinden lukt het de kinderen om ondanks alles wat er rondom hen gebeurt, op deze school goed te blijven presteren. Dat is waardevol. Het wegvallen van deze veilige situatie, is naar oordeel van de rechtbank niet in het belang van de kinderen. Al helemaal niet, nu onduidelijk is wat de gevolgen van een eventuele wisseling van school teweeg zal brengen voor de kinderen en met name voor [Kind 1] die ADHD en autisme heeft. Juist bij kinderen met autisme is continuïteit en voorspelbaarheid uitermate belangrijk. Een voor [Kind 1] nieuwe school, met nieuwe klasgenootjes en nieuwe leerkrachten zal het nodige van haar vergen. En dat in een periode waarin al heel veel voor haar veranderd als gevolg van de relatiebreuk van haar ouders. Voor zover dat nog mogelijk is, moest de rust zo veel mogelijk behouden blijven voor de kinderen.
4.12.
Bij bovenstaande komt nog bij dat het een keuze is van de vrouw om te verhuizen en dat weliswaar de vrouw deze keuze mag maken, maar hier mogen de kinderen niet de dupe van worden. De rechtbank heeft in zijn overweging ook meegenomen dat wanneer de vrouw naar [plaats Z] verhuist, het niet onmogelijk is om de kinderen vanuit [plaats Z] naar de huidige school te brengen (de afstand bedraagt ongeveer 12 kilometer). Als de kinderen wel van school waren gewisseld bedroeg de afstand vanaf de man naar de nieuwe school 11 kilometer. De kinderen kregen hoe dan ook te maken met een reistijd.
4.13.
Aangezien de basisschool van [Kind 1] en [Kind 2] niet zal wijzigen, heeft de man ook geen bezwaren (meer) tegen de voorgenomen verhuizing van de vrouw naar [plaats Z] en het bepalen van het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw. De rechtbank zal conform het verzoek van de vrouw beslissen en aan haar vervangende toestemming verlenen om te verhuizen naar [plaats Z] en het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen. Er resteert nog één onderwerp waarover de rechtbank een beslissing moet nemen, namelijk hoe de zorgregeling eruit moet komen te zien.
4.14.
De vrouw wil het liefst een regeling waarbij de kinderen een weekend per twee weken bij de man verblijven, omdat zij zich zorgen maakt over de persoonlijke problemen van de man en daarmee ook zijn opvoedvaardigheden. Deze zorgen zijn door de man gemotiveerd betwist. De man wil het liefst een ruimere regeling met de kinderen.
4.15.
De rechtbank stelt voorop dat het wettelijk uitgangspunt is dat de ouders een gelijkwaardige positie hebben in de verzorging en opvoeding van de kinderen. Het hebben van frequent en onbelast contact is van groot belang voor de ontwikkeling van [Kind 1] en [Kind 2] . De rechtbank is van oordeel dat de onderlinge problemen en spanningen tussen de ouders en de gevolgen die de kinderen daarvan ondervinden, niet worden opgelost door de zorgregeling te wijzigen en in te perken, zoals de vrouw dat wenst. De rechtbank deelt de visie van de Raad dat de kern van het probleem niet zit in de aard en de inhoud van de zorgregeling, maar bij de voortdurende strijd en spanningen tussen de ouders. De ouders hebben zelf in de hand hoeveel onrust en/of belasting [Kind 1] en [Kind 2] ervaren bij de uitvoering van een zorgregeling en zo lang zij er niet in slagen om hun eigen 'thema's' en onderlinge problemen op te lossen, de verhouding tussen hen gespannen zal blijven. Die verantwoordelijkheid ligt volledig bij partijen. In de gegeven omstandigheden maakt het ook niet uit welke regeling er door de rechtbank wordt vastgesteld, omdat de problemen zich dan zullen blijven voordoen.
4.16.
Er zijn naar oordeel van de rechtbank geen contra-indicaties voor het vaststellen van een (meer) gelijkwaardige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Beide ouders beschikken over voldoende opvoedingsvaardigen. Dat de man momenteel nog noodgedwongen bij zijn ouders woont en hij de kinderen daar ontvangt, is geen ideale situatie maar dat zal met ingang van mei 2024 veranderen. De man zal immers met ingang van mei 2024 zijn intrek weer nemen in de echtelijke woning. Partijen zijn gelijkwaardig aan elkaar. Dit leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat de zorgregeling zoals die voorlopig bij beschikking van 6 februari 2023 is bepaald, met ingang van 1 mei 2024 uitgebreid moet worden. De rechtbank zal een verdeling van de regeling bepalen, waarbij de zorg en opvoeding van de kinderen meer evenredig wordt bepaald. De rechtbank zal bepalen dat met ingang van 1 mei 2024 een regeling geldt waarbij [Kind 1] en [Kind 2] de ene week van vrijdagmiddag na school tot vrijdagochtend naar school bij de man verblijven en vervolgens die vrijdagmiddag van school tot en met vrijdagochtend naar school bij de vrouw verblijven. De kinderen zijn daarmee evenveel bij de hun vader als bij hun moeder, wat zorgt voor rust en regelmaat. Voor wat betreft de vakanties en feestdagen zal de rechtbank bepalen dat deze in onderling overleg bij helfte verdeeld moeten worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding tussen partijen gehuwd op 27 oktober 2014 in de gemeente Leeuwarden;
5.2.
bepaalt dat [Kind 1] geboren op [datum] 2015 in [geboorteplaats] en [Kind 2] , geboren op [datum] 2017 in [geboorteplaats] hun hoofdverblijfplaats hebben bij de vrouw;
5.3.
bepaalt dat er een zorgregeling geldt, waarbij [Kind 1] en [Kind 2] de ene week van vrijdagmiddag na school tot vrijdagochtend naar school bij de man verblijven en vervolgens van vrijdagmiddag na school tot vrijdagochtend naar school bij de vrouw. De vakanties en feestdagen worden in onderling overleg bij helfte verdeeld;
5.4.
verleent aan de vrouw vervangende toestemming - die de toestemming van de man vervangt - om te verhuizen naar [plaats Z] ;
5.5.
verklaart deze beschikking behoudens de echtscheiding uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Baken, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 704