In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, staat een burengeschil centraal tussen twee partijen, [eisers] en [gedaagde], over de verwijdering van vijf bomen die zich op het perceel van [gedaagde] bevinden. De eisende partij, [eisers], stelt dat de bomen binnen twee meter van de erfgrens staan, wat in strijd is met artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [gedaagde] betwist deze claim en voert aan dat [eisers] misbruik van recht maakt door de bomen te willen laten verwijderen. De rechtbank heeft de procedure op 7 februari 2024 behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De rechtbank overweegt dat de bomen al tientallen jaren op de groenstrook tussen de percelen van partijen staan en dat de feitelijke situatie niet is veranderd, ondanks de juridische overdracht van de groenstrook aan beide partijen in 2017/2018. De rechtbank concludeert dat [eisers] onvoldoende heeft onderbouwd dat de bomen hinder veroorzaken, en dat het belang van [gedaagde] bij het behoud van de bomen, ter waarborging van haar privacy en het bosrijke karakter van de omgeving, zwaarder weegt. De rechtbank oordeelt dat de vordering van [eisers] kwalificeert als misbruik van recht en wijst deze af. Tevens wordt [eisers] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].