In deze zaak, die op 17 januari 2024 door de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, betreft het een verstekzaak tussen eiseres, wonende in Duitsland, en gedaagde, die niet is verschenen. Eiseres had eerder een vordering ingesteld die bij verstekvonnis was toegewezen. In een tussenvonnis van 1 november 2023 werd eiseres de gelegenheid geboden om haar belang bij een gelijkluidende veroordeling nader te onderbouwen. Eiseres heeft echter verzuimd om tijdig een akte in te dienen, maar heeft om uitstel verzocht vanwege persoonlijke omstandigheden van haar advocaat. De rechtbank heeft, gezien de omstandigheden, besloten de akte alsnog toe te laten.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiseres haar belang voldoende had onderbouwd. Dit belang was eerder al erkend in een vonnis van 20 januari 2021. De rechtbank oordeelde dat het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond was en heeft de vordering toegewezen. Gedaagde, die niet verschenen was, werd als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres werden begroot op € 813,14.
In de beslissing heeft de rechtbank de verdeling van de gemeenschap vastgesteld, de verkoop van een onroerende zaak bevolen, en bepaald dat de verkoop zonder medewerking van gedaagde zal plaatsvinden. Tevens werd bepaald dat de notariële transportakte namens gedaagde door een kantoorgenoot van de notaris zal worden ondertekend. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.