ECLI:NL:RBNNE:2023:979

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
18-015036-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en diefstal door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1981, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en diefstal door middel van valse sleutels. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 januari 2022 in Assen, waar de verdachte de aangever met een mes in de linker flank heeft gestoken tijdens een vechtpartij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde met de aanmerkelijke kans dat de aangever zou komen te overlijden, wat de poging tot doodslag bevestigde. Daarnaast was de verdachte betrokken bij meerdere diefstallen, waaronder het verwerven van een fiets en het pinnen met een gestolen bankpas. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlasteleggingen, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte, die bekend staat als veelpleger met een verslavingsgevoeligheid. De opgelegde straf van 24 maanden werd als passend en geboden beschouwd, gezien de ernst van de geweldshandeling en de diefstallen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18-015036-22
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18-041602-23; 18-237234-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-015036-22hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven met een mes, althans met een scherp snijdend voorwerp, in de (linker)zij/flank, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, en/of in (de richting van) de hals/nek van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Assen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de (linker)zij/flank en/of een klaplong (pneumothorax), heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp snijdend voorwerp, in zijn (linker)zij/flank, in elk geval in zijn lichaam te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans met een scherp snijdend voorwerp, in de (linker)zij/borst, in elk geval in het lichaam van die
[slachtoffer] heeft gestoken, en/of in (de richting van) de arm en/of hals/nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 18-041602-23
hij op of omstreeks 10 februari 2023 te Assen, althans in de gemeente Assen, een fiets, merk: Stella Vicenza, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
Parketnummer 18-237234-221.
hij op of omstreeks 4 mei 2022, te Beilen, althans in de gemeente Midden-Drenthe, (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte dat weg te nemen geld (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [benadeelde partij 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2022, te Assen, althans in de gemeente Assen en/of te Beilen, althans in de gemeente Midden-Drenthe, een bankpas op naam van [benadeelde partij 1] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die bankpas/dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen bankpas/goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 27 april 2022, te Assen, althans in de gemeente Assen, (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte dat weg te nemen geld (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van contactloos betalen met een valse sleutel, te weten een ABN-AMRTO-bankpas op naam van
[benadeelde partij 2] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 april 2022, te Assen, althans in de gemeente Assen, een ABN-AMRO-bankpas op naam van [benadeelde partij 2] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die bankpas/dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen bankpas/goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18-015036-22 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-041602-23 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-237234-22 onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Parketnummer 18-015036-22
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen in het dossier en het in de woning van verdachte aangetroffen mes, met daarop op het lemmet het DNA van aangever.
Parketnummer 18-041602-23
De officier van justitie heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte, het proces-verbaal pseudokoop, het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de waarde van de fiets en het feit dat bij verdachte € 350,- is aangetroffen. Nu uit onderzoek van de politie blijkt dat de fiets een waarde vertegenwoordigde die vele malen hoger was dan de koopprijs die verdachte voor de fiets heeft betaald, staat opzetheling vast.
Parketnummer 18-237234-22
Feit 1: De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden worden beschreven en waarop verdachte is herkend. De verklaring van verdachte dat hij in opdracht van Antillianen de pintransacties heeft verricht, is niet nader onderbouwd en bovendien op grond van de beschikbare camerabeelden ongeloofwaardig, aldus de officier van justitie.
Feit 2: De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte een warrige verklaring heeft afgelegd over ene ‘ [naam 2] ’, waarbij geldt dat deze verklaring niet op waarheid te toetsen valt. Uit niets blijkt dat [naam 2] bij het pinnen van het geld aanwezig is geweest, waardoor verdachte dit alternatieve scenario niet aannemelijk heeft gemaakt en het primair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18-015036-22 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-041602-23 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-237234-22 onder 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Parketnummer 18-015036-22
De raadsman heeft aangevoerd dat het dossier ruimte laat voor de mogelijkheid dat niet verdachte, maar [naam 1] aangever heeft gestoken. [naam 1] verbleef in de periode rondom het ten laste gelegde feit veelvuldig in de woning van verdachte, waardoor het in de woning van verdachte aangetroffen mes, met op het heft zowel het DNA van verdachte als van [naam 1] , wijst in hun richting. Nu DNA van aangever op het lemmet van dit mes is aangetroffen, is aannemelijk dat één van hen, dus ofwel verdachte ofwel [naam 1] , de dader is. Van belang is dat geen van de getuigen heeft gezien wie aangever heeft gestoken en dat aangever zelf enkel een zwaaiende beweging heeft gezien. Nu [naam 1] , ten tijde van het gevecht tussen aangever en verdachte, op de plaats delict aanwezig was, valt, mede gezien de steekwond in de zij van aangever, niet uit te sluiten dat zij aangever tijdens het gevecht van achteren heeft gestoken. De raadsman heeft gesteld dat verdachte, vanwege gebrek aan overtuigend bewijs, dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Parketnummer 18-041602-23
De raadsman heeft gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk een van misdrijf afkomstig goed voorhanden heeft gehad. Het onderzoek van de politie naar de waarde van de betreffende Stella-fiets is onvoldoende zorgvuldig geweest, nu aan de fietsenmaker alleen een foto van de betreffende fiets is getoond, op basis waarvan de exacte waarde niet te bepalen valt. Hoeveel de fiets waard is, is op basis van het dossier dan ook niet vast te stellen, aldus de raadsman. Bovendien heeft verdachte op basis van de uiterlijke kenmerken van de fiets niet kunnen weten dat de fiets van diefstal afkomstig was, nu de fiets geen verdachte kenmerken vertoonde, zoals het ontbreken van een slot of sleutel. Verdachte dient van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Parketnummer 18-237234-22
Feit 1: Verdachte heeft toegegeven dat hij met de pinpas heeft gepind. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 2: De raadsman heeft gesteld dat vaststaat dat verdachte met een gestolen pinpas heeft gepind. Verdachte wist op dat moment echter niet dat de pinpas van diefstal afkomstig was. Verdachte heeft verklaard dat hij de pinpas buiten van [naam 2] heeft gekregen om sigaretten te halen en geld te pinnen en dat hij niet naar de naam op de pinpas heeft gekeken. Deze verklaring kan op basis van het dossier niet worden uitgesloten, zodat niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. De raadsman heeft verzocht verdachte dan ook vrij te spreken van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder parketnummer 18-041602-23 en het onder parketnummer 18-237234-22 onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Parketnummer 18-041602-23
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte opzettelijk een gestolen fiets voorhanden heeft gehad dan wel heeft overgedragen. De exacte waarde van de betreffende Stella-fiets is onvoldoende zorgvuldig vastgesteld en uit het dossier blijkt bovendien niet dat verdachte op basis van de uiterlijke kenmerken van de fiets heeft geweten dat de fiets van misdrijf afkomstig was. Nu er ook voor het overige geen omstandigheden zijn gebleken waaruit volgt dat verdachte opzettelijk een van misdrijf afkomstig goed voorhanden zou hebben gehad of heeft overgedragen, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde.
Parketnummer 18-237234-22 onder 2
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan de verklaring van verdachte, dat hij de pintransacties voor [naam 2] heeft verricht, niet worden uitgesloten, waardoor niet kan worden bewezen dat verdachte de pintransacties heeft verricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Hierbij geldt dat verdachte van meet af aan een concrete, verifieerbare verklaring heeft afgelegd, maar dat uit het dossier niet blijkt dat onderzoek is gedaan naar die verklaring. Zo is [naam 2] niet gehoord en zijn er geen beelden opgevraagd van de buitenkant van het Shell tankstation (waar de pintransactie heeft plaatsgevonden). De rechtbank zal verdachte van dit feit dan ook vrijspreken.
Parketnummer 18-237234-22, feit 1 primair
De rechtbank acht het onder parketnummer 18-237234-22 onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 mei 2022, opgenomenop pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022151446-2 d.d. 24 juni 2022, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] .
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2022,opgenomen op pagina 30 van voornoemd dossier, inhoudend een relaas van verbalisant.
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juni 2022,opgenomen op pagina 65b van voornoemd dossier, inhoudend een relaas van verbalisant.
Parketnummer 18-015036-22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 23 februari 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik word ook wel ‘ [verdachte] ’ genoemd. Het klopt dat ik in de nacht van 31 december 2021 op 1 januari 2022 in de tuin bij [naam 3] was. [slachtoffer] sprong over de schutting en wij kregen ruzie. Het werd vechten. Ik werd door [slachtoffer] geslagen en in een hoek gedrukt. Ik heb kans gezien om weg te vluchten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 januari 2022,opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022000066 d.d. 23 februari 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 1 januari 2022 was ik thuis aan de [adres] te Assen samen met [naam 4] . Omstreeks 01.00 uur hoorden wij geschreeuw van buiten komen. Vanuit de achtertuin hoorde ik het geschreeuw bij [adres] komen. Ik ben hierop over de schutting geklommen en zie ik een man genaamd " [verdachte] " (fon) staan. Ik zag dat hij tegen twee personen aan het schreeuwen was. Deze twee personen stonden in de deur opening van de schutting. Ik wilde dat het rustig was dus ik riep met een duidelijke stem:
"je moet je bek houden"tegen [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] door bleef schreeuwen en naar mij toe kwam lopen. Ik draaide mij naar hem toe en geef hem met twee handen een duw en zie dat hij zichtbaar naar achteren moet stappen. Op dat moment komt hij weer naar mij toe gelopen en riep hij: "Wat wil jij nou!". Ik zag dat hij in zijn rechterhand iets zilvers vast had en zag dat dit glinsterde. Ik zie dat hij een zwaaiende beweging naar mij toe maakte. De zwaaiende beweging ging naar de linkerzijde van mijn romp/mijn linker flank. Ik probeerde mij af te weren en sla hem direct met mijn rechterhand op zijn gezicht. Ik heb hem in ieder geval twee keer op zijn gezicht geraakt en op de zijkant van zijn hoofd. Ik had alleen niet het idee dat deze klappen hard waren, want ik voelde geen kracht meer in mijn lichaam. Ik voelde mij ook zwakker worden in mijn lichaam. Ik werd op dat moment naar achteren getrokken door omstanders. Ik trok op dat moment mijn trui omhoog en zag allemaal bloed.
In het ziekenhuis vertelden ze dat ik door een mes gestoken was. In het ziekenhuis hebben ze foto's gemaakt en een CT-scan gemaakt. Daarbij kwam naar voren dat ik een beginnende ingeklapte long had en de milt daarbij net gemist is. Later kwam ik er achter dat ik vermoedelijk ook gestoken was in mijn nek en op mijn arm. Ik heb in mijn nek drie krassen dan wel oppervlakkige snijplekken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 januari 2022,opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 5] :
A: Ik liep naar het huis van mijn broer toe en ik zag vier personen bij de schutting van mijn broer
staan. Ik hoorde die mensen zeggen dat mijn broer aan het vechten was. Ik ben de tuin in gelopen en rende naar de hoek van de tuin tegen het raam van de woning aan. Daar zag ik twee personen in elkaar verstrengeld. Ik heb mijn broer daar weggetrokken en toen zag ik dat hij onder het bloed zat.
A: Ik zag dat mijn broer de arm van die andere persoon vast had. Ik zag ook dat mijn broer de capuchon van de andere persoon naar beneden trok waardoor deze persoon niets kon doen.
A: Ik ben er tussen gekomen en zei dat ze los moesten laten. Op een gegeven moment lieten zij elkaar los en gingen ze uit elkaar. Toen stond die man met de capuchon voor mij en toen drukte ik [slachtoffer] naar achteren. Op dat moment zag ik behoorlijk wat bloed aan de rechterzijde bij [slachtoffer] . Ik zag een gat in zijn shirt en behoorlijk wat bloed.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 januari 2022,opgenomen op pagina 111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 6] :
A: De dader staat daar en toen zei hij iets, ik weet niet wat, het escaleerde een beetje. Hij ging tegenover [slachtoffer] staan en toen begon het. De één gaf de ander een duw, de ander een stoot in het gezicht. Toen kwam de broer van [slachtoffer] , [naam 7] . Ik ging samen met [naam 7] die tuin in om hen uit elkaar te halen. [slachtoffer] kon ik gemakkelijk van die gast aftrekken. Zij lagen in een tuin, in een hoek op elkaar en [slachtoffer] lag bovenop.
V: Je trekt [slachtoffer] van de jongen af, wat is het eerste dat je ziet?
A: Ik voelde dat het nat was, totdat ik in het licht kwam en toen zag ik dat het bloed was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2022,opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op zaterdag 1 januari 2022 heb ik gebeld met de melder, [naam 8] . Ik heb de vragen ik aan hem heb gesteld, weergegeven met 'V'; de antwoorden die hij gaf, heb ik weergegeven met 'A'.
A: ik zag dat de man en vrouw een schuttingdeur van een achtertuin open deden en de achtertuin in stapten. De deur ging ook weer dicht. Aangezien ze nog steeds ruzie hadden, hebben we besloten om 112 te bellen. [naam 9] heeft besloten om de schuttingdeur open te doen, want hij kreeg het vermoeden dat er mogelijk een mishandeling plaats zou vinden. Hij is tussen beide personen gaan staan, waardoor de zaak de-escaleerde.
De vrouw die bij hem was, is er tussendoor geglipt. De schuttingdeur van de tuin ernaast ging open en er kwamen mensen uit, onder andere de man met de hond.
Toen we weg waren gelopen, zagen we dat er een politieauto aan kwam rijden. We hebben toen besloten om toch weer terug te gaan. We zagen dat de man die met de hond uit de andere tuin was gelopen, bloedde bij zijn buik.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2022,opgenomen op pagina van 4 van het aanvullend dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 18 januari 2022 werd in de woning van verdachte [verdachte] een mes inbeslaggenomen. Dit mes zou vanwege de grootte en vorm van het lemmet, passend bij de verwondingen van de aangever, door verdachte gebruikt kunnen zijn. Sporen, aangetroffen op dit mes werden voor nader onderzoek overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut.
Goed(eren): PL0100-2022000066-1457754, steekwapen (Mes), Malta, meerkleurig, SIN AAPP8646NL, bijzonderheden: aangetroffen in woning van [verdachte] . Lag opengevouwen op bank naast bed.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 24 januari 2022,opgenomen op pagina 5 e.v. van het aanvullend dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Veiliggestelde sporen
SIN : AAPK9699NL
Relatie met SIN : AAPP8646NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen: 24 januari 2022 om 14:45 uur
Plaats veiligstellen : Lemmet
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van
Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.02.04.107 (aanvraag 001), d.d. 7 april 2022 opgemaakt door S. Smit, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 8 e.v. van het aanvullend dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAPK9699NL#01 (lemmet)
minimaal drie personen - verdachte [verdachte]
- slachtoffer [slachtoffer]
- [naam 1]
- meer dan 1 miljard
- meer dan 1 miljard
- ongeveer 360 miljoen
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAPK9699NL#01 (lemmet)
De bewijskracht is berekend ten aanzien van verdachte [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer] en [naam 1] . Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] :
DNA-mengprofiel AAPK9699NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
9. Een Forensisch Geneeskundige Letselrapportage, op 23 februari 2022 opgemaakt en ondertekend door H. Snijders, forensisch arts, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie
Naar aanleiding van mijn verzoek om medische informatie kreeg ik van collega I.F. Donse, chirurg, medische informatie toegestuurd. De meest relevante bevindingen:
Er bleek sprake van een messteek van ongeveer 7 à 8 cm. Milt en diafragma zijn daarbij (net) niet geraakt. Er is een steektraject door het longweefsel heen ter hoogte van het hart maar naar achteren. De steekwond veroorzaakte een kleine pneumothorax (ingeklapte long).
Er werd een fors bulleus emfyseem geconstateerd wat een extra risico was bij dit incident.
De radioloog heeft nog het volgende aangegeven:
Afstand tot pleura 27,1 mm (borstvlies).
De afstand tot de aorta is 58,6 mm.
Beoordeling (interpretatie) van de letsels
Ik zie betrokkene 5 dagen na het incident. Er wordt dan door mij aan de linkerzijde van de romp net onder de ribbenboog een scherprandige verwonding gezien met een gehechte wond. De chirurg spreekt over een messteek van ongeveer 7 à 8 cm. Milt en diafragma zijn daarbij (net) niet geraakt. Er is een steektraject door het longweefsel heen ter hoogte van het hart maar naar achteren. De steekwond veroorzaakte een kleine pneumothorax (in geklapte long).
Wat zouden de gevolgen (kunnen) zijn geweest als de milt wel was geraakt?
Wanneer de milt geraakt zou zijn is de ernst van het letsel aan de hand van de zogenaamde
Abbreviated Injury Score (AIS) te bepalen. De score loopt van 1 (licht), 2 (matig), 3 (ernstig), 4 (levensbedreigend), tot 5 (kritiek). De AIS wordt gebruikt om in indicatie te geven van de kans op overlijden. Bij betrokkene komen we op een AIS score van 3 tot 5. Het verschil wordt bepaald door de mate waarin de milt of de omgeving van de milt wordt geraakt. In het ernstigste geval score 5 wordt de bloedvoorziening van de milt geraakt en ontstaat er een bloeding in de buikholte.
Zijn er overige relevante bevindingen. Zo ja, welke?
Belangrijk is ook te vermelden dat sprake was van een bulleus emfyseem (een medische aandoening waarbij er zich bolvormige luchtzakken in de longen bevinden). Een ingeklapte long bij mensen met deze aandoening is lastiger te behandelen en vormt een groter risico. Een eenvoudige ingeklapte long zit al op een AIS score van 3 (ernstig).
In de medische informatie wordt terecht ook de neergaande aorta genoemd als een structuur die geraakt had kunnen worden. De afstand tot de aorta wordt door de radioloog geschat op 58,6 mm. Indien deze structuur geraakt wordt is de AIS score 4, hetgeen levensbedreigend impliceert.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank gaat er op basis van voornoemde bewijsmiddelen vanuit dat verdachte en aangever in de nacht van 31 december 2021 op 1 januari 2022 ruzie hebben gekregen in de tuin van de buurman van aangever, hetgeen heeft geresulteerd in een handgemeen.
Uit verschillende getuigenverklaringen blijkt dat aangever – direct na de vechtpartij met verdachte – hevig bloedde. Een ambulance is ter plaatse gekomen en de artsen die aangever hebben onderzocht hebben geconstateerd dat hij in zijn linker zij is gestoken.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op de inhoud van het DNA-rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), het mes dat in de woning van verdachte is aangetroffen het mes is geweest waarmee aangever is gestoken.
Door de verdediging is aangevoerd dat een alternatief scenario, waarin niet verdachte maar [naam 1] aangever tijdens het gevecht (van achteren) heeft gestoken, niet valt uit te sluiten.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat dit alternatieve scenario wel degelijk zijn weerlegging vindt in bovenstaande bewijsmiddelen.
Aangever heeft verklaard dat hij in gevecht raakte met verdachte en dat hij daarbij zag dat verdachte iets zilverkleurigs in zijn hand had dat glinsterde. Hij ziet dat verdachte een zwaaiende beweging maakt naar zijn linker flank. Hij vertelt dat hij daarna voelt dat hij zwakker wordt en dat van de klappen die hij vervolgens uitdeelde geen kracht meer uitging.
Door meerdere getuigen wordt gesproken over een vechtpartij tussen twee personen, te weten verdachte en aangever. Geen van deze getuigen verklaart over de betrokkenheid van [naam 1] bij de vechtpartij. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van bovenstaande bewijsmiddelen dan ook buiten redelijke twijfel worden bewezen dat verdachte tijdens de vechtpartij op enig moment met een mes op aangever heeft ingestoken en dat aangever daarbij verwondingen heeft opgelopen aan zijn linker zij.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte, door het steken met een mes in de zij van aangever, (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever.
Verdachte heeft aangever met een mes aan de linkerzijde van zijn romp, net onder de ribben, in de buurt van zijn milt, gestoken. Het met een mes steken in iemands flank roept de aanmerkelijke kans in het leven dat dat slachtoffer daardoor komt te overlijden, nu in dat gebied meerdere vitale organen (zoals de milt) aanwezig zijn.. Dit is een algemene ervaringsregel waarvan eenieder – en dus ook verdachte – wetenschap heeft. Het steken door verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm dan ook zozeer gericht op het bewerkstelligen van de dood, dat hieruit volgt dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. De rechtbank acht derhalve de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder het onder parketnummer 18-015036-22 primair ten laste gelegd en het onder parketnummer 18-237234-22 onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-015036-22hij op 1 januari 2022 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven met een mes, in de linker zij/flank, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 18-237234-221.
hij op 4 mei 2022, te Beilen, telkens een hoeveelheid geld, dat geheel aan [benadeelde partij 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte dat weg te nemen geld telkens onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [benadeelde partij 1] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Parketnummer 18-015036-22

1. primair poging tot doodslag

Parketnummer 18-237234-22

1. primair diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18015036-22 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-041602-23 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-237234-22 onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, subsidiair, indien de rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot doodslag, gepleit voor oplegging van een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet verdachte, maar aangever de agressor is geweest van de vechtpartij. Verdachte voelde zich door aangever in het nauw gedreven en heeft aangever daarom gestoken. De raadsman heeft gesteld dat het steken van verdachte niet goed valt te praten, maar dat bij de strafoplegging wel ernstig rekening moet worden gehouden met de context waarin verdachte tot deze geweldshandeling is overgegaan. Daarbij dient eveneens in ogenschouw te worden genomen dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie ten aanzien van geweldsdelicten. Gelet op de omstandigheden waaronder het feit gepleegd is en de persoon van verdachte is de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 36 maanden onredelijk hoog, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van d.d. 11 augustus 2022 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer met een mes in zijn linker zij te steken. De rechtbank acht dit een bijzonder ernstig feit waarbij geldt dat het niet aan verdachte te danken is dat het slachtoffer geen dodelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft met zijn geweldshandelingen een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daar komt bij dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor het door hem gepleegde feit. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal door met een gestolen pinpas geld te pinnen. De rechtbank rekent deze feiten verdachte aan.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt ten aanzien van de poging tot doodslag dat voor zulk ernstig geweld in beginsel alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Daar komt nog de door verdachte gepleegde diefstal bij.
Blijkens het reclasseringsrapport is verdachte een verslavingsgevoelige man die meermalen delicten heeft gepleegd onder invloed van drugs en/of alcohol. Verdachte staat bekend als veelpleger, waarbij hij zich met name schuldig heeft gemaakt aan het plegen van vermogensdelicten. Verdachte had voorafgaand aan de poging tot doodslag zijn leven niet orde. Zo was verdachte dakloos, had hij financiële problemen, een negatief sociaal netwerk, drugs- en alcoholproblematiek en relatieproblematiek. De hulpverleningstrajecten die afgelopen jaren zijn ingezet zijn zonder resultaat gebleven omdat verdachte onvoldoende gemotiveerd was om hieraan mee te werken. De reclassering heeft aangegeven geen beschermende factoren te zien en diagnostiek noodzakelijk te vinden. Verdachte heeft echter niet mee willen werken aan psychologisch onderzoek, waardoor de reclassering geen meerwaarde ziet in het toepassen van interventies. De reclassering heeft het risico op recidive als hoog in geschat. De reclassering heeft geadviseerd een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, waarbij geldt dat er geen zwaarwegende negatieve consequenties worden gezien voor het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte beschikt over een omvangrijke justitiële documentatie en geen
first offenderis ten aanzien van geweldsdelicten, nu verdachte in 2011 en 2006 ook is veroordeeld voor geweldsdelicten. Aangezien deze feiten al van langer geleden dateren, zal de rechtbank hier niet in strafverzwarende zin rekening mee houden.
Alles afwegend, met name gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde poging tot doodslag, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. Bij dit oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen de omstandigheden waaronder verdachte aangever heeft gestoken, waarbij naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat (ook) aangever zich niet onbetuigd heeft gelaten. Gelet op deze context acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf te hoog. Nu verdachte niet heeft willen meewerken aan diagnostiek en onvoldoende gemotiveerd is om (op de voorwaarden van de reclassering) mee te werken aan hulpverlening, ziet de rechtbank geen alternatief dan aan verdachte een ‘kale’ gevangenisstraf op te leggen, waartoe de rechtbank dan ook over zal gaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 802,95 ter zake van materiële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 455,33 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en geheel voor toewijzing in aanmerking komt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing in aanmerking komt ter hoogte van een bedrag van € 58,40 en voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat enkel de schade kan worden toegewezen die ontstaan is door het ten laste gelegde c.q. uit het bewezenverklaarde feit, te weten de door verdachte verrichte pintransacties ter hoogte van het voornoemde bedrag. De overige ontstane schade is het gevolg van de jegens benadeelde partij gepleegde inbraak, hetgeen verdachte niet wordt verweten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 57, 63, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18-041602-23 en onder parketnummer 18-237234-22 onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18-015036-22 primair en het onder 18-237234-22 onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18-041602-23:
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [benadeelde partij 3] haar eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van 18-237234-22, feit 2:
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [benadeelde partij 2] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. H. Hanssen - Telman, rechters, bijgestaan door mr. T.D. Pel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.