Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18-015036-22 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-041602-23 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-237234-22 onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Parketnummer 18-015036-22
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen in het dossier en het in de woning van verdachte aangetroffen mes, met daarop op het lemmet het DNA van aangever.
Parketnummer 18-041602-23
De officier van justitie heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte, het proces-verbaal pseudokoop, het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de waarde van de fiets en het feit dat bij verdachte € 350,- is aangetroffen. Nu uit onderzoek van de politie blijkt dat de fiets een waarde vertegenwoordigde die vele malen hoger was dan de koopprijs die verdachte voor de fiets heeft betaald, staat opzetheling vast.
Parketnummer 18-237234-22
Feit 1: De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden worden beschreven en waarop verdachte is herkend. De verklaring van verdachte dat hij in opdracht van Antillianen de pintransacties heeft verricht, is niet nader onderbouwd en bovendien op grond van de beschikbare camerabeelden ongeloofwaardig, aldus de officier van justitie.
Feit 2: De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte een warrige verklaring heeft afgelegd over ene ‘ [naam 2] ’, waarbij geldt dat deze verklaring niet op waarheid te toetsen valt. Uit niets blijkt dat [naam 2] bij het pinnen van het geld aanwezig is geweest, waardoor verdachte dit alternatieve scenario niet aannemelijk heeft gemaakt en het primair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18-015036-22 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-041602-23 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-237234-22 onder 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Parketnummer 18-015036-22
De raadsman heeft aangevoerd dat het dossier ruimte laat voor de mogelijkheid dat niet verdachte, maar [naam 1] aangever heeft gestoken. [naam 1] verbleef in de periode rondom het ten laste gelegde feit veelvuldig in de woning van verdachte, waardoor het in de woning van verdachte aangetroffen mes, met op het heft zowel het DNA van verdachte als van [naam 1] , wijst in hun richting. Nu DNA van aangever op het lemmet van dit mes is aangetroffen, is aannemelijk dat één van hen, dus ofwel verdachte ofwel [naam 1] , de dader is. Van belang is dat geen van de getuigen heeft gezien wie aangever heeft gestoken en dat aangever zelf enkel een zwaaiende beweging heeft gezien. Nu [naam 1] , ten tijde van het gevecht tussen aangever en verdachte, op de plaats delict aanwezig was, valt, mede gezien de steekwond in de zij van aangever, niet uit te sluiten dat zij aangever tijdens het gevecht van achteren heeft gestoken. De raadsman heeft gesteld dat verdachte, vanwege gebrek aan overtuigend bewijs, dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Parketnummer 18-041602-23
De raadsman heeft gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk een van misdrijf afkomstig goed voorhanden heeft gehad. Het onderzoek van de politie naar de waarde van de betreffende Stella-fiets is onvoldoende zorgvuldig geweest, nu aan de fietsenmaker alleen een foto van de betreffende fiets is getoond, op basis waarvan de exacte waarde niet te bepalen valt. Hoeveel de fiets waard is, is op basis van het dossier dan ook niet vast te stellen, aldus de raadsman. Bovendien heeft verdachte op basis van de uiterlijke kenmerken van de fiets niet kunnen weten dat de fiets van diefstal afkomstig was, nu de fiets geen verdachte kenmerken vertoonde, zoals het ontbreken van een slot of sleutel. Verdachte dient van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Parketnummer 18-237234-22
Feit 1: Verdachte heeft toegegeven dat hij met de pinpas heeft gepind. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 2: De raadsman heeft gesteld dat vaststaat dat verdachte met een gestolen pinpas heeft gepind. Verdachte wist op dat moment echter niet dat de pinpas van diefstal afkomstig was. Verdachte heeft verklaard dat hij de pinpas buiten van [naam 2] heeft gekregen om sigaretten te halen en geld te pinnen en dat hij niet naar de naam op de pinpas heeft gekeken. Deze verklaring kan op basis van het dossier niet worden uitgesloten, zodat niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. De raadsman heeft verzocht verdachte dan ook vrij te spreken van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder parketnummer 18-041602-23 en het onder parketnummer 18-237234-22 onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Parketnummer 18-041602-23
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte opzettelijk een gestolen fiets voorhanden heeft gehad dan wel heeft overgedragen. De exacte waarde van de betreffende Stella-fiets is onvoldoende zorgvuldig vastgesteld en uit het dossier blijkt bovendien niet dat verdachte op basis van de uiterlijke kenmerken van de fiets heeft geweten dat de fiets van misdrijf afkomstig was. Nu er ook voor het overige geen omstandigheden zijn gebleken waaruit volgt dat verdachte opzettelijk een van misdrijf afkomstig goed voorhanden zou hebben gehad of heeft overgedragen, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde.
Parketnummer 18-237234-22 onder 2
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan de verklaring van verdachte, dat hij de pintransacties voor [naam 2] heeft verricht, niet worden uitgesloten, waardoor niet kan worden bewezen dat verdachte de pintransacties heeft verricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Hierbij geldt dat verdachte van meet af aan een concrete, verifieerbare verklaring heeft afgelegd, maar dat uit het dossier niet blijkt dat onderzoek is gedaan naar die verklaring. Zo is [naam 2] niet gehoord en zijn er geen beelden opgevraagd van de buitenkant van het Shell tankstation (waar de pintransactie heeft plaatsgevonden). De rechtbank zal verdachte van dit feit dan ook vrijspreken.
Parketnummer 18-237234-22, feit 1 primair
De rechtbank acht het onder parketnummer 18-237234-22 onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt: