ECLI:NL:RBNNE:2023:978

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
18/750035-18 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing inzake wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerij

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak met parketnummer 18/750035-18. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten ter waarde van € 257.244,96, voortvloeiend uit de illegale teelt van hennep. De officier van justitie had op 19 november 2020 een vordering ingediend tot ontneming van dit voordeel, waarbij de rechtbank op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder eerdere vonnissen en rapporten, tot de conclusie kwam dat er sprake was van drie eerdere oogsten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, ondanks de bezwaren van de verdediging, die stelde dat er geen eerdere succesvolle oogsten waren geweest. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering voldoende was om de vordering te onderbouwen. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de ontnemingsvordering met drie maanden was overschreden, maar dat deze overschrijding al was gecompenseerd in de eerdere strafoplegging. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en bepaalde de duur van de gijzeling op maximaal 1080 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18/750035-18
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 9 maart 2023 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
wonende [adres],
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 19 november 2020 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 257.244,78 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/750035-18 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 23 februari 2023, waarbij veroordeelde niet is verschenen, maar wel zijn uitdrukkelijk gemachtigde raadsman mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. S. Broekstra, heeft gevorderd dat veroordeelde zal worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, dat door de officier van justitie wordt geschat op € 257.244,78. Hierbij is de officier van justitie uitgegaan van 3 eerdere oogsten.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair bepleit de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit de vordering af te wijzen, omdat niet blijkt dat er eerder succesvol is geoogst. Uit de verklaring van Huitema blijkt immers dat niet eerder is geoogst, vanwege de gezondheid van veroordeelde en omdat de installatie niet op orde was.
Daarnaast zijn de indicatoren die worden genoemd in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel te algemeen geformuleerd daaruit kan daarom niet worden afgeleid dat er daadwerkelijk eerder succesvol is geoogst.

Bewijsmiddelen

Met betrekking tot het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel gebruikt de rechtbank als bewijsmiddelen:
  • het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 9 maart 2023 in de onderliggende strafzaak;
  • het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (hierna: het rapport);
  • de stukken behorende tot het dossier van de onderliggende strafzaak.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 9 maart 2023 in de zaak met parketnummer 18/750035-18 onder meer veroordeeld ter zake in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod. Dit is een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie.
Op grond van artikel 36e, derde lid, Sr kan op vordering van het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie, de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien aannemelijk is dat dat misdrijf of andere stafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Voor de berekening van het wederrechtelijk voordeel is gebruik gemaakt van de uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen voortvloeiende gegevens, waarop ook bovenvermeld rapport is gebaseerd. Het in dit rapport opgenomen wederrechtelijk verkregen voordeel is op juiste wijze berekend. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is niet door de verdediging betwist.
De rechtbank is, conform de berekening wederrechtelijk voordeel, uitgegaan van het volgende.

Periode

De exacte startdatum van de periode waarin door veroordeelde hennep is gekweekt, is niet vast te stellen. Het rapport gaat uit van een kweekperiode tussen 1 april 2015 en 16 mei 2018, waarbij het uitgangspunt is dat iedere tien weken geoogst kan worden. [2]
De rechtbank stelt vast dat de op 16 mei 2018 aangetroffen hennepplanten ten minste 8 weken oud waren. Liander heeft een energiemeting gedaan waaruit blijkt de hennepkwekerij was ingericht vanaf 12 november 2016. [3] De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het door Liander aangeleverde schema van energieverbruik. Uit de verklaring van [naam] blijkt dat de hennepkwekerij eind 2017 dan wel begin 2018 begon te lopen. [4] Ook veroordeelde heeft verklaard dat hij wist van de hennepkwekerij vanaf 2016. [5]
De rechtbank is, anders dan de raadsman heeft bepleit, van oordeel dat de indicatoren genoemd in het rapport wel degelijk aanwijzingen bevatten voor eerdere oogsten. Immers, uit het rapport blijkt dat in de hennepkwekerij onder meer verschillende koolstoffilters zijn aangetroffen waarbij de filterdoeken vervuild waren. Bij verwijdering van een band, die om het koolstoffilter loopt ter bevestiging van het filterdoek aan het filter, bleek dat op de plaats(en) waar deze was aangebracht, het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. Ook is er stof aangetroffen op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, de filters van de opticlimates, slangen, buizen en bekabeling van de elektra. De rechtbank is van oordeel dat vervuiling van het filterdoek en de stof op de verschillende goederen in de hennepkwekerij pas intreedt na een langere gebruiksperiode. Verder zijn er in de kwekerij in sommige kweekbakken drie lagen vijverfolie aangetroffen. Vijverfolie wordt gebruikt om waterschade aan het gebouw te voorkomen. De drie lagen folie wijzen erop dat na verloop van tijd de eerdere laag niet meer afdoende was en dat er daarom een nieuwe laag overheen is gelegd en dat zich dit een aantal malen heeft herhaald. [6]
De rechtbank is van oordeel dat daarbij van de volgende kweekperiodes kan worden uitgegaan:
  • 23 augustus 2017 – 1 november 2017 = 10 weken (oogst 1);
  • 1 november 2017 – 10 januari 2018 = 10 weken (oogst 2);
  • 10 januari 2018 – 21 maart 2018 = 10 weken (oogst 3);
  • 21 maart 2018 – 16 mei 2020 = 8 weken (hennepteelt die niet is geoogst).
De rechtbank is gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en overwegingen, net als de officier van justitie, van oordeel dat sprake is geweest van drie eerdere oogsten.

Opbrengst

Opbrengst per oogst kweekruimte B
In ruimte B zijn 276 hennepplanten aangetroffen. De opbrengst van hennep per plant is volgens de tabel bij het rapport bij 16 planten per m2 minimaal 27,7 gram. Dat levert een totaal op van (276 planten x 27,7 gram) = 7645 gram hennep. Hennep brengt per kilogram minimaal € 4.070 op. De opbrengst van de hennep in kweekruimte B bedraagt derhalve (7645 gram x € 4.070 =) € 31.115,00. [7]
De totale opbrengst van kweekruimte B, gelet op 3 oogsten, is € 93.345,00.
Opbrengst per oogst kweekruimte C
In ruimte C zijn 259 hennepplanten aangetroffen. De opbrengst van hennep per plant is volgens de tabel bij het rapport bij 16 planten per m2 minimaal 27,7 gram. Dat levert een totaal op van (259 planten x 27,7 gram) = 7174 gram hennep. Hennep brengt per kilogram minimaal € 4.070 op. De opbrengst van de hennep in kweekruimte C bedraagt derhalve (7174 gram x € 4.070) = € 29.198,00. [8]
De totale opbrengst van kweekruimte C, gelet op 3 oogsten, is € 87.594,00.
Opbrengst per oogst kweekruimte D
In ruimte D zijn 287 hennepplanten aangetroffen. De opbrengst van hennep per plant is volgens de tabel bij het rapport bij 16 planten per m2 minimaal 27,7 gram. Dat levert een totaal op van (287 planten x 27,7 gram) = 7950 gram hennep. Hennep brengt per kilogram minimaal € 4.070 op. De opbrengst van de hennep in kweekruimte D bedraagt derhalve (7950 gram x € 4.070 =) € 32.356,50. [9]
De totale opbrengst van kweekruimte D, gelet op 3 oogsten, is € 97.069,50.
De totale opbrengst is dus € 278.008,50.

Kosten

Kosten per oogst kweekruimte B

  • afschrijvingskosten (bij 200-299 planten) = € 200,00;
  • hennepstekken (276 x € 3,81) = € 1.051,56;
  • variabele kosten (276 x € 3,88) = € 1.070,88;
  • totaal kosten per kweek € 2.322,44.
De totale kosten van kweekruimte B, gelet op 3 oogsten, is € 6.967,32.
Kosten per oogst kweekruimte C
  • afschrijvingskosten (bij 200-299 planten) = € 200,00;
  • hennepstekken (259 x € 3,81) = 986,79;
  • variabele kosten (259 x € 3,88) = € 1.004,92;
  • Totaal kosten per kweek € 2.191,71.
- De totale kosten van kweekruimte C, gelet op 3 oogsten, is € 6.575,13.
Kosten per oogst kweekruimte D
  • afschrijvingskosten (bij 200-299 planten) = € 200,00;
  • hennepstekken (287 x € 3,81) = € 1.093,47;
  • variabele kosten (287 x € 3,88) = € 1.113,56;
  • totaal kosten per kweek € 2.407,03.
De totale kosten van kweekruimte D, gelet op 3 oogsten, is € 7.221,09.
De totale kosten zijn dus € 20.763,54.

Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel

Opbrengst € 278.008,50.
Kosten € 20.763,54 -/-
Totaal € 257.244,96
Het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt € 257.244,96.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde
€ 257.244,96voordeel heeft genoten.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere veroordeelde is gewaarborgd dat binnen een redelijke termijn op de ontnemingsvordering wordt beslist. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt. Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf het moment dat de officier van justitie de vordering aanhangig heeft gemaakt, te weten op 3 december 2020.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Het eindvonnis is op 9 maart 2023 gewezen. Hieruit leidt de rechtbank af dat in dit geval sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn met drie maanden.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn in beperkte mate, te weten met drie maanden is overschreden en dat de redelijke termijnoverschrijding bij de oplegging van de straf in het vonnis al voldoende is gecompenseerd, zodat kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op €
257.244,96
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van €
257.244,96(zegge: tweehonderdzevenenvijftigduizend tweehonderdvierenveertig euro en zesennegentig eurocent) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Deze uitspraak is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2023.
Mr. J. Faber is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2019003315, doorgenummerd 1 tot en met 281.
2.Het rapport pagina’s 2 en 3.
3.Pagina’s 248 en 249.
4.Pagina’s 212 en 213.
5.Pagina 234.
6.Het rapport pagina’s 3 en 4.
7.Het rapport pagina’s 2 en 6.
8.Het rapport pagina’s 2 en 6.
9.Het rapport pagina’s 2 en 6.
10.Het rapport pagina 5.
11.Het rapport pagina 6.
12.Het rapport pagina 6.