ECLI:NL:RBNNE:2023:962

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
18/223207-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft op 14 maart 2023 een 40-jarige man veroordeeld voor het medeplegen van mishandeling en het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De man kreeg een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak kwam ter terechtzitting op 28 februari 2023, waar de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. M. van Diest. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

De tenlastelegging betrof een incident op 28 augustus 2020 in Delfzijl, waarbij de verdachte samen met anderen een slachtoffer heeft mishandeld en wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. De rechtbank oordeelde dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde werd wel bewezen, aangezien de verdachte dit duidelijk had bekend.

De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige feiten die een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer betekenden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond de ernst van de feiten zwaarder wegen. Uiteindelijk werd een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met inachtneming van het tijdsverloop in de zaak en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/223207-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats], wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 februari 2023.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. M. van Diest, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 2.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer] vast te pakken, en/of
  • die [slachtoffer] te schoppen en/of te slaan op/tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
  • die [slachtoffer] (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of een mes te tonen, en/of
  • die [slachtoffer] te slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpen/of
  • die [slachtoffer] te slaan/steken met een mes althans een puntig voorwerp en/of
  • die [slachtoffer] vast te binden met duct tape (om zijn handen en/of voeten) waardoor die
[slachtoffer] (zich) niet meer (vrijelijk) kon bewegen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld, door
  • die [slachtoffer] vast te pakken, en/of
  • die [slachtoffer] te schoppen en/of te slaan op/tegen het hoofd en/of het lichaam, en/of
  • die [slachtoffer] (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of een mes te tonen, en/of
  • die [slachtoffer] te slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,en/of
  • die [slachtoffer] te slaan/steken/snijden met een mes althans een puntig voorwerp, en/of
  • die [slachtoffer] vast te binden met duct tape (om zijn handen en/of voeten) waardoor die[slachtoffer] (zich) niet meer (vrijelijk) kon bewegen;
2.
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] vast te binden met duct tape
(om zijn handen en/of voeten) waardoor die [slachtoffer] (zich) niet meer (vrijelijk) kon bewegen en/of
- de wacht te (laten) houden over die [slachtoffer] , zodat die [slachtoffer] niet de woning konontvluchten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft zij daartoe aangevoerd dat het voor de drie mannelijke verdachten - waartoe verdachte behoort - duidelijk moet zijn geweest dat er een diefstal werd gepleegd op het moment dat aangever was vastgebonden en medeverdachte [medeverdachte 1] de telefoon van aangever pakte om geld naar zichzelf over te maken. Verdachte heeft zich niet van deze situatie gedistantieerd en heeft bovendien 250 euro van het gestolen geld opgestreken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de stukken in het dossier weliswaar volgt dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is gegaan om aangever bang te maken en dat uiteindelijk geweld is uitgeoefend op aangever, maar uit het dossier volgt niet dat verdachte op de hoogte was van het plan van medeverdachte [medeverdachte 1] om geld van aangever afhandig te maken. Anders dan de officier van justitie kan de rechtbank uit het dossier ook niet opmaken dat verdachte op het moment dat medeverdachte [medeverdachte 1] bezig was met de telefoon van aangever, het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de wegneming van € 2.000,- heeft gehad. Het enkele feit dat verdachte zich op dat moment niet heeft onttrokken uit de woning en nadien € 250,- heeft gekregen van medeverdachte [medeverdachte 1] , acht de rechtbank onvoldoende redengevend voor het aannemen van het vereiste oogmerk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstal.
Bewijsmiddelen voor het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het hierna onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2020,opgenomen op pagina 253 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020238125 d.d. 6 augustus 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 april 2021,opgenomen op pagina 179 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 augustus 2020 te Delfzijl, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] heeft mishandeld, door
  • die [slachtoffer] vast te pakken, en
  • die [slachtoffer] te schoppen en te slaan tegen het hoofd en het lichaam, en
  • die [slachtoffer] vuurwapens en een mes te tonen, en
  • die [slachtoffer] te slaan met een vuurwapen, en
  • die [slachtoffer] te snijden met een mes, en
  • die [slachtoffer] vast te binden met ducttape om zijn handen en voeten, waardoor die [slachtoffer] zich niet meer vrijelijk kon bewegen;
2.
hij op 28 augustus 2020 te Delfzijl, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
  • die [slachtoffer] in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] vast te binden met ducttapeom zijn handen en voeten, waardoor die [slachtoffer] zich niet meer vrijelijk kon bewegen, en
  • de wacht te (laten) houden over die [slachtoffer] , zodat die [slachtoffer] niet de woning konontvluchten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1.
subsidiairmedeplegen van mishandeling2.
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar strafeis rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr en met het feit dat verdachte blijkens de retourzending van de reclassering niet open lijkt te staan voor contact, ondersteuning of begeleiding.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de inverzekeringstelling, in combinatie met een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft veel spijt van het incident en heeft net weer een dak boven zijn hoofd. Daarnaast geldt dat hij niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en dat artikel 63 Sr vier keer van toepassing is.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de zaak, zodat de reclassering alsnog een rapportage kan opmaken. Verdachte begrijpt niet dat het de reclassering niet is gelukt om in contact te komen en hij zou alsnog graag met de reclassering in gesprek gaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mishandeling en het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Op 28 augustus 2020 is verdachte samen met twee andere mannen vanuit Assen naar de woning van een vrouw gereden in Delfzijl. Aldaar hebben zij met zijn vieren gewacht tot het slachtoffer – met wie de vrouw een conflict zou hebben - zou aanbellen bij de woning. Kort na binnenkomst van het slachtoffer heeft verdachte samen met de andere mannen fors geweld uitgeoefend op het slachtoffer, door hem onder andere te slaan, te schoppen, te snijden met een mes en te slaan met een vuurwapen. Daarnaast hebben de vier verdachten het slachtoffer tegen zijn wil in de woning vastgehouden, door hem vast te binden met tape. De verdachten hebben er hiermee voor gezorgd dat het slachtoffer weerloos was en geen kans maakte tegenover hen.
Het slachtoffer is, nadat verdachte met twee anderen uit de woning vertrok en een vierde verdachte de wacht hield, ontsnapt uit de woning. Hij heeft zich even later, onder het bloed, gemeld op het politiebureau in Delfzijl. De ambulance is ter plaatse gekomen en heeft geconstateerd dat bij het slachtoffer sprake was van een wond op het hoofd, een snijwond in de rechterwang, een snijwond in de rechterzij en bulten op het voorhoofd. Verdachte heeft met zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het incident moet voor hem bijzonder beangstigend zijn geweest. De rechtbank neemt verdachte dit gedrag zeer kwalijk. De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat hij zich enkel heeft laten leiden door financieel gewin, nu uit zijn verklaring volgt dat hij voor het bang maken van het slachtoffer geld zou krijgen en hij ook daadwerkelijk een financiële beloning heeft ontvangen.
Gelet op het voorgaande, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Allereerst heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 31 januari 2023, waaruit volgt dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke delicten. Uit het uittreksel volgt dat artikel 63 Sr meerdere keren aan de orde is, zodat de rechtbank daar bij het bepalen van de straf rekening mee zal houden. De rechtbank heeft verder acht geslagen op de retourzending van de reclassering d.d. 7 december 2022, waaruit volgt dat het de reclassering niet is gelukt om in contact te komen met verdachte. In een andere zaak is het toezicht recentelijk teruggelegd. Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank, anders dan de raadsman heeft verzocht, de zaak niet aanhouden. De rechtbank acht zich op basis van het onderzoek ter terechtzitting voldoende voorgelicht omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank zal op basis van de beschikbare informatie geen bijzondere voorwaarden (bij een voorwaardelijk strafdeel) opleggen aan verdachte.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank verder rekening houden met het tijdsverloop dat aan de orde is aan deze zaak. Weliswaar is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen berechting dient plaats te vinden geen sprake, nu het vonnis binnen 2 jaar na de aanhouding van verdachte wordt gewezen, maar de rechtbank acht het onwenselijk dat verdachte bijna twee jaar heeft moeten wachten op een einduitspraak in deze zaak.
Al met al zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van voorarrest aan verdachte opleggen. Anders dan de raadsman is de rechtbank gelet op de ernst van de feiten van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Wel acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats, gelet op het tijdsverloop in deze zaak en ter voorkoming van strafbare feiten. De rechtbank komt tot oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan is gevorderd door de officier van justitie, nu de rechtbank een minder zware variant van het onder 1 ten laste gelegde bewezen acht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2023.