Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar strafeis rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr en met het feit dat verdachte blijkens de retourzending van de reclassering niet open lijkt te staan voor contact, ondersteuning of begeleiding.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de inverzekeringstelling, in combinatie met een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft veel spijt van het incident en heeft net weer een dak boven zijn hoofd. Daarnaast geldt dat hij niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en dat artikel 63 Sr vier keer van toepassing is.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de zaak, zodat de reclassering alsnog een rapportage kan opmaken. Verdachte begrijpt niet dat het de reclassering niet is gelukt om in contact te komen en hij zou alsnog graag met de reclassering in gesprek gaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mishandeling en het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Op 28 augustus 2020 is verdachte samen met twee andere mannen vanuit Assen naar de woning van een vrouw gereden in Delfzijl. Aldaar hebben zij met zijn vieren gewacht tot het slachtoffer – met wie de vrouw een conflict zou hebben - zou aanbellen bij de woning. Kort na binnenkomst van het slachtoffer heeft verdachte samen met de andere mannen fors geweld uitgeoefend op het slachtoffer, door hem onder andere te slaan, te schoppen, te snijden met een mes en te slaan met een vuurwapen. Daarnaast hebben de vier verdachten het slachtoffer tegen zijn wil in de woning vastgehouden, door hem vast te binden met tape. De verdachten hebben er hiermee voor gezorgd dat het slachtoffer weerloos was en geen kans maakte tegenover hen.
Het slachtoffer is, nadat verdachte met twee anderen uit de woning vertrok en een vierde verdachte de wacht hield, ontsnapt uit de woning. Hij heeft zich even later, onder het bloed, gemeld op het politiebureau in Delfzijl. De ambulance is ter plaatse gekomen en heeft geconstateerd dat bij het slachtoffer sprake was van een wond op het hoofd, een snijwond in de rechterwang, een snijwond in de rechterzij en bulten op het voorhoofd. Verdachte heeft met zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het incident moet voor hem bijzonder beangstigend zijn geweest. De rechtbank neemt verdachte dit gedrag zeer kwalijk. De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat hij zich enkel heeft laten leiden door financieel gewin, nu uit zijn verklaring volgt dat hij voor het bang maken van het slachtoffer geld zou krijgen en hij ook daadwerkelijk een financiële beloning heeft ontvangen.
Gelet op het voorgaande, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Allereerst heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 31 januari 2023, waaruit volgt dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke delicten. Uit het uittreksel volgt dat artikel 63 Sr meerdere keren aan de orde is, zodat de rechtbank daar bij het bepalen van de straf rekening mee zal houden. De rechtbank heeft verder acht geslagen op de retourzending van de reclassering d.d. 7 december 2022, waaruit volgt dat het de reclassering niet is gelukt om in contact te komen met verdachte. In een andere zaak is het toezicht recentelijk teruggelegd. Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank, anders dan de raadsman heeft verzocht, de zaak niet aanhouden. De rechtbank acht zich op basis van het onderzoek ter terechtzitting voldoende voorgelicht omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank zal op basis van de beschikbare informatie geen bijzondere voorwaarden (bij een voorwaardelijk strafdeel) opleggen aan verdachte.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank verder rekening houden met het tijdsverloop dat aan de orde is aan deze zaak. Weliswaar is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen berechting dient plaats te vinden geen sprake, nu het vonnis binnen 2 jaar na de aanhouding van verdachte wordt gewezen, maar de rechtbank acht het onwenselijk dat verdachte bijna twee jaar heeft moeten wachten op een einduitspraak in deze zaak.
Al met al zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van voorarrest aan verdachte opleggen. Anders dan de raadsman is de rechtbank gelet op de ernst van de feiten van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Wel acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats, gelet op het tijdsverloop in deze zaak en ter voorkoming van strafbare feiten. De rechtbank komt tot oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan is gevorderd door de officier van justitie, nu de rechtbank een minder zware variant van het onder 1 ten laste gelegde bewezen acht.