ECLI:NL:RBNNE:2023:961

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
18/223208-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 26-jarige man voor medeplegen van mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft op 14 maart 2023 een 26-jarige man veroordeeld voor het medeplegen van mishandeling en het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De man kreeg een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en enkele bijzondere voorwaarden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 augustus 2020 in Delfzijl, waar de verdachte samen met anderen een slachtoffer heeft mishandeld en van zijn vrijheid beroofd. Het slachtoffer werd vastgebonden met duct tape en onderworpen aan geweld, waaronder het tonen van wapens. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en een medeverdachte betrouwbaar waren, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de gekwalificeerde diefstal, omdat niet bewezen kon worden dat hij op de hoogte was van het plan om geld van het slachtoffer af te nemen. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/223208-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats], wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Willekes, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 2.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer] vast te pakken, en/of
  • die [slachtoffer] te schoppen en/of te slaan op/tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
  • die [slachtoffer] (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of een mes te tonen, en/of
  • die [slachtoffer] te slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpen/of
  • die [slachtoffer] te slaan/steken met een mes althans een puntig voorwerp en/of
  • die [slachtoffer] vast te binden met duct tape (om zijn handen en/of voeten) waardoor die
[slachtoffer] (zich) niet meer (vrijelijk) kon bewegen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld, door
  • die [slachtoffer] vast te pakken, en/of
  • die [slachtoffer] te schoppen en/of te slaan op/tegen het hoofd en/of het lichaam, en/of
  • die [slachtoffer] (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of een mes te tonen, en/of
  • die [slachtoffer] te slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,en/of
  • die [slachtoffer] te slaan/steken/snijden met een mes althans een puntig voorwerp, en/of
  • die [slachtoffer] vast te binden met duct tape (om zijn handen en/of voeten) waardoor die[slachtoffer] (zich) niet meer (vrijelijk) kon bewegen;
2.
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] vast te binden met duct tape
(om zijn handen en/of voeten) waardoor die [slachtoffer] (zich) niet meer (vrijelijk) kon bewegen en/of - de wacht te (laten) houden over die [slachtoffer], zodat die [slachtoffer] niet de woning kon ontvluchten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft zij daartoe aangevoerd dat het voor de drie mannelijke verdachten - waartoe verdachte behoort - duidelijk moet zijn geweest dat er een diefstal werd gepleegd op het moment dat aangever was vastgebonden en medeverdachte [medeverdachte 1] de telefoon van aangever pakte om geld naar zichzelf over te maken. Verdachte heeft zich niet van deze situatie gedistantieerd en heeft bovendien 250 euro van het gestolen geld opgestreken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft daartoe allereerst aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat verdachte bij het betreffende incident betrokken is geweest. Weliswaar is een DNA-spoor van verdachte in de Volvo V60 aangetroffen, maar uit jurisprudentie volgt dat een DNA-spoor alleen onvoldoende is om een persoon in verband te kunnen brengen met een strafbaar feit. Daarnaast blijkt uit het dossier niet op welk moment het DNA van verdachte in de auto terecht is gekomen en bovendien is een auto een verplaatsbaar voorwerp.
Ook ander redengevend bewijs in het dossier ontbreekt, nu de verklaringen van zowel aangever als medeverdachte [medeverdachte 2] onvoldoende betrouwbaar en derhalve niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
Ten aanzien van de verklaring van aangever geldt dat het signalement van verdachte niet overeenkomt met dat van de man die met aangever is achtergebleven in de woning en ook past het signalement van verdachte niet bij de twee mannen die na het incident met medeverdachte [medeverdachte 1] in de Volvo V60 zijn vertrokken. Die twee mannen zouden blijkens de verklaring van aangever blank en donker zijn en Russisch met elkaar hebben gesproken. Vaststaat dat verdachte geen Russisch spreekt, terwijl medeverdachte [medeverdachte 2] juist wel Russisch spreekt en een blanke man is. Dan resteert het signalement van de donkere man, terwijl verdachte evident niet donker is.
Ten aanzien van de belastende verklaring die medeverdachte [medeverdachte 2] heeft afgelegd geldt dat verdachte ruzie heeft gehad met deze medeverdachte en dat dit de reden kan zijn geweest dat de medeverdachte verdachte heeft gekoppeld aan het incident. Daarbij komt dat [medeverdachte 2] de naam van verdachte niet zelf heeft genoemd, maar dat deze hem door de politie op een presenteerblaadje is aangeboden.
Oordeel van de rechtbank
Bruikbaarheid van de verklaringen van aangever en de medeverdachte
Ten aanzien van de bruikbaarheid van de verklaring van aangever overweegt de rechtbank het volgende. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, vormen de door aangever opgegeven signalementen van de verdachten geen contra-indicatie voor de aanwezigheid van verdachte bij het incident. Daarbij komt dat uit de verklaring van aangever volgt dat de mannen die bij het incident aanwezig waren, gezichtsbedekking droegen. Verder geldt in zijn algemeenheid dat de verklaring van aangever op veel punten verifieerbaar is met andere informatie in het dossier en dat de verklaring van aangever in essentie overeenkomt met de verklaring van [medeverdachte 2]. De rechtbank acht de verklaring van aangever derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Ten aanzien van de bruikbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat van suggestiviteit of sturende vragen in het verhoor niet is gebleken. Uit het verhoor volgt dat [medeverdachte 2] aanvankelijk heeft verklaard dat hij geen namen wilde noemen van de medeverdachten. Wel heeft hij kenmerken van de medeverdachten beschreven en heeft hij het onder meer gehad over ‘de lange man’. Op enig moment is aan verdachte gevraagd of de naam [verdachte] uit Assen hem iets zegt, waarop de [medeverdachte 2] heeft geantwoord dat [verdachte] één van de mannen is die betrokken is geweest bij het incident. De rechtbank constateert op basis van het verhoor verder dat [medeverdachte 2], al voordat de politie de naam van verdachte had genoemd, heeft verklaard dat ‘de lange man’ een maand na het onderhavige incident met een neppistool is gepakt, terwijl dat ook blijkt uit het strafblad van verdachte. Daarbij komt dat DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen aan de binnenzijde van de deurhendel van het rechterachterportier in de Volvo V60 en dat [medeverdachte 2] - zonder dat hem is verteld dat op die specifieke plek DNAmateriaal is aangetroffen - heeft verklaard dat verdachte rechtsachter in die auto heeft gezeten na het incident. De rechtbank merkt tot slot op dat [medeverdachte 2] niet alleen belastend heeft verklaard over de rol van anderen, maar ook over zijn eigen rol. Al met al acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 2] voldoende betrouwbaar en derhalve bruikbaar voor het bewijs.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de stukken in het dossier weliswaar volgt dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is gegaan om aangever bang te maken en dat uiteindelijk geweld is uitgeoefend op aangever, en met nog meer geweld is gedreigd, maar uit het dossier volgt niet dat verdachte op de hoogte was van het plan van medeverdachte [medeverdachte 1] om geld van aangever afhandig te maken. Anders dan de officier van justitie kan de rechtbank uit het dossier ook niet opmaken dat verdachte op het moment dat medeverdachte [medeverdachte 1] bezig was met de telefoon van aangever, het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de wegneming van € 2.000,- heeft gehad. Het enkele feit dat verdachte zich op dat moment niet heeft onttrokken door de woning te verlaten en nadien € 250,heeft gekregen van medeverdachte [medeverdachte 1], acht de rechtbank onvoldoende redengevend voor het aannemen van het vereiste oogmerk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstal.
Bewijsmiddelen voor het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 29 augustus 2020, opgenomen op pagina 253 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020238125 d.d. 6 augustus 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Pleegdatum: 28 augustus 2020.
Ik doe aangifte van mishandeling dan wel zware mishandeling. Ten gevolge van de mishandeling heb ik snijwonden over mijn lichaam en een wond op mijn hoofd.
Ik ben vandaag teruggekomen uit Hongarije want mijn ex, [medeverdachte 1] belde mij op. Na 14 uren rijden kwam ik aan bij de woning van mijn ex. Het gaat om [adres] in Delfzijl. Mijn ex, [medeverdachte 1], deed de deur open. Wij liepen naar binnen in haar woning. Uit de kelder kwamen ineens drie mannen lopen. De drie sloegen en schopten mij. Ik zag één van de mannen met een revolver. Hij sloeg mij met de achterkant van de revolver. Ik zag dat een andere man een mes had. Eén van de slanke mannen heeft mij gesneden met een mes. Ik werd vastgebonden met ducttape. Ik kreeg de tape om mijn voeten en handen. Ik kon niet meer bewegen. Ik werd nog meer geschopt en geslagen. Ik had veel pijn. Ik wilde heel graag weg. Ik vroeg of ik weg mocht. Mijn ex ging weg met twee mannen. Eén man bleef in de woning. Mijn ex nam mijn auto mee. Het was een Volvo V60 met kenteken [kenteken]. Twee van de drie mannen gingen met haar mee in de auto. Toen de wachthoudende man uit de kamer liep, pakte ik het mes en maakte de ducttape los. Daarna ben ik gevlucht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 april 2021,opgenomen op pagina 179 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]:
V: Wil je ons vandaag vertellen wat er precies is gebeurd op die dag in augustus 2020 in Delfzijl?
A: Ik kwam iemand tegen tijdens het uitvoeren van een taakstraf. Hij vroeg mij of ik mee wilde helpen om iemand bang te maken. U heeft mij een foto van een vrouw laten zien. Na de gebeurtenissen heb ik haar naam wel gehoord. Iets van [medeverdachte 1] of [medeverdachte 1]. Toen ik in de woning in Delfzijl kwam, was die vrouw daar aanwezig. Wij waren met drie mannen. De vrouw was het hoofd.
Als die Hongaar drie man zou zien, zou hij wel bang worden. Wij zijn met ons drieën met de auto uit Assen gekomen. Toen de Hongaar binnenkwam, stond de lange man op de keldertrap. De andere man stond achter hem en ik stond in de keuken achter een keukendeur en een kast. We hadden al geoefend. Mijn taak was om de Hongaar op de stoel te zetten zodra hij uit evenwicht zou raken. De Hongaar kwam binnen. Toen liep het uit de hand. De derde man kwam snel en die heeft de Hongaar van achteren vastgepakt. Er was een grote ruzie aan de gang. [medeverdachte 1] zei dat ze de Hongaar zelf wilde vastbinden.
V: Wie heeft de Hongaar vastgemaakt met ducttape?
A: Hij was al wel vastgebonden. Ik draaide de ducttape wel steeds om hem heen. Ik zag dat de handen achter zijn rug waren.
V: Toen de Hongaar getapet was, waar was hij toen?
A: In de woonkamer.
V: Wat kun je verklaren over bloed?
A: De Hongaar bloedde.
V: Weet jij hoe de Hongaar gewond is geraakt?
A: Hij is met de handen geslagen.
V: Gezien de sporen moet er wel met iets geslagen zijn, dat iemand iets in de handen had.
A: We hadden een wapen gekregen. Een pistool, maar geen echte.
V: Van wie heb je dat wapen gekregen dan?
A: Van de lange jongen. Die had het bij zich. Ik heb dat in mijn handen gekregen. Er waren twee wapens, twee nepwapens.
V: Hoe is de Hongaar gewond geraakt dan, heb jij hem met het pistool geslagen?
A: Ja, volgens mij wel, hij sloeg mij ook met het pistool toen hij hem had afgepakt. Het neppistool is later door de politie gepakt in een andere zaak. V: Hoe gaat het verder nadat de Hongaar getapet was?
A: Ik zei tegen [medeverdachte 1] dat ze ons naar huis moest brengen. Ze ging met de auto van de Hongaar weg.
V: Met welke auto ging ze weg?
A: Ik weet dat het een Volvo was. Ze heeft me met deze auto naar Assen gebracht.
V: Wie zaten er toen in de auto?
A: [medeverdachte 1], ik en de lange man. De brenger is bij de Hongaar gebleven.
A: Ze reed eerst naar het winkelcentrum van de Nobellaan. Vanaf de Nobellaan naar het Forum heb ik in de Volvo gereden.
V: Op welke plek zat jij in de auto tijdens de rit naar Assen?
A: Ik zat achterin, de lange zat naast [medeverdachte 1]. Na de wissel vanaf het winkelcentrum is [medeverdachte 1] naast mij gaan zitten.
V: Waar is de lange gaan zitten?
A: Achter [medeverdachte 1], dus rechts achterin.
V: Zegt de naam [verdachte] uit Assen jou iets?
A: Ja, dat was de andere man
(de rechtbank begrijpt ‘de lange man’)die erbij was. Nu weten jullie ook wie er met dat nep pistool is gepakt. [verdachte] was de man van het nep wapen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Volvo[kenteken]) d.d. 14 september 2020, opgenomen op pagina 473 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 3 september 2020 deed ik een forensisch onderzoek. Aan mij was verzocht het voertuig te onderzoeken. De volgende sporen en sporendrager werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
SIN: AAMO9954NL.
Plaats veiligstellen: deurhendel binnenzijde rechter achterportier.
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.12.01.124 (aanvraag 001), d.d. 17 december 2020, opgemaakt door Y. Hoiting, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
SIN AAMO9954NL (deurhendel binnenzijde rechter achterportier).
DNA kan afkomstig zijn van: [verdachte]. Bewijskracht: meer dan 1 miljard.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting alle betrokkenheid bij het ten laste gelegde ontkend. Ten aanzien van het daderschap van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever op 28 augustus 2020 bij de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aangebeld, alwaar hij vervolgens door drie mannen is mishandeld en is vastgemaakt met tape. Op enig moment is medeverdachte
[medeverdachte 1] met twee van de mannen vertrokken uit de woning en is zij met de twee mannen in de Volvo V60 van aangever naar Assen gereden. De derde man heeft de wacht gehouden over aangever. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] volgt dat hij zelf één van de mannen was die met medeverdachte [medeverdachte 1] naar Assen is gereden en dat verdachte als tweede man in de auto zat. De politie heeft forensisch onderzoek verricht in de Volvo V60 en uit het NFI-rapport volgt dat aan de binnenzijde van de deurhendel van het rechterachterportier DNAmateriaal van verdachte is aangetroffen.
De rechtbank constateert dat de plek waarop het DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen, overeenkomt met de plek waar verdachte blijkens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] op enig moment in de auto heeft gezeten. De rechtbank overweegt dat verdachte bij de politie stellig heeft ontkend dat hij ooit in de Volvo V60 heeft gezeten, terwijl hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij niet weet of hij wel eens in die auto heeft gezeten omdat hij bij zoveel mensen in de auto stapt. De rechtbank stelt vast dat verdachte aldus wisselend heeft verklaard en dat hij bovendien geen aannemelijke en verifieerbare verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA in de auto heeft afgelegd. Gelet op het aangetroffen DNA-materiaal, in combinatie met de verklaringen van aangever en medeverdachte [medeverdachte 2], is de rechtbank dan ook van oordeel dat de ontkennende verklaring van verdachte ongeloofwaardig is en dat het niet anders kan dan dat verdachte aanwezig is geweest bij het incident dat plaatsvond op 28 augustus 2020 in [adres] te Delfzijl. Gelet op de rol die verdachte blijkens de bewijsmiddelen heeft gehad bij het incident, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling en het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 augustus 2020 te Delfzijl, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] heeft mishandeld, door
  • die [slachtoffer] vast te pakken, en
  • die [slachtoffer] te schoppen en te slaan tegen het hoofd en het lichaam, en
  • die [slachtoffer] vuurwapens en een mes te tonen, en
  • die [slachtoffer] te slaan met een vuurwapen, en
  • die [slachtoffer] te snijden met een mes, en
  • die [slachtoffer] vast te binden met ducttape om zijn handen en voeten, waardoor die [slachtoffer] zich niet meer vrijelijk kon bewegen;
2.
hij op 28 augustus 2020 te Delfzijl, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
  • die [slachtoffer] in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] vast te binden met ducttapeom zijn handen en voeten, waardoor die [slachtoffer] zich niet meer vrijelijk kon bewegen, en
  • de wacht te (laten) houden over die [slachtoffer], zodat die [slachtoffer] niet de woning konontvluchten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1.
subsidiairmedeplegen van mishandeling2.
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te worden verbonden, nu de reclassering problemen op diverse leefgebieden heeft geconstateerd en de reclassering interventies en reclasseringstoezicht geïndiceerd acht om de kans op recidive en geweld te verminderen. De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar strafeis verder rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke straf, eventueel in combinatie met een taakstraf. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het beter dan ooit gaat met verdachte, nu hij na het ondergaan van een aantal openstaande straffen hulp heeft gezocht om zijn leven een andere wending te geven. Hij heeft deze hulp gekregen en blijkens het rapport van de reclassering is sprake van een opgaande lijn. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur is in ieder geval niet passend, nu dat zou betekenen dat hij zijn huisvesting verliest en zijn onlangs gestarte re-integratietraject wordt doorkruist. Dit is niet alleen onwenselijk voor verdachte, maar ook voor de samenleving.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mishandeling en het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Op 28 augustus 2020 is verdachte samen met twee andere mannen vanuit Assen naar de woning van een vrouw gereden in Delfzijl. Aldaar hebben zij met zijn vieren gewacht tot het slachtoffer - met wie de vrouw een conflict zou hebben - zou aanbellen bij de woning. Kort na binnenkomst van het slachtoffer heeft verdachte samen met de andere mannen fors geweld uitgeoefend op het slachtoffer, door hem onder andere te slaan, te schoppen, te snijden met een mes en te slaan met een vuurwapen, en te bedreigen (in de aanwezigheid van genoemde wapens). Daarnaast hebben de vier verdachten het slachtoffer tegen zijn wil in de woning vastgehouden, door hem vast te binden met tape. De verdachten hebben er hiermee voor gezorgd dat het slachtoffer weerloos was en geen kans maakte tegenover hen.
Het slachtoffer is, nadat verdachte met twee anderen uit de woning vertrok en een vierde verdachte de wacht hield, ontsnapt uit de woning. Hij heeft zich even later, onder het bloed, gemeld op het politiebureau in Delfzijl. De ambulance is ter plaatse gekomen en heeft geconstateerd dat bij het slachtoffer sprake was van een wond op het hoofd, een snijwond in de rechterwang, een snijwond in de rechterzij en bulten op het voorhoofd.
Verdachte heeft met zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het incident moet voor hem bijzonder beangstigend zijn geweest. De rechtbank neemt verdachte dit gedrag zeer kwalijk. De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat hij wapens heeft meegenomen naar de woning.
Gelet op het voorgaande, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Allereerst heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 januari 2023, waaruit volgt dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport d.d. 10 februari 2023, waaruit volgt dat de reclassering gelet op de ontkennende houding van verdachte geen relaties kan leggen tussen het ten laste gelegde, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn functioneren. Uit dat rapport volgt verder dat bij verdachte sprake is van problemen op diverse leefgebieden. De reclassering acht reclasseringstoezicht geïndiceerd, nu verdachte eerder is veroordeeld en een justitieel kader met reclasseringstoezicht als stok achter de deur kan dienen ter voorkoming van recidive. Al met al adviseert de reclassering om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld enkele bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, de gedragsinterventie ‘cognitieve vaardigheden plus’, een ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank verder rekening houden met het tijdsverloop dat aan de orde is aan deze zaak. Weliswaar is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen berechting dient plaats te vinden geen sprake, nu het vonnis binnen 24 maanden na de aanhouding van verdachte wordt gewezen, maar de rechtbank acht het onwenselijk dat verdachte bijna twee jaar heeft moeten wachten op een einduitspraak in deze zaak.
Alles afwegende zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van voorarrest opleggen aan verdachte. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank gelet op de ernst van de feiten van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een voorwaardelijke straf in combinatie met een taakstraf. Wel acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats, gelet op het tijdsverloop in deze zaak en ter voorkoming van strafbare feiten. Gelet op het reclasseringsadvies zal de rechtbank bijzondere voorwaarden opleggen aan verdachte.
De rechtbank komt tot oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan is gevorderd door de officier van justitie, nu de rechtbank een minder zware variant van het onder 1 ten laste gelegde bewezen acht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen zeven dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij reclasseringLeger des Heils, [adres] te Groningen. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
dat de veroordeelde, indien geïndiceerd na intake, actief deelneemt aan de gedragsinterventieCoVa plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider; 3. dat de veroordeelde zich laat behandelen door de polikliniek van Trajectum of de poli
Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. dat de veroordeelde meewerkt aan controle op het gebruik van drugs, teneinde het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2023.