V: Wil je ons vandaag vertellen wat er precies is gebeurd op die dag in augustus 2020 in Delfzijl?
A: Ik kwam iemand tegen tijdens het uitvoeren van een taakstraf. Hij vroeg mij of ik mee wilde helpen om iemand bang te maken. U heeft mij een foto van een vrouw laten zien. Na de gebeurtenissen heb ik haar naam wel gehoord. Iets van [medeverdachte 1] of [medeverdachte 1]. Toen ik in de woning in Delfzijl kwam, was die vrouw daar aanwezig. Wij waren met drie mannen. De vrouw was het hoofd.
Als die Hongaar drie man zou zien, zou hij wel bang worden. Wij zijn met ons drieën met de auto uit Assen gekomen. Toen de Hongaar binnenkwam, stond de lange man op de keldertrap. De andere man stond achter hem en ik stond in de keuken achter een keukendeur en een kast. We hadden al geoefend. Mijn taak was om de Hongaar op de stoel te zetten zodra hij uit evenwicht zou raken. De Hongaar kwam binnen. Toen liep het uit de hand. De derde man kwam snel en die heeft de Hongaar van achteren vastgepakt. Er was een grote ruzie aan de gang. [medeverdachte 1] zei dat ze de Hongaar zelf wilde vastbinden.
V: Wie heeft de Hongaar vastgemaakt met ducttape?
A: Hij was al wel vastgebonden. Ik draaide de ducttape wel steeds om hem heen. Ik zag dat de handen achter zijn rug waren.
V: Toen de Hongaar getapet was, waar was hij toen?
A: In de woonkamer.
V: Wat kun je verklaren over bloed?
A: De Hongaar bloedde.
V: Weet jij hoe de Hongaar gewond is geraakt?
A: Hij is met de handen geslagen.
V: Gezien de sporen moet er wel met iets geslagen zijn, dat iemand iets in de handen had.
A: We hadden een wapen gekregen. Een pistool, maar geen echte.
V: Van wie heb je dat wapen gekregen dan?
A: Van de lange jongen. Die had het bij zich. Ik heb dat in mijn handen gekregen. Er waren twee wapens, twee nepwapens.
V: Hoe is de Hongaar gewond geraakt dan, heb jij hem met het pistool geslagen?
A: Ja, volgens mij wel, hij sloeg mij ook met het pistool toen hij hem had afgepakt. De Hongaar pakte het pistool af, terwijl de brenger hem vastpakte. V: Hoe gaat het verder nadat de Hongaar getapet was?
A: Ik zei tegen [medeverdachte 1] dat ze ons naar huis moest brengen. Ze ging met de auto van de Hongaar weg.
V: Met welke auto ging ze weg?
A: Ik weet dat het een Volvo was. Ze heeft me met deze auto naar Assen gebracht.
V: Wie zaten er toen in de auto?
A: [medeverdachte 1], ik en de lange man. De brenger is bij de Hongaar gebleven.
O: Verdachte wordt een foto van een Peugeot Partner getoond, kenteken [kenteken].
A: U toont mij de foto van een blauwe Caddy. Dat was niet de auto waarin wij gebracht zijn. Dat is wel een auto van de brenger. De Caddy en de Peugeot.
O: Verdachte wordt een foto getoond van een Peugeot 206, kenteken [kenteken].
A: U toont mij een foto van een Peugeot. Dat is de auto van de brenger. De Caddy en de Peugeot zijn allebei van de brenger.
V: Wij weten wie de gebruiker is van de blauwe Caddy en dat hij regelmatig in Delfzijl is geweest. Wij kennen hem als [verdachte].
A: Ja, dat klopt. Iedereen kent hem als [verdachte].
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting alle betrokkenheid bij het ten laste gelegde ontkend. Ten aanzien van het daderschap van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever op 28 augustus 2020 bij de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aangebeld, alwaar hij vervolgens door drie mannen is mishandeld en is vastgemaakt met tape. Op enig moment is medeverdachte [medeverdachte 1] met twee van de mannen vertrokken uit de woning. De derde man, die door medeverdachte [medeverdachte 2] ‘de brenger’ wordt genoemd, heeft de wacht gehouden over aangever. Terwijl deze man de wacht hield, is aangever ontsnapt uit de woning, waarna hij zich op het politiebureau in Delfzijl heeft gemeld. De politie is vervolgens naar de straat gegaan alwaar de betreffende woning is gelegen. In die straat hebben zij een Peugeot 206 met kenteken [kenteken] aangetroffen.
De rechtbank constateert dat uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] volgt dat hij verdachte ‘de brenger’ noemt. Blijkens zijn verklaring is hij samen met verdachte en met medeverdachte [medeverdachte 3] in voornoemde Peugeot 206 vanuit Assen naar de woning in Delfzijl gereden, waarbij verdachte degene was die de auto bestuurde. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde verklaring voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, nu de Peugeot 206 op de avond van het incident is aangetroffen in de betreffende straat in Delfzijl en verdachte de Peugeot 206 uitgerekend op de dag van het incident heeft geleend van zijn nichtje, die woonachtig is in Assen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de ontkennende verklaring van verdachte
ongeloofwaardig is en dat het niet anders kan dan dat verdachte aanwezig is geweest bij het incident dat plaatsvond op 28 augustus 2020 in [adres] te Delfzijl. Dat er geen activiteiten zijn geweest op telefoonnummers die op enig moment bij verdachte in gebruik zijn geweest en dat de betrokkenheid van verdachte niet uit forensische sporen volgt, doet daar niet aan af.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten en dat verdachte derhalve als medepleger van mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de mishandeling overweegt de rechtbank daartoe dat uit de verklaring van aangever volgt dat alle drie de aanwezige mannen geweld hebben toegepast, en daarmee hebben gedreigd, welke verklaring wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]. Uit laatstgenoemde verklaring volgt immers dat verdachte aangever in ieder geval tweemaal heeft vastgepakt. Ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving geldt dat uit voornoemde verklaringen volgt dat tussen verdachte en de medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, nu zij gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan het plan van medeverdachte [medeverdachte 1] om aangever in bedwang te houden en hem vast te binden. De verdachten hebben er vervolgens gezamenlijk voor gepoogd te zorgen dat aangever de woning niet kon ontvluchten. Daarbij komt dat verdachte degene is geweest die de wacht heeft gehouden over aangever nadat de andere drie verdachten de woning hadden verlaten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling en het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.