V: Wil je ons vandaag vertellen wat er precies is gebeurd op die dag in augustus 2020 in Delfzijl?
A: Ik kwam iemand tegen tijdens het uitvoeren van een taakstraf. Hij vroeg mij of ik mee wilde helpen om iemand bang te maken. Ik zat slecht bij kas, ik had geen geld en mij werd vijfhonderd euro beloofd. U heeft mij een foto van een vrouw laten zien. Na de gebeurtenissen heb ik haar naam wel gehoord. Iets van [verdachte] of [verdachte] . Toen ik in de woning in Delfzijl kwam, was die vrouw daar aanwezig. Wij waren met drie mannen. De vrouw was het hoofd. Als die Hongaar drie man zou zien, zou hij wel bang worden. Wij zijn met ons drieën met de auto uit Assen gekomen. Toen de Hongaar binnenkwam stond de lange man op de keldertrap, de andere man stond achter hem en ik stond in de keuken achter een keukendeur en een kast. [verdachte] had er nog een deken overheen gelegd zodat ik minder opviel. [verdachte] vertelde dat de Hongaar aankwam en dat hij zijn auto parkeerde. We hadden al geoefend. De lange man pakte mij tijdens de oefening heel zacht vast. Dit was niet goed volgens [verdachte] . Later pakte de lange man mij steviger vast waarna ik wel uit evenwicht kwam. Zo was het goed volgens [verdachte] , zo moesten wij het doen. Mijn taak was om de Hongaar op de stoel te zetten zodra hij uit evenwicht zou raken. De Hongaar kwam binnen. Toen liep het uit de hand. De derde man kwam snel en die heeft de Hongaar van achteren vastgepakt. Er was een grote ruzie aan de gang. [verdachte] zei dat ze de Hongaar zelf wilde vastbinden.
V: Hoe wilde ze hem vastbinden?
A: Met ducttape.
V: Wie heeft de Hongaar vastgemaakt met ducttape?
A: Hij was al wel vastgebonden. Ik draaide de ducttape wel steeds om hem heen. Ik zag dat de handen achter zijn rug waren.
V: Toen de Hongaar getapet was, waar was hij toen?
A: In de woonkamer.
V: Wat kun je verklaren over bloed?
A: De Hongaar bloedde.
V: Weet jij hoe de Hongaar gewond is geraakt?
A: Hij is met de handen geslagen.
V: Gezien de sporen moet er wel met iets geslagen zijn, dat iemand iets in de handen had.
A: We hadden een wapen gekregen. Een pistool, maar geen echte.
V: Van wie heb je dat wapen gekregen dan?
A: Van de lange jongen. Die had het bij zich. Ik heb dat in mijn handen gekregen. Er waren twee wapens, twee nepwapens.
V: Hoe is de Hongaar gewond geraakt dan, heb jij hem met het pistool geslagen?
A: Ja, volgens mij wel, hij sloeg mij ook met het pistool toen hij hem had afgepakt.
V: Hoe gaat het verder nadat de Hongaar getapet was?
A: Ik zei tegen [verdachte] dat ze ons naar huis moest brengen. Ze ging met de auto van de Hongaar weg.
V: Wie zaten er toen in de auto?
A: [verdachte] , ik en de lange man. De brenger is bij de Hongaar gebleven.
V: De Hongaar is getapet, jullie zijn nog in de woning met hem. Is er toen wat gebeurd met de Hongaar?
A: [verdachte] en de Hongaar spraken over geld. [verdachte] heeft ingelogd in zijn telefoon. [verdachte] flipte. Ze zei: “What the fuck. Je hebt maar een paar duizend op jouw rekening”. Toen ze ons naar Assen bracht, heeft ze ons geld gegeven.
V: Aan jou en de lange man?
A: Ja, in totaal 500 euro. Elk 250 euro.
V: Hoe kwam ze aan het geld?
A: Ze heeft gepind om dit geld aan ons te geven. Dit was bij het Forum in Assen. Onderweg vanaf Delfzijl naar Assen zei ze al dat wij iets kregen.
Bewijsoverweging
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat zich op 28 augustus 2020 een incident heeft voorgedaan in de woning van verdachte waarbij aangever, verdachte en drie medeverdachten aanwezig waren. In de woning van verdachte is fors geweld uitgeoefend op aangever. Daarnaast is aangever vastgebonden met tape en is hem € 2.000,- afhandig gemaakt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verklaring van verdachte dat zij ter terechtzitting heeft erkend betrokken te zijn geweest bij het incident. De rechtbank constateert echter ook dat haar verklaring er in de kern op neer komt dat zij ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de ten laste gelegde geweldshandelingen. Ten aanzien van de rol van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde constateert de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte vanaf de telefoon van aangever € 2.000,- heeft overgemaakt naar haar eigen bankrekening. Uit het dossier volgt dat voorafgaand aan die diefstal geweld is uitgeoefend op aangever, welk geweld in fysieke zin is uitgeoefend door de drie medeverdachten. Ook is er gedreigd, in en door aanwezigheid van de wapens, met geweld. De rechtbank is van oordeel dat het op aangever uitgeoefende geweld aan verdachte kan worden toegerekend in die zin dat zij zich als pleger schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de verklaringen van aangever en medeverdachte [medeverdachte] - in onderlinge samenhang bezien volgt dat verdachte degene is geweest die een plan heeft gemaakt, de leiding heeft gehad over de medeverdachten en het geweld, heeft ingecalculeerd. De rechtbank wijst er in dit verband op dat verdachte de medeverdachten instructies heeft gegeven over de werkwijze en het toe te passen geweld, alsmede de dreiging daarmee. De medeverdachten hebben zich op haar aanwijzing verstopt in de kelder, zij heeft gezegd dat aangever op de stoel moest worden gezet en omver moest worden getrokken en bovendien heeft zij de medeverdachten vooraf laten oefenen. Zij heeft de aanwezigheid, en het gebruik, van wapens getolereerd. Pas nadat reeds fors geweld was uitgeoefend op aangever heeft zij gezegd dat de medeverdachten moesten stoppen. Bovendien heeft verdachte twee medeverdachten na het incident naar Assen gebracht, waar zij heeft gepind en hen heeft betaald voor hun aandeel. Op basis van het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat verdachte op grond van de bewijsmiddelen kan worden aangemerkt als medepleger van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de bewijsmiddelen volgt dat tussen verdachte en de medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, nu zij gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan het plan van verdachte om aangever uit evenwicht te brengen en hem vast te binden. De verdachten hebben er vervolgens gezamenlijk voor gezorgd dat aangever de woning - aanvankelijk - niet kon ontvluchten. Daaraan doet niet af dat verdachte niet de gehele tijd zelf de wacht heeft gehouden over aangever. Al met al is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.