ECLI:NL:RBNNE:2023:958

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
18/223205-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor diefstal met geweld en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige vrouw, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 augustus 2020 in Delfzijl, waar de verdachte samen met drie medeverdachten het slachtoffer heeft aangevallen en beroofd. Het slachtoffer werd met geweld bedreigd, vastgebonden met ducttape en beroofd van € 2.000,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een leidende rol had in het geweldsincident en dat zij de medeverdachten had aangestuurd. De rechtbank sprak de verdachte gedeeltelijk vrij van het eerste onderdeel van de tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat zij als medepleger had gehandeld. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat zij zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld en medeplegen van vrijheidsberoving. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/223205-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 2.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer] vast te pakken, en/of
  • die [slachtoffer] te schoppen en/of te slaan op/tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
  • die [slachtoffer] (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of een mes te tonen, en/of
  • die [slachtoffer] te slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpen/of
  • die [slachtoffer] te slaan/steken met een mes althans een puntig voorwerp en/of
  • die [slachtoffer] vast te binden met duct tape (om zijn handen en/of voeten) waardoor die[slachtoffer] (zich) niet meer (vrijelijk) kon bewegen;
2.
zij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
  • die [slachtoffer] in de woning van verdachte vast te binden met duct tape (om zijn handen en/ofvoeten) waardoor die [slachtoffer] (zich) niet meer (vrijelijk) kon bewegen en/of
  • de wacht te (laten) houden over die [slachtoffer] , zodat die [slachtoffer] niet de woning konontvluchten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde, in die zin dat verdachte ten aanzien van beide feiten als medepleger kan worden aangemerkt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat rekening gehouden dient te worden gehouden met het feit dat verdachte zelf geen geweld heeft toegepast en dat zij het geweld dat werd uitgeoefend, juist heeft willen stoppen. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat rekening dient te worden gehouden met het feit dat verdachte na haar vertrek uit de woning geen invloed meer heeft gehad op de situatie in de woning en dus niet de wacht heeft gehouden over aangever. Daarnaast kan uit het dossier niet worden opgemaakt dat verdachte een rol heeft gespeeld bij het vastbinden van aangever.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat op basis van het dossier - zoals hieronder zakelijk weergegeven - kan worden vastgesteld dat het enkel verdachte is geweest die het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de wegneming van € 2.000,- heeft gehad. Van dit oogmerk is bij de drie medeverdachten niet gebleken. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat verdachte een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten heeft gehad die gericht was op de wegneming van voornoemd geldbedrag.
Bewijsmiddelen voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 1 en 2 bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlagen d.d. 29 augustus2020, opgenomen op pagina 253 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020238125 d.d. 6 augustus 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Pleegdatum: 28 augustus 2020.
Ik doe aangifte van mishandeling dan wel zware mishandeling. Ten gevolge van de mishandeling heb ik snijwonden over mijn lichaam en een wond op mijn hoofd.
Ik ben vandaag teruggekomen uit Hongarije want mijn ex, [verdachte] belde mij op. Ik kwam na 14 uren rijden aan bij de woning van mijn ex. Het gaat om de [adres] in Delfzijl. Mijn ex, [verdachte] , deed de deur open. Wij liepen naar binnen in haar woning. Uit de kelder kwamen ineens drie mannen lopen. De drie sloegen en schopten mij. Ik zag één van de mannen met een revolver. Hij sloeg mij met de achterkant van de revolver. Ik zag dat een andere man een mes had. Eén van de slanke mannen heeft mij gesneden met een mes. Ik werd vastgebonden met ducttape. Ik kreeg de tape om mijn voeten en handen. Ik kon niet meer bewegen. Ik werd nog meer geschopt en geslagen. Mijn ex zei dat ze moesten stoppen. Ik had veel pijn. Mijn ex pakte mijn autosleutels, persoonlijke documenten en mobiele telefoon. Ze vroeg de pincode van mijn bankieren app. Deze heb ik gegeven. Mijn ex pakte mijn telefoon en had 2000 euro van mijn rekening naar haar rekening overgemaakt. Ik wilde heel graag weg. Ik vroeg of ik weg mocht. Mijn ex ging weg met twee mannen. Eén man bleef in de woning. Mijn ex nam mijn auto mee. Toen de wachthoudende man uit de kamer liep, pakte ik het mes en maakte de ducttape los. Daarna ben ik gevlucht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 april 2021,opgenomen op pagina 179 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
V: Wil je ons vandaag vertellen wat er precies is gebeurd op die dag in augustus 2020 in Delfzijl?
A: Ik kwam iemand tegen tijdens het uitvoeren van een taakstraf. Hij vroeg mij of ik mee wilde helpen om iemand bang te maken. Ik zat slecht bij kas, ik had geen geld en mij werd vijfhonderd euro beloofd. U heeft mij een foto van een vrouw laten zien. Na de gebeurtenissen heb ik haar naam wel gehoord. Iets van [verdachte] of [verdachte] . Toen ik in de woning in Delfzijl kwam, was die vrouw daar aanwezig. Wij waren met drie mannen. De vrouw was het hoofd. Als die Hongaar drie man zou zien, zou hij wel bang worden. Wij zijn met ons drieën met de auto uit Assen gekomen. Toen de Hongaar binnenkwam stond de lange man op de keldertrap, de andere man stond achter hem en ik stond in de keuken achter een keukendeur en een kast. [verdachte] had er nog een deken overheen gelegd zodat ik minder opviel. [verdachte] vertelde dat de Hongaar aankwam en dat hij zijn auto parkeerde. We hadden al geoefend. De lange man pakte mij tijdens de oefening heel zacht vast. Dit was niet goed volgens [verdachte] . Later pakte de lange man mij steviger vast waarna ik wel uit evenwicht kwam. Zo was het goed volgens [verdachte] , zo moesten wij het doen. Mijn taak was om de Hongaar op de stoel te zetten zodra hij uit evenwicht zou raken. De Hongaar kwam binnen. Toen liep het uit de hand. De derde man kwam snel en die heeft de Hongaar van achteren vastgepakt. Er was een grote ruzie aan de gang. [verdachte] zei dat ze de Hongaar zelf wilde vastbinden.
V: Hoe wilde ze hem vastbinden?
A: Met ducttape.
V: Wie heeft de Hongaar vastgemaakt met ducttape?
A: Hij was al wel vastgebonden. Ik draaide de ducttape wel steeds om hem heen. Ik zag dat de handen achter zijn rug waren.
V: Toen de Hongaar getapet was, waar was hij toen?
A: In de woonkamer.
V: Wat kun je verklaren over bloed?
A: De Hongaar bloedde.
V: Weet jij hoe de Hongaar gewond is geraakt?
A: Hij is met de handen geslagen.
V: Gezien de sporen moet er wel met iets geslagen zijn, dat iemand iets in de handen had.
A: We hadden een wapen gekregen. Een pistool, maar geen echte.
V: Van wie heb je dat wapen gekregen dan?
A: Van de lange jongen. Die had het bij zich. Ik heb dat in mijn handen gekregen. Er waren twee wapens, twee nepwapens.
V: Hoe is de Hongaar gewond geraakt dan, heb jij hem met het pistool geslagen?
A: Ja, volgens mij wel, hij sloeg mij ook met het pistool toen hij hem had afgepakt.
V: Hoe gaat het verder nadat de Hongaar getapet was?
A: Ik zei tegen [verdachte] dat ze ons naar huis moest brengen. Ze ging met de auto van de Hongaar weg.
V: Wie zaten er toen in de auto?
A: [verdachte] , ik en de lange man. De brenger is bij de Hongaar gebleven.
V: De Hongaar is getapet, jullie zijn nog in de woning met hem. Is er toen wat gebeurd met de Hongaar?
A: [verdachte] en de Hongaar spraken over geld. [verdachte] heeft ingelogd in zijn telefoon. [verdachte] flipte. Ze zei: “What the fuck. Je hebt maar een paar duizend op jouw rekening”. Toen ze ons naar Assen bracht, heeft ze ons geld gegeven.
V: Aan jou en de lange man?
A: Ja, in totaal 500 euro. Elk 250 euro.
V: Hoe kwam ze aan het geld?
A: Ze heeft gepind om dit geld aan ons te geven. Dit was bij het Forum in Assen. Onderweg vanaf Delfzijl naar Assen zei ze al dat wij iets kregen.
Bewijsoverweging
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat zich op 28 augustus 2020 een incident heeft voorgedaan in de woning van verdachte waarbij aangever, verdachte en drie medeverdachten aanwezig waren. In de woning van verdachte is fors geweld uitgeoefend op aangever. Daarnaast is aangever vastgebonden met tape en is hem € 2.000,- afhandig gemaakt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verklaring van verdachte dat zij ter terechtzitting heeft erkend betrokken te zijn geweest bij het incident. De rechtbank constateert echter ook dat haar verklaring er in de kern op neer komt dat zij ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de ten laste gelegde geweldshandelingen. Ten aanzien van de rol van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde constateert de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte vanaf de telefoon van aangever € 2.000,- heeft overgemaakt naar haar eigen bankrekening. Uit het dossier volgt dat voorafgaand aan die diefstal geweld is uitgeoefend op aangever, welk geweld in fysieke zin is uitgeoefend door de drie medeverdachten. Ook is er gedreigd, in en door aanwezigheid van de wapens, met geweld. De rechtbank is van oordeel dat het op aangever uitgeoefende geweld aan verdachte kan worden toegerekend in die zin dat zij zich als pleger schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de verklaringen van aangever en medeverdachte [medeverdachte] - in onderlinge samenhang bezien volgt dat verdachte degene is geweest die een plan heeft gemaakt, de leiding heeft gehad over de medeverdachten en het geweld, heeft ingecalculeerd. De rechtbank wijst er in dit verband op dat verdachte de medeverdachten instructies heeft gegeven over de werkwijze en het toe te passen geweld, alsmede de dreiging daarmee. De medeverdachten hebben zich op haar aanwijzing verstopt in de kelder, zij heeft gezegd dat aangever op de stoel moest worden gezet en omver moest worden getrokken en bovendien heeft zij de medeverdachten vooraf laten oefenen. Zij heeft de aanwezigheid, en het gebruik, van wapens getolereerd. Pas nadat reeds fors geweld was uitgeoefend op aangever heeft zij gezegd dat de medeverdachten moesten stoppen. Bovendien heeft verdachte twee medeverdachten na het incident naar Assen gebracht, waar zij heeft gepind en hen heeft betaald voor hun aandeel. Op basis van het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat verdachte op grond van de bewijsmiddelen kan worden aangemerkt als medepleger van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de bewijsmiddelen volgt dat tussen verdachte en de medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, nu zij gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan het plan van verdachte om aangever uit evenwicht te brengen en hem vast te binden. De verdachten hebben er vervolgens gezamenlijk voor gezorgd dat aangever de woning - aanvankelijk - niet kon ontvluchten. Daaraan doet niet af dat verdachte niet de gehele tijd zelf de wacht heeft gehouden over aangever. Al met al is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 28 augustus 2020 te Delfzijl, 2.000 euro, dat geheel aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
  • die [slachtoffer] vast te pakken, en
  • die [slachtoffer] te schoppen en te slaan tegen het hoofd en het lichaam, en
  • die [slachtoffer] vuurwapens en een mes te tonen, en
  • die [slachtoffer] te slaan met een vuurwapen, en
  • die [slachtoffer] te snijden met een mes, en
  • die [slachtoffer] vast te binden met ducttape om zijn handen en voeten, waardoor die [slachtoffer] zich niet meer vrijelijk kon bewegen;
2.
zij op 28 augustus 2020 te Delfzijl, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
  • die [slachtoffer] in de woning van verdachte vast te binden met ducttape om zijn handen en voeten,waardoor die [slachtoffer] zich niet meer vrijelijk kon bewegen, en
  • de wacht te (laten) houden over die [slachtoffer] , zodat die [slachtoffer] niet de woning konontvluchten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1.
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken2.
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar strafeis rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr en met het feit dat blijkens het reclasseringsrapport oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sterk rekening dient te worden gehouden met de context waarin de strafbare feiten zich hebben afgespeeld. Er was sprake van een conflict tussen verdachte en aangever en de rol die aangever bij dat conflict heeft gehad mag niet onderbelicht blijven. Hij heeft verdachte maanden aan het lijntje gehouden en verdachte ondervindt hier nog steeds de financiële gevolgen van. Daarnaast dient bij de strafoplegging rekening te worden gehouden met het verleden van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte heeft op 28 augustus 2020 samen met drie mannen in haar woning gewacht totdat het slachtoffer - met wie verdachte een conflict zou hebben - bij haar woning zou aanbellen. Kort na binnenkomst van het slachtoffer is door de mannen fors geweld op hem uitgeoefend, door hem onder andere te slaan, te schoppen, te snijden met een mes en te slaan met een vuurwapen. Met meer geweld is gedreigd. Verdachte heeft hierbij een leidende rol gehad, door de mannen naar haar woning te laten komen, hen te instrueren over de werkwijze en het toe te passen geweld. De vier verdachten hebben het slachtoffer vervolgens tegen zijn wil in de woning vastgehouden, door hem vast te binden met tape. De verdachten hebben er hiermee voor gezorgd dat het slachtoffer weerloos was en geen kans maakte tegenover hen. Terwijl het slachtoffer vastgebonden zat, heeft verdachte de telefoon van het slachtoffer gepakt en heeft zij € 2.000,- van zijn bankrekening overgemaakt naar haar eigen bankrekening. Verdachte is nadien met twee anderen vertrokken uit de woning, terwijl de vierde verdachte de wacht hield. Verdachte heeft de auto van het slachtoffer gepakt en heeft twee medeverdachten teruggebracht naar Assen, alwaar zij heeft gepind en hen heeft betaald voor hun bijdragen.
Het slachtoffer is, terwijl de vierde verdachte de wacht hield, ontsnapt uit de woning. Hij heeft zich even later, onder het bloed, gemeld op het politiebureau in Delfzijl. De ambulance is ter plaatse gekomen en heeft geconstateerd dat bij het slachtoffer sprake was van een wond op het hoofd, een snijwond in de rechterwang, een snijwond in de rechterzij en bulten op het voorhoofd. Verdachte heeft met haar handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het incident moet voor hem bijzonder beangstigend zijn geweest. De rechtbank neemt verdachte dit gedrag zeer kwalijk. De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat zij zeer berekenend te werk is gegaan en dat zij op drastische wijze haar gelijk heeft willen halen in de relatie met het slachtoffer.
Gelet op het voorgaande, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Allereerst heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 januari 2023, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstal. Uit het uittreksel volgt eveneens dat artikel 63 Sr aan de orde is, zodat de rechtbank daar bij het bepalen van de straf rekening mee zal houden. De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport d.d. 1 februari 2023, waaruit volgt dat de reclassering gelet op de ontkennende houding van verdachte geen verbanden kan leggen tussen haar persoon, het ten laste gelegde en eventuele delictgerelateerde factoren. Er is bij verdachte sprake van een belast verleden en nader onderzoek is wenselijk, maar niet haalbaar. Verdachte heeft geen hulpvraag op dit gebied en is niet gemotiveerd om mee te werken aan eventueel in te zetten interventies. Al met al adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank verder rekening houden met het tijdsverloop dat aan de orde is aan deze zaak. Weliswaar is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen berechting dient plaats te vinden geen sprake, nu het vonnis binnen 24 maanden na de aanhouding van verdachte wordt gewezen, maar de rechtbank acht het onwenselijk dat verdachte bijna twee jaar heeft moeten wachten op een einduitspraak in deze zaak.
Al met al zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van voorarrest opleggen aan verdachte. Anders dan de raadsman is de rechtbank gelet op de ernst van de feiten van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Wel acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats, gelet op het tijdsverloop in deze zaak en ter voorkoming van strafbare feiten. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank komt hiermee tot oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan is gevorderd door de officier van justitie. De officier van justitie heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten die horen bij een overval in een woning, maar de rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak geen sprake is van een ‘klassieke’ woningoverval.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de Volvo met kenteken [kenteken] , dient te worden teruggegeven aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken rechtspersoon, te weten [bedrijf]
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen omtrent het beslag.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de Volvo met kenteken [kenteken] , moet worden teruggegeven aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken rechtspersoon, te weten [bedrijf]

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het beslag
Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de Volvo met kenteken [kenteken] , aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken rechtspersoon, te weten [bedrijf]
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2023.