ECLI:NL:RBNNE:2023:951

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
18-304052-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding van twee onbekende vrouwen in het openbaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanranding van twee onbekende vrouwen in St.-Annaparochie. De verdachte heeft op 16 november 2022 en 20 november 2022, op de parkeerplaats van een Albert Heijn, de slachtoffers betast door hen te benaderen onder het voorwendsel dat er iets op hun rug zat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, wat resulteerde in een veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een locatieverbod en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan beide slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-304052-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra .

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 november 2022 te St.-Annaparochie, in elk geval in de gemeente Waadhoeke, meermalen, althans eenmaal, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de/een bil(len) en/of de vagina van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "mevrouw u heeft wat achter op uw jurk zitten" en/of (toen die [slachtoffer 1] wou kijken waar het zat) "Laat mij maar even", waarop verdachte vervolgens onverhoeds tussen haar benen door (langs haar bil(len), de vagina van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt/betast/aangeraakt en/of (vervolgens) (toen die [slachtoffer 1] had gezegd: "zo hoeft het ook niet, doe even normaal") nogmaals tussen haar benen door naar haar vagina heeft gegrepen/gereikt;
hij op of omstreeks 20 november 2022 te St.-Annaparochie, in elk geval in de gemeente Waadhoeke, meermalen, althans eenmaal, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de/een bil(len)/kont en/of de vagina van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Mevrouw, er zit iets op uw rug" en/of "Er zit een papiertjes op uw rug" en/of (toen die [slachtoffer 2] ging voelen waar het zat) "Nee, nee wacht", waarna verdachte (vervolgens) onverhoeds over/via de (onder)rug, in de richting van de billen/kont van die [slachtoffer 2] heeft gegraaid en/of (vervolgens) (onder de jurk van die [slachtoffer 2] ) over de vagina van die [slachtoffer 2] heeft gewreven, althans de vagina van die [slachtoffer 2] betast/aangeraakt.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde onder 1 en 2, gelet op de aangiftes, de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.

Het oordeel van de rechtbank 1

De rechtbank acht het ten laste gelegde onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit de processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1]
2en [slachtoffer 2]
3en de bekennende verklaring van verdachte
4blijkt genoegzaam dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 november 2022 te St.-Annaparochie, meermalen, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen en de vagina van die [slachtoffer 1] en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "mevrouw u heeft wat achter op uw jurk zitten" en toen die [slachtoffer 1] wou kijken waar het zat "Laat mij maar even", waarop verdachte vervolgens onverhoeds tussen haar benen door langs haar billen, de vagina van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt/betast/aangeraakt en vervolgens toen die [slachtoffer 1] had gezegd: "zo hoeft het ook niet, doe even normaal" nogmaals tussen haar benen door naar haar vagina heeft gegrepen/gereikt;
hij op 20 november 2022 te St.-Annaparochie, meermalen, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen en de vagina van die [slachtoffer 2] en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Mevrouw, er zit iets op uw rug" en "Er zit een papiertjes op uw rug" en toen die [slachtoffer 2] ging voelen waar het zat "Nee, nee wacht", waarna verdachte vervolgens onverhoeds over/via de onderrug, in de richting van de billen van die [slachtoffer 2] heeft gegraaid en vervolgens onder de jurk van die [slachtoffer 2] over de vagina van die [slachtoffer 2] heeft gewreven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en als bijzondere voorwaarden een locatieverbod voor de Albert Heijn te
St.-Annaparochie en de parkeerplaats van deze vestiging, alsmede een contactverbod met beide aangeefsters. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie die enkel een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voorschrijven. De raadsman heeft bepleit daarnaast geen taakstraf of bijzondere voorwaarden (een locatieverbod en contactverbod) op te leggen gelet op het reclasseringsadvies. Verdachte is niet eerder veroordeeld.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het meest recente reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 16 november 2022 een voor hem onbekende vrouw op de parkeerplaats van de Albert Heijn in St.-Annaparochie aangerand. Uit het dossier blijkt dat verdachte al in de supermarkt zijn oog had laten vallen op het slachtoffer, waarna hij haar naar buiten is gevolgd en op de parkeerplaats heeft aangesproken. Verdachte heeft het slachtoffer zijn hulp aangeboden, omdat er iets op haar rug zou zitten. Vervolgens heeft hij het slachtoffer bij de billen en vagina betast. Op het moment dat het slachtoffer duidelijk te kennen heeft gegeven daar niet van gediend te zijn, betast hij nogmaals de billen en vagina van het slachtoffer.
Op 20 november 2022 maakt verdachte zich op dezelfde locatie en op een soortgelijke wijze schuldig aan de aanranding van een andere voor hem onbekende vrouw.
Verdachte heeft hiermee telkens op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden. Hij heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij wekte door te stellen dat hij hen wilde helpen met een op de rug zittend papiertje. Op die wijze kon hij gemakkelijk in de nabijheid van de slachtoffers komen en hen aanraken. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd lijden aan vooral de psychische gevolgen ervan, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Dit blijkt ook uit de door [slachtoffer 1] ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij fout is geweest en heeft meermalen spijt betuigd. Verdachte heeft echter gesteld dat hij voorafgaand aan beide feiten een pilletje heeft genomen waardoor hij zich niet van zijn handelen bewust is geweest en daarmee geen inzicht heeft kunnen geven in wat hem tot dat handelen heeft geleid.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 17 januari 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 17 januari 2023, opgesteld door [naam], reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Leeuwarden blijkt onder andere dat het lastig is om een verband te leggen tussen de persoon van verdachte en de feiten, omdat verdachte de feiten [rechtbank: aanvankelijk] ontkent. Volgens de reclassering kan bij een bewezenverklaring geconcludeerd worden dat verdachte zijn seksuele impulsen en driften onvoldoende onder controle heeft en de verwerpelijkheid van zijn handelen hem niet heeft weerhouden de feiten te plegen. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd is de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet gelet op de strafproceshouding van verdachte geen mogelijkheden om met interventies en/of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
De reclassering adviseert tot slot een gebiedsverbod en een contactverbod op te leggen conform artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zou worden. Verdachte heeft immers twee keer in korte tijd voor hem onbekende vrouwen in het openbaar aangerand door zowel de billen als de vagina van die vrouwen te betasten.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest doet voldoende recht aan de ernst van de feiten en de proceshouding van verdachte.
De rechtbank vindt het voorts van belang dat wordt voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit en acht daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Anders dan de reclassering ziet de rechtbank, evenals de officier van justitie, wel redenen om een locatie- en contactverbod op te leggen als bijzondere voorwaarden. Dit omdat de reclassering bij haar advies rekening heeft gehouden met een ontkennende houding van verdachte terwijl verdachte ter terechtzitting de feiten heeft bekend. De rechtbank ziet daarom wel mogelijkheden om met toezicht het recidiverisico te beperken en/of het gedrag van verdachte te veranderen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast de gevangenisstraf nog een taakstraf op te leggen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een totaal bedrag van € 827,58, bestaande uit € 77,58 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een totaal bedrag van € 716,92, bestaande uit € 166,92 aan materiële schade en € 550,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de gehele vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte en diens raadsman is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 november 2022.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte en diens raadsman is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 november 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 60a en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 75 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering
Nederland, [adres] te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de
reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet mag begeven bij de Albert Heijn te SintAnnaparochie en de gehele parkeerplaats van de genoemde vestiging;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met slachtoffer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1978;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met slachtoffer [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1975.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Ten aanzien van [slachtoffer 1] , feit 1

Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van € 827,58 (zegge: achthonderdzevenentwintig euro en achtenvijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 november 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 827,58 (zegge: achthonderdzevenentwintig euro en achtenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 77,58 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 16 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 2] , feit 2

Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van € 716,92 (zegge: zevenhonderdzestien euro en tweeënnegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 november 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 716,92 (zegge: zevenhonderdzestien euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 166,92 aan materiële schade en € 550,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 14 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Faber, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2023.
Mr. J. Faber is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002022304696 (genaamd: ‘STELTKLUUT’), doorgenummerd 1 tot en met 138.
Pagina’s 21, 22 en 23.
Pagina’s 52, 53, 54 en 55.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 februari 2023.