De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en als bijzondere voorwaarden een locatieverbod voor de Albert Heijn te
St.-Annaparochie en de parkeerplaats van deze vestiging, alsmede een contactverbod met beide aangeefsters. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie die enkel een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voorschrijven. De raadsman heeft bepleit daarnaast geen taakstraf of bijzondere voorwaarden (een locatieverbod en contactverbod) op te leggen gelet op het reclasseringsadvies. Verdachte is niet eerder veroordeeld.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het meest recente reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 16 november 2022 een voor hem onbekende vrouw op de parkeerplaats van de Albert Heijn in St.-Annaparochie aangerand. Uit het dossier blijkt dat verdachte al in de supermarkt zijn oog had laten vallen op het slachtoffer, waarna hij haar naar buiten is gevolgd en op de parkeerplaats heeft aangesproken. Verdachte heeft het slachtoffer zijn hulp aangeboden, omdat er iets op haar rug zou zitten. Vervolgens heeft hij het slachtoffer bij de billen en vagina betast. Op het moment dat het slachtoffer duidelijk te kennen heeft gegeven daar niet van gediend te zijn, betast hij nogmaals de billen en vagina van het slachtoffer.
Op 20 november 2022 maakt verdachte zich op dezelfde locatie en op een soortgelijke wijze schuldig aan de aanranding van een andere voor hem onbekende vrouw.
Verdachte heeft hiermee telkens op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden. Hij heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij wekte door te stellen dat hij hen wilde helpen met een op de rug zittend papiertje. Op die wijze kon hij gemakkelijk in de nabijheid van de slachtoffers komen en hen aanraken. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd lijden aan vooral de psychische gevolgen ervan, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Dit blijkt ook uit de door [slachtoffer 1] ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij fout is geweest en heeft meermalen spijt betuigd. Verdachte heeft echter gesteld dat hij voorafgaand aan beide feiten een pilletje heeft genomen waardoor hij zich niet van zijn handelen bewust is geweest en daarmee geen inzicht heeft kunnen geven in wat hem tot dat handelen heeft geleid.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 17 januari 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 17 januari 2023, opgesteld door [naam], reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Leeuwarden blijkt onder andere dat het lastig is om een verband te leggen tussen de persoon van verdachte en de feiten, omdat verdachte de feiten [rechtbank: aanvankelijk] ontkent. Volgens de reclassering kan bij een bewezenverklaring geconcludeerd worden dat verdachte zijn seksuele impulsen en driften onvoldoende onder controle heeft en de verwerpelijkheid van zijn handelen hem niet heeft weerhouden de feiten te plegen. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd is de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet gelet op de strafproceshouding van verdachte geen mogelijkheden om met interventies en/of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
De reclassering adviseert tot slot een gebiedsverbod en een contactverbod op te leggen conform artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zou worden. Verdachte heeft immers twee keer in korte tijd voor hem onbekende vrouwen in het openbaar aangerand door zowel de billen als de vagina van die vrouwen te betasten.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest doet voldoende recht aan de ernst van de feiten en de proceshouding van verdachte.
De rechtbank vindt het voorts van belang dat wordt voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit en acht daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Anders dan de reclassering ziet de rechtbank, evenals de officier van justitie, wel redenen om een locatie- en contactverbod op te leggen als bijzondere voorwaarden. Dit omdat de reclassering bij haar advies rekening heeft gehouden met een ontkennende houding van verdachte terwijl verdachte ter terechtzitting de feiten heeft bekend. De rechtbank ziet daarom wel mogelijkheden om met toezicht het recidiverisico te beperken en/of het gedrag van verdachte te veranderen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast de gevangenisstraf nog een taakstraf op te leggen.