ECLI:NL:RBNNE:2023:941

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
NL21.17913
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van seksuele gerichtheid van eiser uit Uganda

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ugandese eiser die vreesde voor vervolging vanwege zijn homoseksualiteit. De eiser, geboren op 28 februari 1988, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Uganda een reëel risico loopt op behandeling in strijd met het Vluchtelingenverdrag of het EVRM.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de verklaringen van de eiser over zijn homoseksualiteit en de omstandigheden waaronder hij in Uganda leefde, kritisch beoordeeld. De eiser had verklaard dat hij vreest voor een levenslange gevangenisstraf en dat hij door zijn familie werd mishandeld. Echter, de rechtbank vond dat de eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over het moment waarop hij zijn homoseksualiteit had ontdekt en geaccepteerd. Ook de documenten die de eiser had overgelegd ter ondersteuning van zijn asielrelaas, zoals medische formulieren en aanbevelingsbrieven, werden niet doorslaggevend geacht voor de geloofwaardigheid van zijn verhaal.

De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris de aanvraag van de eiser terecht als ongegrond had afgewezen, omdat de gestelde problemen en de homoseksuele gerichtheid niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17913

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [nummer] ,
van Ugandese nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: Mr. M. Gaal-de Groot).

ProcesverloopBij besluit van 21 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, Vw.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens was een tolk aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende.
Asielrelaas
1.1
Eiser heeft de Ugandese nationaliteit en is geboren op 28 februari 1988. Hij heeft
-kort samengevat- het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is homoseksueel en vreest dat hij bij terugkeer naar Uganda een levenslange gevangenisstraf krijgt. Hij is bang voor zijn familie. Eiser heeft, rond zijn 24-ste, een relatie gekregen met [neef] . [neef] is zijn neef, met wie hij een kamer deelde in het huis van zijn oom. Tijdens de gemeenschap met [neef] is eiser door zijn oom betrapt. Zijn oom heeft daarop eiser mishandeld, waardoor hij in het ziekenhuis is beland. Daarna is er een onderzoek in gang gezet en is eiser opgepakt vanwege de seksuele handelingen met [neef] . Eiser kon vluchten omdat zijn moeder de politie heeft omgekocht en ervoor kon zorgen dat eiser naar het ziekenhuis mocht gaan. Daarvandaan is eiser gevlucht.
1.2.
Ter ondersteuning van zijn asielrelaas heeft eiser de volgende stukken overgelegd:
- een foto van een bijeenkomst van Open Closet;
- een aanbevelingsbrief van zijn buddy van de Regenbooggroep;
- een kopie van Whatsappgesprekken met zijn buddy;
- een medisch formulier;
- een foto van eiser in het ziekenhuis;
- een kopie van een opsporingsposter.
Besluitvorming
2. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- homoseksuele geaardheid;
- betrapping en de problemen die daaruit zijn ontstaan.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser als ongegrond afgewezen. Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder acht de andere elementen echter ongeloofwaardig.
Beroepsgronden van eiser
3. Eiser voert in beroep, kort samengevat, aan dat verweerder zijn homoseksualiteit ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft verklaringen afgelegd over zijn persoonlijke beleving van zijn seksuele gerichtheid die door verweerder niet kenbaar zijn betrokken in de beoordeling. Verder heeft eiser, anders dan verweerder aanneemt, niet tegenstrijdig verklaard over het moment dat hij ontdekte dat hij op mannen viel. Hij wist tijdens zijn eerdere relaties nog niet zeker dat hij homoseksueel was, dat wist hij pas zeker toen hij met Andrew was en op dat moment heeft hij zijn geaardheid geaccepteerd. Ten onrechte is geoordeeld dat eiser met zijn verklaringen geen inzicht zou hebben gegeven in zijn acceptatie en ervaringen rondom het ontdekken van zijn seksuele geaardheid. Ook de betrapping door zijn oom is ten onrechte niet geloofwaardig geacht.
Beoordeling door de rechtbank
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Uganda een reëel risico loopt op behandeling in strijd met het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel. Dat betekent dat de gevraagde vergunning terecht is geweigerd.
4.1.
Hierna licht de rechtbank toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen aan de hand van de beroepsgronden. Daarbij bespreekt de rechtbank eerst de beroepsgronden die zien op de afgelegde verklaringen van eiser over zijn gestelde homoseksuele gerichtheid. Daarna gaat de rechtbank in op de verklaringen van eiser over de betrapping door zijn oom en de gestelde problemen als gevolg van de homoseksuele gerichtheid.
De gestelde homoseksuele gerichtheid
5. Bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de homoseksuele gerichtheid van eiser heeft verweerder WI 2019/17 als uitgangspunt genomen. Het is volgens deze werkinstructie aan de vreemdeling om de gestelde seksuele gerichtheid tegenover verweerder aannemelijk te maken. Het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Uit WI 2019/17 volgt verder dat verweerder bij de beoordeling rekening houdt met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn gestelde geaardheid ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft er belang aan kunnen hechten dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het moment van ontdekking dat hij op mannen valt en over het moment waarop hij zijn gestelde geaardheid zou hebben geaccepteerd. Enerzijds verklaarde eiser namelijk dat hij zeker wist dat hij homoseksueel was toen hij verliefd werd op [neef] , dus rond zijn 24e jaar [1] . Anderzijds verklaarde hij dat al in de tijd dat hij gevoelens had voor [man a en man b] bij hem het besef kwam dat hij echt op jongens viel, en dat was op zijn zeventiende of achttiende [2] . De verklaring dat eiser toen nog niet zeker over was over zijn seksuele gevoelens heeft verweerder onvoldoende mogen vinden.
Verweerder wordt ook gevolgd in zijn standpunt dat er tegenstrijdig is verklaard over het moment van aanvaarding van de gestelde geaardheid. Enerzijds heeft eiser immers verklaard dat hij, in de periode dat hij [man a en man b] leuk vond, heeft geaccepteerd dat hij homoseksueel was [3] . Anderzijds heeft hij echter verklaard dat hij zijn geaardheid pas heeft geaccepteerd toen hij een relatie met Andrew had. Dat is een verschil van ongeveer 6 à 7 jaar. [4] Gelet op de ingrijpende gevolgen van een homoseksuele gerichtheid in een maatschappij waar dit niet de norm is, en zelfs strafbaar is, mocht van eiser worden verlangd dat hij eenduidig en concreet kan verklaren over het moment wanneer hij achter zijn seksuele gerichtheid is gekomen en wanneer hij die heeft geaccepteerd. De beroepsgrond kan niet slagen.
5.2.
Verder heeft verweerder eisers verklaringen over de wijze waarop hij het heeft ervaren homoseksueel te zijn in Uganda, als weinig diepgaand en algemeen kunnen aanmerken. Eisers verklaringen komen er in essentie op neer dat hij boos en angstig was, zich afvroeg waarom het hem moest overkomen, en dat hij het raar en moeilijk vond homoseksuele gevoelens te hebben omdat hij met niemand kon praten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat persoonlijke en authentieke details grotendeels ontbreken en dat juist van iemand die uit een land komt waar homoseksualiteit verboden is, mag worden verwacht dat hij kan beschrijven hoe hij met zijn gerichtheid is omgegaan, wat zijn ervaringen waren, waar hij bang voor was en hoe hem dit in het dagelijks leven heeft beïnvloed. Eisers betoog dat zijn verklaringen over de persoonlijke beleving van zijn seksuele gerichtheid niet kenbaar betrokken zouden zijn bij de beoordeling, volgt de rechtbank niet. Uit de besluitvorming blijkt genoegzaam dat eisers verklaringen voldoende kenbaar en gemotiveerd betrokken zijn. De beroepsgrond kan niet slagen.
6. De documenten die eiser heeft overgelegd heeft verweerder meegewogen maar niet ten onrechte niet doorslaggevend geacht voor de geloofwaardigheid van zijn seksuele geaardheid. Het zwaartepunt voor de beoordeling ligt immers bij de verklaringen over de ontdekking van de seksuele geaardheid, wat dit voor hem betekende en hoe hij hiermee is omgegaan. Niet ten onrechte zijn eisers verklaringen, zoals hiervoor uiteengezet, daaromtrent ongeloofwaardig bevonden. De enkele omstandigheid dat eiser hier te lande contact heeft met lhbti-organisaties heeft verweerder onvoldoende mogen vinden om de gestelde homoseksuele gerichtheid van eiser te volgen. De documenten, door eiser ingebracht, zijn voldoende kenbaar en gemotiveerd in de beoordeling meegenomen en er is niet ten onrechte beperkt gewicht aan toegekend. De beroepsgrond kan niet slagen.
De betrapping en de problemen die daaruit zijn ontstaan
7. Verweerder heeft in zijn besluitvorming de gestelde problemen vanwege de homoseksuele gerichtheid van eiser beoordeeld en dit element eveneens ongeloofwaardig geacht. Nu verweerder de homoseksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig heeft mogen achten, zoals hiervoor is geoordeeld, kunnen de gestelde problemen daar niet uit voortkomen. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank nog het volgende.
7.1.
Eiser heeft, ter onderbouwing van de gestelde problemen, documenten ingebracht:
  • Een medisch formulier;
  • Een foto van eiser in het ziekenhuis;
  • Een kopie van een opsporingsposter.
Verweerder heeft de documenten beoordeeld en heeft ze voldoende kenbaar in zijn beoordeling betrokken. Het medische formulier is een doktersrecept waaruit niet op te maken valt waarvoor eiser is behandeld en uit het formulier en de foto valt niet af te leiden wat de aanleiding is geweest dat eiser medische hulp heeft gehad, aldus verweerder. De opsporingsposter bevat geen naam. De rechtbank is van oordeel dat niet ten onrechte is overwogen dat uit deze documenten niet kan worden opgemaakt dat eiser daadwerkelijk te vrezen heeft vanwege zijn geaardheid en dat met deze documenten ook de betrapping en de gevolgen daarna niet aannemelijk zijn gemaakt. Ook heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het relaas van eiser over de betrapping door zijn oom niet geloofwaardig is. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat moeilijk valt in te zien dat iemand, in een homovijandige omgeving als die van eiser, films waarin seks tussen mensen van hetzelfde geslacht voorkomt niet verstopt als hij in een huis woont met anderen. Dat geldt ook voor eisers verklaring dat hij de deur niet op slot heeft gedaan toen hij seks had met [neef] .
7.2.
Gezien het voorgaande heeft verweerder zich ook ten aanzien van de betrapping en de daardoor ontstane problemen niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het relaas van eiser niet aannemelijk is.
Slotsom
8. Gelet op het voorgaande is de gevraagde vergunning terecht geweigerd. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr.F. Aissa, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Aanvullend gehoor, bld 6.
2.Aanvullend gehoor, bld. 7.
3.Aanvullend gehoor, bld.6.
4.Aanvullend gehoor, bld.8.