ECLI:NL:RBNNE:2023:929

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
188444
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing van de kinderrechter over schorsing van schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak

Op 9 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, J. Teertstra, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schorsing van een schriftelijke aanwijzing die was gegeven door de Gemeente Instelling (GI) in het kader van de zorg voor een minderjarige. De moeder van de minderjarige had verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 22 februari 2023 te schorsen op grond van artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter heeft besloten om het verzoek af te wijzen zonder de belanghebbenden te horen, vanwege de spoedeisendheid van de zaak. De kinderrechter oordeelde dat er geen reden was om schorsende kracht toe te kennen aan het verzoek van de moeder, die stelde dat de schriftelijke aanwijzing geen wettelijke grondslag had. De kinderrechter verwees naar artikel 1:263 BW, dat de GI toestaat om schriftelijke aanwijzingen te geven indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet meewerken aan de uitvoering van het zorgplan. De kinderrechter benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de moeder is om haar dochters te wijzen op het belang van medewerking aan de GI. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is op 10 maart 2023 vastgesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaakgegevens : C/17/188444 / JE RK 23-215
datum uitspraak: 9 maart 2023

beschikking verzoek schorsing schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[de moeder], hierna te noemen de moeder,

gevestigd te [woonplaats],
advocaat: mr. H.C.L. Crozier, gevestigd te Sneek,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats], hierna te noemen [de minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, hierna te noemen: de GI

gevestigd te Leeuwarden.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 7 maart 2023, ingekomen bij de griffie op
7 maart 2023.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
De GI heeft op 22 februari 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
Op 9 maart 2023 zal de GI om 15:30 uur opnieuw bij u en [de minderjarige] op huisbezoek komen. De GI verwacht van u dat u dit gesprek faciliteert en er zorg voor draagt dat de GI met [de minderjarige] individueel in gesprek kan gaan. (…)

Het verzoek

De moeder heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 22 februari 2023 geheel vervallen te verklaren en op grond van artikel 1:264 Burgerlijk Wetboek (BW) schorsende werking aan het verzoek tot vervallen verklaring te verlenen.

De beoordeling

Artikel 1:264 BW bepaalt dat de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen kan verklaren. Het verzoek heeft geen schorsende kracht, tenzij de kinderrechter het tegendeel bepaalt.
In de uitspraak van 14 december 2018 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de kinderrechter in het algemeen niet dient te beslissen op een verzoek tot schorsing als bedoeld in artikel 1:264 lid 1, laatste volzin, BW zonder alle belanghebbenden te hebben gehoord. De Hoge Raad heeft overwogen dat de algemene bepaling inzake voorlopige voorzieningen van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van overeenkomstige toepassing is. De kinderrechter kan van het horen afwijken op grond van de spoedeisendheid van het schorsingsverzoek, mede gelet op de ernst van de eraan ten grondslag gelegde feiten. De kinderrechter ziet aanleiding om op het verzoek om schorsende kracht te beslissen zonder het horen van de belanghebbenden vanwege de spoedeisendheid van de zaak. Het gesprek met [de minderjarige], waarop de schriftelijke aanwijzing ziet, zal vandaag gaan plaatsvinden.
Naar het voorlopig oordeel van de kinderrechter is er geen reden om aan het verzoek van de moeder schorsende kracht toe te kennen. De moeder heeft aangevoerd dat de schriftelijke aanwijzing iedere wettelijke grondslag mist. De kinderrechter overweegt dat artikel
1:263 BW bepaalt dat de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen kan geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. De kinderrechter volgt de moeder dan ook niet in haar stelling dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor de schriftelijke aanwijzing.
Voorts is de kinderrechter ambtshalve bekend met de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 juli 2022 waarbij het gerechtshof onder 5.4. heeft overwogen dat de moeder het niet aan [de minderjarige] en haar andere dochter [naam] mag overlaten of zij meewerken aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling en dat het haar verantwoordelijkheid is om haar dochters er nadrukkelijk op te wijzen dat ook zij het contact en gesprek met de GI aan moeten gaan.
De kinderrechter ziet op dit moment dan ook geen aanleiding schorsende kracht toe te kennen aan het verzoek.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot schorsing van de schriftelijke aanwijzing van 22 februari 2023;
houdt de behandeling van de verzoeken aan tot de mondelinge behandeling op [datum] 2023 om [tijdstip];
bepaalt dat de GI het plan en het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling uiterlijk [datum] 2023 aan de griffie van de rechtbank zendt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
T. Looijenga als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 maart 2023.