ECLI:NL:RBNNE:2023:891

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
18/294595-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en mishandeling van buurman met een mes en vernieling van de voordeur

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en mishandeling van zijn buurman, evenals de vernieling van de voordeur van die buurman. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 12 november 2022 te Hoogeveen, waar de verdachte naar de woning van de buurman ging om te klagen over geluidsoverlast. Tijdens een confrontatie tussen de verdachte en de buurman, die wakker werd van glasgerinkel, ontstond een worsteling waarbij de verdachte een mes tevoorschijn haalde en de buurman bedreigde. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank achtte de verklaringen van de buurman en getuigen consistent en betrouwbaar, en concludeerde dat de verdachte de buurman had bedreigd met een mes en hem had mishandeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 dagen, waarvan 17 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op agressiebeheersing en toezicht door de reclassering. De benadeelde partij, de buurman, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende onderbouwd was.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/294595-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.K. Bulthuis, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2022 te Hoogeveen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijftegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door gedurende een worsteling en/of handgemeen met die [slachtoffer] een mes tevoorschijn te halen en daarmee op die [slachtoffer] af te komen;
hij op of omstreeks 12 november 2022 te Hoogeveen [slachtoffer] heeft mishandeld doordie [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen zijn lichaam te duwen en die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen zijn gezicht en/of lichaam te slaan en/of stompen;
hij op of omstreeks 12 november 2022 te Hoogeveen opzettelijk en wederrechtelijk (het glas/raamvan) de voordeur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de ten laste gelegde feiten niet heeft gepleegd. Daartoe heeft verdachte ter terechtzitting het navolgende naar voren gebracht. Verdachte en aangever zijn buren, in die zin dat zij op dezelfde galerij van de [adres] te Hoogeveen wonen. Verdachte is in de vroege ochtend van 12 november 2022 naar aangever toegegaan om met hem te praten over de geluidsoverlast die aangever de avond ervoor had veroorzaakt. Verdachte heeft bij aangever aangeklopt. Het was aangever die direct na het opendoen van de voordeur tot de aanval overging. Tijdens de worsteling die toen ontstond, is het raam van de voordeur kapot gegaan.
Verdachte weet niet precies hoe dit is gebeurd, maar het raam is in ieder geval niet door hem (verdachte) kapot geslagen. Verdachte heeft aangever niet geslagen of geduwd. Ook heeft verdachte aangever niet bedreigd met een mes.
Verdachte heeft ter terechtzitting - dit, in afwijking van zijn eerdere verklaringen - met zoveel woorden verklaard dat hij wél een mes bij zich had, maar dat dit mes onder zijn broekriem zat, aan de linkerkant, met zijn jas daar overheen. Hij heeft het mes niet gebruikt en ook niet tevoorschijn gehaald. Het mes is tijdens de worsteling met aangever op de grond gevallen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van alle drie ten laste gelegde feiten betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken nu voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte heeft ontkend zich te hebben schuldig gemaakt aan enig strafbaar feit. Daarnaast voert de raadsvrouw aan dat de verdenking tegen verdachte grotendeels op de verklaring van aangever berust. Deze verklaring is echter onbetrouwbaar en wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 22 februari 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudend:
Ik kwam op 12 november 2022 om ongeveer 09:00 uur thuis in mijn woning te Hoogeveen. Ik heb een mes gepakt. Ik had ook een waterpas. Ik verliet meteen daarna mijn woning en ben naar buurman [slachtoffer] gegaan om verhaal te halen. Ik droeg een muts. Ik had het mes onder mijn broekriem, aan de linkerkant, met mijn jas eroverheen. Toen ik voor de woning van de buurman stond, had ik het mes bij mij. Ik heb eerder verklaard dat ik het mes bij het trappenhuis had neergelegd, maar dat is niet waar. Het mes had ik ook bij mij toen ik tijdens de worsteling in de hal van buurman [slachtoffer] terechtkwam. Het raam van de voordeur is kapot gegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 14 november 2022, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022300204 (onderzoek Panama) d.d. 16 januari 2023, in welk proces-verbaal van aangifte wordt verwezen naar twee processen-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer] . Deze twee processen-verbaal (gedateerd 12 november 2022 en 14 november 2022) bevinden zich op respectievelijk pagina 123 e.v. en pagina 128 e.v. van voornoemd dossier.
Dit bewijsmiddel betreft een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 12 november 2022, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Vanmorgen, 12 november 2022, werd ik wakker van glasgerinkel. Ik ben opgestaan en ik ben naar de voordeur van mijn huurwoning gelopen. Ik zag dat er een gat in het raam van de voordeur zat. Ik deed de voordeur open. Er stond een man voor mijn deur, dit was de buurman [verdachte] . (…) Vervolgens begon [verdachte] mij direct te duwen en ik kreeg een klap tegen de linkerkant van mijn gezicht. (…) Ik zag dat hij weer naar voren stapte en mij opnieuw aanviel. Op dat moment zag ik dat hij een mes in zijn hand had. Hij sloeg mij toen weer een paar keer.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 november2022, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Ik stond om een uur of 9 bij mijn woning aan [adres] . Meteen op het moment van het glasgerinkel keek ik in de richting van de [adres] . Ik zie de man met de muts iets roepen naar een persoon in die woning. En dan in no time zie ik de man met muts slaande bewegingen maken met zijn arm. Hij maakte meerdere slaande bewegingen naar iets of iemand die in de hal van die woning stond. Ik zag toen die man met muts heel even niet, want hij ging die woning binnen. Dit was maar een paar seconden dat hij binnen was. Vervolgens zag ik twee mannen, beiden slaand naar elkaar, naar buiten komen. Dit ging behoorlijk tekeer. Er werd door die beide mannen flink gevochten, dat was geen kinderspel, echt niet.
4. Een geneeskundige verklaring (
met fotobijlagen) ten aanzien van [slachtoffer] , op 12 november 2022 opgemaakt en ondertekend door J. Dekker, forensisch arts, opgenomen op pagina 144 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn geneeskundige verklaring:
Bij betrokkene werden een loszittende voortand, enkele kras/krabletsels en een bloeduitstorting geconstateerd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2022,opgenomen op pagina 108 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik heb beelden bekeken en beluisterd afkomstig van [adres] te Hoogeveen. De beelden zijn gemaakt van een geweldsincident dat heeft plaatsgevonden op 12 november 2022. Ik zie en ik hoor het volgende:
Om 09.00.34 uur klinkt twee keer gebons en vervolgens is er glasgerinkel te horen, er valt glas kapot. Het klinkt vervolgens of het slot dan wel de vergrendeling van een deur wordt geopend. Daarna wordt er eventjes gepraat. Dan is te horen dat twee verschillende mannen tegen elkaar aan het schreeuwen zijn. Daarbij luid gestommel alsof men met elkaar aan het vechten is. Dat lijkt eerst binnen te zijn, en dan wordt het luider en lijkt het vechten buiten te zijn. Het klinkt alsof er hard gevochten wordt.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft ontkend een mes te hebben gebruikt, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd door tijdens een worsteling in de woning van aangever een mes tevoorschijn te halen. De rechtbank acht de verklaring die aangever hierover heeft afgelegd, consistent en betrouwbaar. De rechtbank wijst hierbij op de verklaring van aangever (afgelegd tijdens het verhoor bij de politie op 14 november 2022) dat verdachte het mes in zijn linkerhand vasthield en dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard het mes aan de linkerkant van zijn broekriem te hebben gedragen. Dit verstevigt de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weliswaar een mes heeft meegenomen naar de woning van aangever, maar dat hij dit mes niet heeft gebruikt en dat het tijdens de worsteling op de grond is gevallen. De rechtbank vindt deze verklaring onvoldoende betrouwbaar en schuift deze verklaring derhalve terzijde. Dit omdat verdachte wisselende verklaringen over het mes heeft afgelegd. Zo heeft verdachte bij de politie in eerste instantie ontkend thuis een mes te hebben gepakt en het mes te hebben meegenomen naar de woning van aangever. Nadat verdachte werd geconfronteerd met de verklaring van zijn partner waarin zij aangaf te hebben gezien dat verdachte een mes heeft gepakt kort voordat hij hun woning verliet, heeft verdachte verklaard dat dit klopt, maar dat hij dit mes in het trappenhuis heeft neergelegd voordat hij naar de woning van aangever toeging. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard het mes wel bij zich te hebben gedragen op het moment dat hij bij de woning van aangever stond, en hij en buurman [slachtoffer] in de hal van die woning in een worsteling terechtkwamen. De reden voor zijn wisselende verklaringen ligt, volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting, in de val op zijn hoofd die hij bij het incident met de buurman heeft gemaakt en de medicatie die hij, als gevolg van die val, heeft moeten innemen. De rechtbank acht deze reden evenwel onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de gedraging van verdachte een bedreiging op. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor veroordeling ter zake van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Door in de vroege ochtend naar de woning van aangever te gaan en vervolgens vrijwel direct in een worsteling met de -net wakker geworden- aangever terecht te komen en daarbij een mes tevoorschijn te halen, kan bij de aangever de redelijke vrees zijn ontstaan dat verdachte hem wilde doden of ernstig verwonden.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2 en 3
De rechtbank acht ook de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, ondanks de ontkenning van verdachte, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat aangever heeft verklaard te zijn geduwd en geslagen door verdachte. Die verklaring van aangever vindt steun in het bij aangever geconstateerde letsel en in de verklaring van getuige [naam] , die ziet dat verdachte (de man met de muts) slaande bewegingen maakt met zijn arm naar iets of iemand die in de hal van de woning stond en die vervolgens verdachte en aangever, beiden slaand naar elkaar, naar buiten ziet komen. De rechtbank overweegt verder dat aangever heeft verklaard dat hij wakker werd van glasgerinkel, is opgestaan, een gat in het raam van de voordeur zag en verdachte voor de deur van de woning zag staan. Die verklaring van aangever vindt steun in de verklaring van getuige [naam] , die glasgerinkel hoorde en verdachte zag staan bij de woning van aangever. De verklaring van aangever vindt daarnaast steun in de beschrijving van de camerabeelden (en geluiden) van [adres] , waar eerst glasgerinkel op is te horen, het daarna klinkt alsof de vergrendeling van een deur wordt geopend en pas daarna is te horen dat twee mannen tegen elkaar aan het schreeuwen en vechten zijn. De verdenkingen berusten dus niet, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, grotendeels op de verklaring van aangever, maar worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 12 november 2022 te Hoogeveen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen hetleven gericht of met zware mishandeling, door gedurende een worsteling met die [slachtoffer] een mes tevoorschijn te halen;
hij op 12 november 2022 te Hoogeveen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen tegen zijn lichaam te duwen en die [slachtoffer] meermalen tegen zijn gezicht en/of lichaam te slaan en/of stompen;
hij op 12 november 2022 te Hoogeveen opzettelijk en wederrechtelijk (het raam van) de voordeur,dat geheel aan een ander toebehoorde heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling;
mishandeling;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, feit 2 en feit 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 17 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte - gepleit voor een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. De raadsvrouw wijst hiertoe in het bijzonder op de gevolgen voor de verblijfsrechtelijke positie van verdachte indien hij wordt veroordeeld tot een straf anders dan een geldboete van maximaal € 500,-. Verder wijst de raadsvrouw erop dat een veroordeling nadelige gevolgen kan hebben voor de naturalisatieprocedure die verdachte aan het doorlopen is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het
reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder met politie en/of justitie in aanraking gekomen is, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is in de vroege ochtend van 12 november 2022 naar de woning van aangever gegaan. Hij wilde hem aanspreken op de geluidsoverlast die aangever de avond ervoor had veroorzaakt.
Verdachte nam uit zijn woning een mes mee. Bij de woning van aangever aangekomen, sloeg verdachte het raam van de voordeur van die woning kapot. Nadat verdachte, wakker geworden van het glasgerinkel, de voordeur opendeed, ontstond vrijwel direct de gewelddadige confrontatie tussen verdachte en aangever waarbij verdachte het meegenomen mes tevoorschijn heeft gehaald. Aangever heeft door de confrontatie licht letsel opgelopen. Door zo te handelen als verdachte heeft gedaan, heeft hij niet alleen de lichamelijke integriteit en de huisvrede van aangever geschonden, maar ook de algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij versterkt. Dit geldt in het bijzonder voor de buurtbewoners die de gebeurtenissen hebben gezien of gehoord. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf houdt de rechtbank tevens rekening met het reclasseringsrapport van 30 januari 2023 waaruit blijkt dat de reclassering uitgaat van een laag risico op algemene recidive, hetgeen komt doordat verdachte first offender is en een aantal leefgebieden op orde heeft. In het geval verdachte wel recidiveert, is er een grote kans op een geweldsdelict. Dit kan worden verklaard doordat verdachte problemen heeft op het gebied van middelengebruik; als verdachte onder invloed is van middelen wordt de drempel voor geweld verlaagd, aldus de reclassering. De reclassering adviseert daarom aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder een gedragsinterventie agressiebeheersing.
Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden niet nodig te vinden, ziet de rechtbank in de bewezen verklaarde feiten en met name in de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, aanleiding om het reclasseringsadvies te volgen. Dit geldt in het bijzonder voor de gedragsinterventie agressiebeheersing nu het verdachte was die in de vroege ochtend naar de woning van aangever is gegaan, waarna de gewelddadige confrontatie is gevolgd. Verdachte had hierin een andere keuze moeten maken en dit mocht ook van hem verwacht worden. De rechtbank zal bij de bepaling van de hoogte van de straf geen rekening houden met de eventuele gevolgen voor de verblijfsrechtelijke positie en/of de naturalisatieprocedure van verdachte. In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Alle omstandigheden in acht genomen, acht de rechtbank een straf zoals gevorderd door de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf van 30 dagen waarvan 17 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zullen aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich door zijn gemachtigde, mr. P. Koops, advocaat te Groningen, in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een in goede justitie te bepalen bedrag aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts wordt gevorderd een bedrag toe te kennen als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand conform het liquidatietarief in civiele zaken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de proceskosten. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, gelet op vergelijkbare zaken, een bedrag van € 250,- redelijkerwijs kan worden toegekend. Daarnaast vordert de officier van justitie het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij nietontvankelijk moet worden verklaard omdat geen bedrag is genoemd en de vordering ook niet is onderbouwd. Ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat van de raadsman in redelijkheid gevraagd kan worden dat hij een toevoeging voor zijn dienstverlening aanvraagt, zodat deze schadepost niet voor rekening van verdachte behoort te komen.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, (reeds) nu hij als immateriële schade geen concreet bedrag heeft gevorderd en niet heeft aangevoerd welke rechtsgrond hieraan ten grondslag zou liggen. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 17 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich -na afspraak- meldt op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak enzolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie iRespect of een anderegedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om hetmiddelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 maart 2023.
Mr. M.M. Spooren is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.