ECLI:NL:RBNNE:2023:855

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
18/134656-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging voor mishandeling en poging tot zware mishandeling, maar veroordeling voor andere geweldsdelicten en bedreiging met vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling, poging tot zware mishandeling, bedreiging en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor de mishandeling en poging tot zware mishandeling, omdat het niet aan de verdachte zelf te wijten was dat hij in een psychose was beland. Dit oordeel wijkt af van de conclusies van de psychiater en het standpunt van de officier van justitie. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor de mishandeling van zijn moeder, bedreiging en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 273 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om schadevergoeding te betalen voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/134656-22
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 03 maart
2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2022 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, zijn moeder, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] bij de keel/hals vast te pakken en/of (vervolgens) vast te houden en/of (vervolgens) in die keel/hals te knijpen;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2]
  • bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of (vervolgens) in diekeel/hals heeft geknepen, waardoor het voor die [slachtoffer 2] gedurende enige tijd (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen en/of
  • bij het lichaam en/of de kleding heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (met kracht) op/tegen de grondheeft gegooid, althans ten val heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2]
  • bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of (vervolgens) in diekeel/hals heeft geknepen, waardoor het voor die [slachtoffer 2] gedurende enige tijd (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen en/of
  • bij het lichaam en/of de kleding heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (met kracht) op/tegen de grondheeft gegooid, althans ten val heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
  • bij de keel/hals vast te pakken en/of (vervolgens) vast te houden en/of (vervolgens) in die keel/halste knijpen, waardoor het voor die [slachtoffer 2] gedurende enige tijd (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen en/of
  • bij het lichaam en/of de kleding vast te pakken en/of (vervolgens) (met kracht) op/tegen de grond tegooien, althans ten val te brengen;
3.
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, in elk geval het lichaam, te stompen en/of te slaan;
4.
hij op of omstreeks 22 mei 2022, in elk geval in of omstreeks de maand mei 2022, te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden,
  • [slachtoffer 1] (te weten zijn, verdachtes, moeder) schriftelijk en onder een bepaalde voorwaardeheeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of
  • [slachtoffer 3] (te weten zijn, verdachtes, zus) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het levengericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] (een) app-bericht(en) te zenden met navolgende schriftelijke inhoud en/of voorwaarden:
"Als je niet eerlijk bent
Schiet ik [slachtoffer 3] dood
Binnen nu
En een kwartier
Het is nu
08 08
Ja
Als je dit niet beantwoord binnen 5min Ben je mij kwijt", en welke berichten vervolgens in voornoemde periode door die [slachtoffer 1] zijn ontvangen en gelezen en/of door die [slachtoffer 3] zijn gelezen;
5.
hij op of omstreeks 24 mei 2022, in elk geval in of omstreeks de maand mei (tot en met 24 mei 2022), te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semiautomatisch centraalvuur) pistool, van het merk/type Modesto Santos, Vest Pocket (met bijbehorende patroonhouder) (kaliber 6.35 mm), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
  • een of meer centraalvuur (kogel)patro(o)n(en) van het kaliber 6.35 mm, zijnde munitie van categorieIII, voorhanden heeft gehad;
6.
hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2022 tot en met 22 mei 2022 te of bij Wirdum, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een (achter)ruit van een (personen)auto
(voorzien van het kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 2 primair, en veroordeling gevorderd voor feit 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, 2 primair en subsidiair, 4 en 6. Ten aanzien van de bewijsbaarheid van feit 2 meer subsidiair, feit 3 en 5 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 het volgende aangevoerd. De bekennende verklaring van verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd kan niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat verdachte op dat moment in een psychose verkeerde. Volgens de raadsman dient te worden uitgegaan van de ontkennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2023 heeft afgelegd, omdat hij toen wel bij zijn volle verstand is geweest. Wanneer de rechtbank zal uitgaan van die ontkennende verklaring dient vrijspraak van feit 1 te volgen, omdat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] dan op zichzelf zou staan (unus testis nullus testis).
Verder heeft de raadsman betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2 primair en subsidiair, omdat onvoldoende uit het dossier is gebleken dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] bij de keel heeft gegrepen, met welke intensiteit en hoelang er geknepen zou zijn. Daarbij heeft de raadsman opgemerkt dat de verklaring van de enige ooggetuige, [naam] , beter past bij het scenario dat aangeefster [slachtoffer 2] door verdachte bij de schouders is gepakt, dan bij het scenario dat zij door hem bij de keel is gegrepen. Tot slot heeft de raadsman nog aangevoerd dat van iemand die in een psychose verkeert niet zondermeer kan worden gesteld dat hij opzettelijk heeft gehandeld.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman allereerst aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging richting [slachtoffer 1] , omdat de ten laste gelegde tekst niet ziet op [slachtoffer 1] , maar op [slachtoffer 3] . Ook heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging richting [slachtoffer 3] , omdat de redelijke vrees bij [slachtoffer 3] niet kon ontstaan nu het bericht niet rechtstreeks bij haar terecht gekomen is.
De raadsman heeft met betrekking tot feit 6 bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens een gebrek aan bewijs, en het alternatieve scenario dat ook anderen dit feit gepleegd zouden kunnen hebben.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat feit 2 primair niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank kan een aanmerkelijke kans op de dood niet vaststellen, omdat onvoldoende uit het dossier is gebleken wat de intensiteit van het dichtknijpen van de keel is geweest.
Tevens is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat feit 6 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte ook van dit feit zal worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de bewijsmiddelen niet onomstotelijk vast te stellen dat het verdachte is geweest die de vernieling aan de auto van [benadeelde partij] heeft gepleegd. Uit de verklaring van verdachte dat stemmen in zijn hoofd tegen hem zeiden dat hij “het raam in moest gooien” kan niet zondermeer de conclusie worden getrokken dat hij daarmee het raam van de auto van [benadeelde partij] heeft bedoeld, nu hij heeft verklaard over “het raam” in enkelvoud, en naast het raam van de auto van [benadeelde partij] ook de ruit van de huurauto van verdachte, die naast de auto van [benadeelde partij] geparkeerd stond, is vernield. Daarbij komt dat de auto van [benadeelde partij] al een zekere periode op de carpoolplek geparkeerd stond vóór het moment dat verdachte daar was aangekomen met zijn huurauto, en er dus gelegenheid voor een ander dan verdachte is geweest om de ruit van de auto van [benadeelde partij] te vernielen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, waarbij ieder bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts gebruikt is voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Wanneer tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de verklaring van verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd niet voor het bewijs kan worden gebezigd, nu verdachte op dat moment nog in een psychose verkeerde. De rechtbank is van oordeel dat die verklaring van verdachte wel bruikbaar is voor het bewijs en overweegt hiertoe als volgt. Verdachte is op 22 mei 2022 aangehouden en vervolgens vanwege zijn psychische toestand naar [instelling] van GGZ Fryslân gebracht. Nadat de eerste acute zorg was verleend en door [instelling] was aangegeven dat verdachte weer in staat was om te worden verhoord, is verdachte op 1 juni 2022 (opnieuw) aangehouden. Een psycholoog van het NIFP heeft toen beoordeeld dat verdachte kort gehoord kon worden, waarop verdachte op 1 juni 2022 kort in een studio is verhoord, in het (telefonisch) bijzijn van zijn advocaat en door een rechercheur die gespecialiseerd is in het verhoren van kwetsbare mensen. Deze gang van zaken draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan de bruikbaarheid van de verklaring van verdachte. Daarbij komt dat verdachte op bepaalde punten uitermate gedetailleerd heeft verklaard, en dat de verklaring van verdachte ook op belangrijke delen correspondeert met ander bewijs in het dossier. Het voorgaande maakt dat de rechtbank de door verdachte afgelegde verklaring bij de politie wel voor het bewijs zal gebruiken. Gelet op het hiervoor overwogene komt de rechtbank dan ook tot een bewezenverklaring van feit 1, 3 en 5 nu verdachte daarover een bekennende verklaring bij de politie heeft afgelegd. Verdachte heeft de verklaring met betrekking tot de feiten 3 en 5 ter terechtzitting bevestigd.
Ook komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2 subsidiair. Daarbij acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] bij de keel heeft gepakt en in de keel heeft geknepen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] was een willekeurige voorbijganger. Op weg van de pizzeria naar haar woning werd zij plotsklaps geconfronteerd met een gewelddadige aanval door verdachte. Zij heeft vrijwel direct, namelijk binnen één uur, na het gebeurde verklaard over hetgeen haar is overkomen. De rechtbank heeft geen enkele redenen om aan te nemen dat [slachtoffer 2] hetgeen zij heeft meegemaakt groter of kleiner heeft gemaakt dan hetgeen haar daadwerkelijk is overkomen. De raadsman onderbouwt zijn stelling dat de verklaring van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zou zijn met een verwijzing naar de verklaring van getuige [naam] die niet verklaart over het bij de keel pakken door verdachte van [slachtoffer 2] . De rechtbank gaat in deze redenering niet mee. [naam] is net als [slachtoffer 2] onverhoeds geconfronteerd met het gewelddadige handelen van verdachte jegens
[slachtoffer 2] . Zijn verklaring komt overeen met de verklaring van [slachtoffer 2] , alleen het bij de keel vastpakken noemt [naam] niet. De overige geweldshandelingen benoemt hij wel en hetgeen hij daarover verklaart komt overeen met hetgeen [slachtoffer 2] daarover verklaart. Nu het vastpakken bij de keel wel wordt onderbouwd door een ander bewijsmiddel, namelijk de foto’s van het letsel bij [slachtoffer 2] , acht de rechtbank dit onderdeel van de geweldshandelingen wel bewezen. De mogelijkheid bestaat dat [naam] het bij de keel grijpen niet heeft gezien.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte een poging tot zware mishandeling oplevert. Doordat verdachte de keel van [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen kon [slachtoffer 2] geen adem meer halen, waardoor zij op enig moment voelde dat zij bewusteloos zou raken. Verdachte heeft met die gedragingen de bloed- en/of zuurstoftoevoer naar de hersenen gedurende enige tijd belemmerd, waardoor zwaar lichamelijk letsel had kunnen intreden, hetgeen naar algemene ervaringsregels als bekend mag worden beschouwd, ook bij verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op zwaar lichamelijk letsel te zijn gericht, dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde: poging tot zware mishandeling.
Tot slot is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging richting aangeefster [slachtoffer 1] (feit 4). De ten laste gelegde teksten zijn in de gegeven omstandigheden niet van dien aard dat bij [slachtoffer 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen/zwaar lichamelijk zou kunnen oplopen. De tekst over het doodschieten gaat immers niet over haar, maar over [slachtoffer 3] , haar dochter en de zus van verdachte.
Dit is echter anders ten aanzien van de ten laste gelegde bedreiging richting [slachtoffer 3] . De tekst “Schiet ik [slachtoffer 3] dood” gaat immers over haar, en heeft haar ook bereikt en erg bang gemaakt. Met het versturen van dergelijke berichten heeft de verdachte, in elk geval in voorwaardelijke zin, opzet gehad op het aanjagen van de redelijke vrees bij zijn zus [slachtoffer 3] , dat verdachte haar zou doden. De rechtbank acht bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht richting [slachtoffer 3] dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 mei 2022 te Leeuwarden zijn moeder, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] bij de keel vast te pakken en vervolgens vast te houden;
2. subsidiair
hij op 22 mei 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2]
  • bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens vastgehouden en vervolgens in die keel heeft geknepen,waardoor het voor die [slachtoffer 2] gedurende enige tijd niet mogelijk was adem te halen en
  • bij het lichaam en de kleding heeft vastgepakt en met kracht op de grond heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 22 mei 2022 te Leeuwarden [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] eenmaal tegen het hoofd te slaan;
4.
hij op 22 mei 2022 te Leeuwarden [slachtoffer 3] , te weten zijn, verdachtes, zus, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door [slachtoffer 1] app-berichten te zenden met navolgende schriftelijke inhoud: "Als je niet eerlijk bent
Schiet ik [slachtoffer 3] dood
Binnen nu
En een kwartier
Het is nu
08 08
Ja
Als je dit niet beantwoord binnen 5min Ben je mij kwijt", en welke berichten vervolgens in voornoemde periode door [slachtoffer 1] zijn ontvangen en door die [slachtoffer 3] zijn gelezen;
5. hij in de maand mei, te Leeuwarden
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semiautomatisch centraalvuur pistool, van het merk/type Modesto Santos, Vest Pocket met bijbehorende patroonhouder kaliber 6.35 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • centraalvuur kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm, zijnde munitie van categorie III, voorhandenheeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder
subsidiair poging tot zware mishandeling
mishandeling
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan metbetrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend, en heeft hiertoe verwezen naar de psychiatrische onderzoeksrapportage van 21 november 2022, opgemaakt door dr. D.J. Vinkers, psychiater. Volgens de officier van justitie heeft verdachte de feiten in een psychose gepleegd, maar heeft hij in enige mate ook zelf schuld aan het ontstaan van die psychose door acuut te stoppen met de inname van zijn medicatie, te blowen en te weinig te slapen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om verdachte ten aanzien van feit 2 en feit 3 volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en verdachte ten aanzien van die twee feiten te ontslaan van alle rechtsvervolging. De feiten 1 en 4 dienen in verminderde mate aan verdachte toegerekend te worden. De raadsman heeft daarbij verwezen naar de psychologische onderzoeksrapportage van 16 november 2022, opgemaakt door dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog. De psycholoog heeft geen uitspraak gedaan over de mate van toerekenbaarheid betreffende de feiten 5 en 6.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de voornoemde psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages.
De conclusie van de psycholoog luidt – voor zover hier van belang – zakelijk weergegeven als volgt:
Verdachte is lijdende aan een psychische stoornis in de vorm van een autismespectrumstoornis en een lichte stoornis in cannabisgebruik. Voornoemde stoornissen waren tevens aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Ook was ten tijde van het tenlastegelegde sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Voornoemde stoornissen hebben verdachtes gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde ook beïnvloed. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was tevens sprake van een (beginnend) psychotisch toestandsbeeld dat hem in zijn denken, voelen en handelingen stuurde. Geadviseerd wordt om feit 1 en 4 in verminderde mate toe te rekenen, waarbij het mogelijk is dat deze feiten in het geheel niet toe te rekenen zijn. Tevens wordt geadviseerd om feiten 2 en 3 niet toe te rekenen. Omtrent feit 5 kan geen uitspraak worden gedaan. Bij feiten 2 en 3 werden verdachtes denken, voelen en handelen volledig ingegeven door een paranoïde waan en had hij geen vrijheid van handelen hierin. Bij feiten 1 en 4 werden de feiten niet duidelijk ingegeven door een waan, maar hebben de autismespectrumstoornis en psychotische stoornis betrokkene waarschijnlijk wel belemmerd in zijn denken, voelen en handelen.
De conclusie van de psychiater luidt – voor zover hier van belang – zakelijk weergegeven als volgt:
Er is bij verdachte sprake van een autismespectrumstoornis, een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, een ernstige stoornis in cannabisgebruik, en antisociale persoonlijkheidstrekken. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Voornoemde stoornissen hebben verdachtes gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde ook beïnvloed. Verdachte was door zijn psychotische toestandsbeeld en autistische stoornis niet meer in staat om rationeel denken of te handelen. Verdachte had in enige mate ook zelf schuld aan het ontstaan van deze psychose, door gevaarlijke situaties op te zoeken of impulsieve dingen te doen, fors cannabis te gebruiken en te stoppen met zijn medicatie. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde in zijn geheel in een verminderde mate toe te rekenen.
Uit voornoemde rapportages volgt dat de hiervoor genoemde stoornissen aanwezig waren ten tijde van het bewezen verklaarde en dat deze stoornissen verdachte zodanig hebben beïnvloed dat zijn gedrag en keuzes van zijn handelingen daaruit (deels) verklaard kunnen worden. Het vereiste causale verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de stoornissen is dan ook aanwezig.
Op grond van bovengenoemde rapporten, en met de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat feit 1, 4 en 5 aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Hoewel verdachte ten tijde van die feiten onder invloed was van ziekelijke stoornissen, is de rechtbank van oordeel dat van die feiten kan worden gesteld dat bij verdachte (enigszins) sprake was van doelgericht en rationeel handelen. Verdachte heeft de feiten met een zekere bewustheid gepleegd. Verdachte is gericht naar zijn moeder gegaan en stelt dat hij de bedreiging heeft geuit om zo zijn moeder te bewegen, zich te gedragen in een door hem gewenste zin. Ook de aanschaf van het wapen en de door verdachte genoemde reden waarom hij tot de aanschaf van het wapen is overgegaan, laten een zekere bewustheid van handelen zien.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair en feit 3 is de vervolgvraag of verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar is, zoals de psycholoog heeft geadviseerd, of dat het aan verdachte zelf (deels) te wijten is dat hij in een psychose is beland waarin hij aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heeft mishandeld (de zogenoemde culpa in causa), zoals door de psychiater is geadviseerd. Dit laatste zou betekenen dat verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar is te beschouwen.
Verdachte is een aantal dagen voor het bewezen verklaarde gestopt met de inname van zijn medicatie, omdat hij naar eigen zeggen niet afhankelijk van medicatie wilde zijn. Ook heeft verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde veel geblowd en heeft hij weinig geslapen. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde handelingen van verdachte niet kunnen worden gezien als een vrije keuze waarbij hij de gevolgen daarvan volledig kon of had moeten kunnen overzien. Het is inherent aan verdachte zijn ziektebeeld dat hij de gevolgen van het wegvallen van medicatie niet kon overzien.
Tevens kan uit het onderzoek naar verdachte niet worden afgeleid dat verdachte ten tijde van de hem verweten feiten wist dat cannabisgebruik bij hem tot een psychose zou kunnen leiden. Uit de rapporten blijkt namelijk niet dat verdachte eerder hallucinaties, wanen of een psychose heeft gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet aan verdachte zelf te wijten is dat hij in een psychose is beland. Met dit standpunt wijkt de rechtbank dan ook af van de conclusies van de psychiater. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte ten aanzien van feit 2 subsidiair en feit 3 niet strafbaar is, omdat de bewezen verklaarde feiten hem wegens ziekelijke stoornissen van zijn geestvermogens niet kunnen worden toegerekend. Het irrationeel handelen van verdachte, gericht tegen willekeurige slachtoffers, blijkt ook uit het handelen van verdachte direct volgend op de onder 2 subsidiair en 3 beschreven gedragingen.
De rechtbank zal verdachte daarom ten aanzien van feit 2 subsidiair en 3 ontslaan van alle rechtsvervolging.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 585 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en zoals opgenomen in de schorsingsbeslissing d.d. 18 januari 2023.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat hij zich kan vinden in de modaliteit die de officier van justitie voorstelt, maar dat het voorwaardelijk strafdeel beperkter dient te zijn. Tevens heeft de verdediging verzocht om bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel te verbinden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van voornoemde psycholoog en psychiater, het reclasseringsrapport d.d. 14 februari 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in één weekend, onder invloed van stoornissen, waaronder een psychose, schuldig gemaakt aan meerdere geweldsfeiten, een bedreiging en het voorhanden hebben van een pistool met munitie. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Daar komt bij dat feiten als de onderhavige bijdragen aan de in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Dat geldt te meer omdat een deel van de feiten op de openbare weg in het centrum van Leeuwarden zijn gepleegd, en er twee willekeurige slachtoffers zijn gevallen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt in de straftoemeting mee dat ten aanzien van feit 2 subsidiair en 3 geen straf opgelegd kan worden, en feit 1, 4 en 5 in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend. De rechtbank ziet hierin aanleiding om sterk af te wijken van de strafeis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, een passende straf. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van 273 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank nader te noemen bijzondere voorwaarden verbinden.
De rechtbank zal de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarde van een klinische opname en het innemen van medicatie, zoals opgenomen in de schorsingsbeslissing d.d. 18 januari 2023, niet opleggen. Mocht verdachte door zijn stoornissen opnieuw ernstig nadeel veroorzaken, ligt het op de weg van de officier van justitie om een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor te bereiden en in dat kader een verzoek in te dienen bij de rechtbank. Ook ziet de rechtbank af van de geadviseerde elektronische monitoring, omdat de rechtbank geen problemen verwacht bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal tot slot het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen en niet teruggegeven goederen worden onttrokken aan het verkeer. De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank onttrekt de nader te noemen goederen aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 53,58 ter vergoeding van materiële schade en
€ 950,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [ [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Daarnaast is verzocht een contactverbod op te leggen als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht;
2. [ [benadeelde partij] , tot een bedrag van € 476,35 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De officier van justitie heeft gevorderd dat het verzoek van [slachtoffer 4] om aan verdachte een contactverbod op te leggen wordt afgewezen, nu de benadeelde partij een willekeurig slachtoffer was. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij] heeft de officier van justitie gevorderd de vordering slechts toe te wijzen voor wat betreft de aankoop van de achterklep á € 146,35, nu alleen dat deel van de vordering voldoende is onderbouwd, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsman verzocht het immateriële deel te matigen, en heeft hij zich voor wat betreft het materiële deel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 4] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot heeft de raadsman, net als de officier van justitie, verzocht de vordering van [benadeelde partij] slechts toe te wijzen tot een bedrag van
€ 146,35 ter vergoeding van de achterklep, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van [slachtoffer 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 4] ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal het verzoek om aan verdachte een contactverbod op te leggen afwijzen, nu de benadeelde partij [slachtoffer 4] een willekeurig slachtoffer was van het door de verdachte gepleegde bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat verdachte contact zal zoeken met de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
De vordering van [benadeelde partij]
De rechtbank acht feit 6, waaruit de schade zou zijn ontstaan, niet bewezen. De benadeelde partij [benadeelde partij] zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 57, 60a, 285, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en 6 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart het onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van feit 2 subsidiair en 3 van alle rechtsvervolging.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1, 4 en 5 tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 273 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

dat de veroordeelde zich na het ingaan van zijn proeftijd blijft melden bij de reclassering vanVerslavingszorg Noord-Nederland te Leeuwarden. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt,laat behandelen door Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord-Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met mevrouw [slachtoffer 1]
, geboren op [geboortedatum] (slachtoffer en moeder van veroordeelde), heeft of zoekt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
4. dat de veroordeelde zich gedurende het reclasseringstoezicht, of zoveel korter als de reclasseringdit nodig acht, niet bevindt op [adres] en zich niet bevindt binnen het gebied begrensd door de [adres], [adres] en [adres] te Leeuwarden als aangegeven op de aan dit vonnis gehechte kaart en welke kaart deel uitmaakt van dit vonnis;
5. dat de veroordeelde meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om hetmiddelengebruik te beheersen. De veroordeelde werkt mee aan ieder door de reclassering te bepalen urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest).
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De politie houdt toezicht op de naleving van het contactverbod en locatieverbod.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen goederen:

  • Wapen (Omschrijving: 1495166)
  • Mes (Omschrijving: 1495167, Gerber Machette)
Ten aanzien van feit 5:

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen goederen:

  • Pistool (Omschrijving: 1495160, sm Liberty)
  • Patroonhouder (Omschrijving: 1495162, sm Liberty)
  • Patroon (Omschrijving: 1495165)
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 1.003,58 (zegge: duizendendrie euro en achtenvijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.003,58 (zegge: duizendendrie euro en achtenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 53,58 aan materiële schade en € 950,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 4] te betalen:
  • het bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat te betalen een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 250,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst af het verzoek van [slachtoffer 4] tot het opleggen van een contactverbod aan verdachte.
Ten aanzien van feit 6:
Verklaart de vordering van
[benadeelde partij]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [benadeelde partij] haar eigen proceskosten draagt.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 03 maart 2023.
Mr. M. Brinksma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.