ECLI:NL:RBNNE:2023:853

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
18.268760.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging na bewezenverklaring van stalking, bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking, bedreiging en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 februari 2021 tot en met 1 november 2021 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffer 1 door ongewenste berichten te sturen via sociale media en zich in de nabijheid van het slachtoffer op te houden. Daarnaast heeft de verdachte op 30 juni 2021 een raam vernield dat toebehoorde aan slachtoffer 2 en is hij wederrechtelijk de woning van slachtoffer 2 binnengedrongen. Op 1 november 2021 heeft de verdachte slachtoffer 3 bedreigd met de dood. De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard, omdat hem de ten laste gelegde feiten niet konden worden toegerekend, gezien zijn geestelijke toestand. De rechtbank heeft echter wel een gemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd, evenals een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, om het recidiverisico te beheersen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende informatie was om de schade te beoordelen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.268760.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 7 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 september 2022 en 21 februari 2023.
Verdachte is op 21 februari 2023 niet verschenen. Als advocaat was op beide data aanwezig mr. J.S. Özsaran, advocaat te Groningen. Zij was door verdachte niet gemachtigd om namens hem het woord te voeren.
Het openbaar ministerie is op beide data ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 1 november 2021 te Marum en/of Oostwold, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door (telkens) ongewenst die [slachtoffer 1] veelvuldig, althans meermalen via de e-mail en/of Facebook Messenger, althans via sociale media berichten toe te sturen en/of zich op te houden in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of in de nabijheid van de woning van die
[slachtoffer 1] en/of via (een) familielid(leden) van die [slachtoffer 1] contact te zoeken (via sociale media) en/of de aandacht te trekken van die [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2021 te Oostwold, gemeente Westerkwartier, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of een olielamp, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 30 juni 2021 te Oostwold, gemeente Westerkwartier, in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, aan de [adres] , bij een ander, te weten bij
[slachtoffer 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
4.
hij op of omstreeks 2 september 2021 te Marum, gemeente Westerkwartier, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing van 17 juli 2021 gegeven door de officier van justitie te Arrondissementsparket Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
zich niet zal ophouden in de [adres] te Marum en niet in de [adres] te Oostwold (gemeente Westerkwartier), voor wat betreft het deel van de [adres] tussen de [adres] en [adres] en/of zich zal onthouden van contact met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] , door noch direct, noch indirect op enigerlei wijze (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, niet middels persoonlijk contact, niet schriftelijk) contact zal hebben met bovengenoemde persoon;
5.
hij op of omstreeks 1 november 2021 te Marum, gemeente Westerkwartier, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen
"ik had haar moeten vermoorden toen ik twintig was. In koele bloede. Dan was alles beter geweest. Ik bedoel hier mee mijn moeder" en/of
"als ik los kom dan pak ik mijn moeder" en/of
"ik vermoord mijn moeder of zij mij", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
hij op of omstreeks 1 november 2021 te Marum, gemeente Westerkwartier, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of afzuigkap in de keuken en/of een televisie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting geen verklaring afgelegd. De raadsvrouw was niet gemachtigd om namens verdachte het woord te voeren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
ten aanzien van feit 1
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 1 juli 2021, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021175170 van 6 oktober 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik heb kortstondig een relatie gehad met [verdachte] . Ik woon in Marum.
Drie weken geleden hoorde ik van zijn zus dat hij op Facebookmessenger nog steeds contact met mij zocht. Ik zag dat er in de periode tussen begin maart 2021 tot ongeveer een week geleden talloze berichten, filmpje en foto’s waren verstuurd vanaf een Facebook-account genaamd ‘ [verdachte] ’. Ik heb dit niet allemaal geteld, maar het zijn er eerder duizenden dan honderden. Ik zag dat er soms op 1 dag wel meer dan honderd berichten naar mij waren gestuurd vanuit dit account. Ik herken de manier van schijven en de algemene tendens van deze berichten als de manier waarop [verdachte] mij altijd brieven stuurde.
Ik heb inmiddels van 2 maanden berichten omgezet naar een word-bestand en zit inmiddels al op meer dan 150 pagina's aan tekst. Dit is misschien nog maar de helft van de berichten. Daarnaast stuurt hij ook nog foto's en filmpjes. Vaak filmt hij dingen uit zijn woning of leefomgeving. Ook zie ik soms beelden van hem zelf. Ik heb gelezen dat hij meerdere malen aangeeft dat ik hem een vriendschapsverzoek zou heb gestuurd. Dit heb ik echter nooit gedaan.
In de nacht van 29 op 30 juni 2021 is [verdachte] bij mijn woning geweest. Ik zag in de ochtend van 30 juni 2021 een big shopper voor mijn woning staan. Deze herkende ik niet en stond er de avond daarvoor nog niet. Ik legde toen direct eigenlijk al de link met [verdachte] . Mijn dochter gaf aan dat zij 's nachts iemand had horen schreeuwen. Mijn dochter slaapt aan de voorzijde van de woning. De tas stond bij de voordeur.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 juli 2021 metbijlagen, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 1 juli 2021 deed [slachtoffer 1] aangifte van stalking. Op 30 juni 2021 zag zij een big shopper voor haar woning staan. Ik zag dat er allerlei goederen in de tas zaten. De goederen die op dit moment naar verdachte [verdachte] zijn te herleiden zijn een kaartje aan hem gericht, een werkstuk met de naam [verdachte] , foto's waarop [verdachte] zelf staat.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
15 september 2021 met bijlagen, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik was in Marum bij aangeefster [slachtoffer 1] om gegevens op te halen die zij had verzameld van haar Facebook account. Zij heeft de tekstberichten in een Word bestand gezet en op een gegevensdrager gezet. Ik zag dat het bestand 362 pagina’s groot was. In de teksten las ik veelvuldig de naam [verdachte] en de naam [slachtoffer 1] . Ik zag dat het begon op 4 maart 2021 en eindigde op 3 juli 2021. Op 2 september 2021 kreeg ik van [slachtoffer 1] bericht dat zij op haar werkaccount van Facebook, genaamd [account] , was benaderd door het account [verdachte] . Zij had de berichten verzameld en verwerkt in een Word bestand. Ik zag dat het bestand bestond uit 11 pagina's tekst en foto's. Ik zag dat er berichten in stonden van 16 juli 2021, 14 augustus 2021 t/m 20 augustus 2021. Ik herkende op een van de foto's de verdachte [verdachte] . Ook stond zijn naam in de berichten alsook de naam van [slachtoffer 1] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
17 juli 2021 met bijlagen, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte: V (vraag verbalisant): Je hebt begin dit jaar een Facebook account geopend.
A (antwoord verdachte): Ja, dat klopt. Dit is een account onder de naam [verdachte] . Dit was met de bedoeling om contact te krijgen met [slachtoffer 1] . Ik was er ook achter gekomen dat je berichten via Messenger kon versturen zonder "vrienden" te zijn. Ik heb [slachtoffer 1] op Facebook bezocht en haar toen een message gestuurd. Dat is een aantal maanden zo doorgegaan. Ik had heel erg veel vragen aan [slachtoffer 1] . Ik had heel erg veel behoefte om met haar over zaken te praten. Ik wilde zaken helder krijgen en ik dacht dat ik op deze wijze antwoorden op veel vragen zou krijgen. Ik denk dat ik in de periode van februari 2021 tot heden wel 200 berichten gestuurd heb. Die berichten heb ik bewust naar [slachtoffer 1] gestuurd. Ik hou van haar, nog steeds. Ze zit gewoon in mijn hoofd. Ik heb mijn eigen gevoelens verwoord in al die berichten.
V: Op 29 juni 2021 ben je kennelijk naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan.
A: Klopt. Via Facebook kwam ik erachter hoe haar huis eruit ziet. Ik had persoonlijke dingen voor haar verstopt als een soort paashaas. Ik had haar een berichtje gestuurd waar die goederen lagen. De spullen lagen op een pad in de wijk. Ik wilde proberen om iets te bewerkstelligen, om iets op te bouwen. Daarna heb ik nog een keer een pakketje met goederen van mij op een paadje tussen onze woningen gelegd. Ook nu had ik [slachtoffer 1] weer een berichtje gestuurd. Dit pakketje werd niet opgehaald. Ik heb dit pakketje opgehaald en het pakketje in haar tuin gelegd. Dat was dus in de nacht van 29 op 30 juni 2021. Het pakketje was verpakt in een tas van de Makro. In het pakketje zaten persoonlijke spullen. U toont mij een aantal foto's van de spullen uit de tas. Alles wat u op de foto's laat zien is van mij. Ik heb allemaal persoonlijke spullen aan [slachtoffer 1] willen geven om haar vertrouwen te winnen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2021, opgenomen op pagina 44 van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021299895 van 4 november 2021, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 2 november 2021 werd ik gebeld door [slachtoffer 1] . Zij vertelde mij dat zij gisteren,
1 november 2021, een doos oud papier buiten zette bij haar woning in Marum. Op dat moment kwam de haar bekende [verdachte] aanrijden in zijn personenauto. Hij stopte op de straat ter hoogte van haar woning. Hij draaide het raampje van de auto en gooide een puzzeldoos uit het raam in haar richting.
[slachtoffer 1] vertelde mij ook dat [verdachte] vorige week een pakketje in het [café] in Marum had afgegeven, wat men daar aan [slachtoffer 1] moest geven. Dit is een café waar zij ook regelmatig met haar vrienden komt. In het pakket zaten kaartjes waarop hartjes getekend waren. Ze vertelde ook dat de puzzeldoos die [verdachte] naar haar gooide, dat daar ook een brief bij zat.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
1 november 2021, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik kwam bij mijn oude liefde langs. Dit is [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ). Ik ben vandaag door de straat heen gereden. Ik kwam een brief afleveren. Er stond een hulpverzoek in.
ten aanzien van de feiten 2 en 3
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 1 juli 2021 met bijlagen, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021175170 van 6 oktober 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 30 juni 2021 ben ik uit mijn woning aan de [adres] in Oostwold vertrokken. Ik heb de woning afgesloten en in goede staat achter gelaten. Ik ben omstreeks 21:15 uur terug gekomen bij mijn woning in Oostwold. Bij aankomst ontdekte ik dat de garagedeur van mijn garage open stond. Ik zag dat op het dak van mijn garage mijn ladder lag. Ik zag daarna dat een raam van een kamer in mijn woning kapot was. Ik zag in de woning dat in deze kamer een stoeptegel lag. Ik zag dat op deze stoeptegel een sigarettenpeuk lag. Deze sigarettenpeuk kan niet van mij zijn aangezien ik niet rook.
In de garage zag ik dat een olielamp die in de vensterbank stond deels kapot op de grond lag.
Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd:
- Foto's van de woning.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
17 juli 2021 met bijlagen, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik beken dat ik deze inbraak gepleegd heb. In Oostwold liep ik over de [adres] . Daar kwam ik langs de woning van [slachtoffer 2] . Als u zegt dat dit het [adres] betreft, dan kan dat heel goed kloppen. Ik had het vermoeden dat er niemand thuis was. Ik zag dat tegen de woning een ladder lag. Ik heb deze ladder gepakt. Hierna heb ik de ladder tegen de garage aangezet. De garage heeft een plat dak. Op het dak lagen stoeptegels. Ik heb een van de tegels gepakt en door een raam gedrukt. Het raam ging hierdoor kapot. Hierna heb ik de scherven verwijderd, waarna ik in de woning kon klimmen. Ik denk dat ik, toen ik met de scherven bezig was, een sigaret heb weggelegd.
ten aanzien van feit 4
1. Een schriftelijk stuk, te weten een door de officier van justitie gegeven beslissing gedragswijzigingter beëindiging van ernstige overlast, uitgereikt op 17 juli 2021, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Beveelt de verdachte zich te onthouden van contact met [slachtoffer 1] . Bepaalt dat zulks met zich brengt dat verdachte noch direct, noch indirect op enigerlei wijze (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, niet middels persoonlijk contact, niet schriftelijk) contact zal hebben met bovengenoemde persoon.
De gedragsaanwijzing gaat in met ingang vanaf heden en blijft van kracht t/m 15 oktober 2021.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 september 2021,opgenomen op pagina 37 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 2 september 2021 kreeg ik van [slachtoffer 1] bericht dat zij op haar werkaccount van Facebook, genaamd [account] , was benaderd door het account [verdachte] .
Op 17 juli 2021 was door de Officier van Justitie een Gedragsaanwijzing opgelegd aan de verdachte [verdachte] , waarin nadrukkelijk stond dat hij geen enkel contact mocht zoeken met [slachtoffer 1] . Door het sturen van de berichten naar de account [account] , wat bij [slachtoffer 1] behoorde, heeft hij zich niet aan de voorwaarden van de Gedragsaanwijzing gehouden. Deze Gedragsaanwijzing was geldig tot 15 oktober 2021.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
6 oktober 2021, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: De vorige gedragsaanwijzing van 17 juli 2021 is je uitgereikt op het politiebureau. Wij hebben begrepen dat jij je hier niet aan hebt gehouden.
A: Ja dat klopt.
V: Uit onderzoek blijkt dat jij weer contact hebt gezocht met [slachtoffer 1] op haar werkaccount van Facebook met de naam [account] .
A: Ja dat klopt.
ten aanzien van de feiten 5 en 6
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 2 november 2021,opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021299895 van 4 november 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Mijn zoon [verdachte] is gisteren aangehouden voor vernieling. Hij heeft daarover verklaard en ik heb begrepen dat hij ook dingen over mij heeft gezegd die bedreigend overkomen. Mij zijn zojuist enkele citaten voorgelezen uit zijn verklaring. Hij is zodanig in de war dat ik niet uitsluiten kan dat hij mij fysiek zal aanvallen. Mijn man is gisteren de woning voor hem uit gevlucht, dat zegt genoeg over hoe de situatie was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 1 november 2021 metbijlagen, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij] :
Op 1 november 2021 keek ik uit op de straat voor de woning van mij en mijn vrouw te Marum. Ik zag dat de blauwe Peugeot van mijn zoon (de rechtbank begrijpt: verdachte) voor mijn woning stond. Even later hoorde ik dat hij met veel kabaal het huis binnen kwam. Ik zag dat er glas op de vloer lag en dat hij de afzuigkap van de keuken in zijn handen had. Ik zag dat mijn televisie vernield was. Daarna zag ik dat het ruitje van de deur tussen de keuken en de gang vernield was. Ik zag dat de plek, waar de afzuigkap in de keuken zat, helemaal verbogen en afgebroken was. Deze afzuigkap heeft mijn zoon kapot gegooid.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
1 november 2021, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik had haar moeten vermoorden toen ik twintig was. In koelen bloede. Dan was alles beter geweest. Ik bedoel hiermee mijn moeder.
V: Er is aangifte tegen jou gedaan ter zake vernieling. Er zijn goederen kapot gemaakt in de woning van jouw ouders. Er wordt gezegd dat jij dit hebt gedaan. Klopt dit?
A: Ik heb de spullen kapot gemaakt. Dit ontken ik niet. Ik zeg gewoon ‘als ik los kom en mijn moeder is ook los dan pak ik haar’. Noteer dat maar. Laat mij niet gaan als mijn moeder ook vrij loopt. Of ik vermoord mijn moeder of zij mij. Ik pak haar als je mij vrij laat lopen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 februari 2021 tot en met 1 november 2021 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door telkens ongewenst die [slachtoffer 1] veelvuldig via Facebook Messenger berichten toe te sturen en/of zich op te houden in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen en/of te dulden;
2.
hij op 30 juni 2021 te Oostwold, gemeente Westerkwartier, opzettelijk en wederrechtelijk een raam, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft vernield;
3.
hij op 30 juni 2021 te Oostwold, gemeente Westerkwartier, in de woning aan de [adres] , bij een ander, te weten bij [slachtoffer 2] in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
4.
hij op 2 september 2021 te Marum, gemeente Westerkwartier, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing van 17 juli 2021 gegeven door de officier van justitie te Arrondissementsparket Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet zal ophouden in de [adres] te Marum en/of zich zal onthouden van contact met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , door noch direct, noch indirect op enigerlei wijze (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, niet middels persoonlijk contact, niet schriftelijk) contact zal hebben met bovengenoemde persoon;
5.
hij op 1 november 2021 te Marum, gemeente Westerkwartier, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik had haar moeten vermoorden toen ik twintig was. In koelen bloede. Dan was alles beter geweest. Ik bedoel hiermee mijn moeder" en "Als ik los kom dan pak ik mijn moeder." en "Ik vermoord mijn moeder
of zij mij.";
6.
hij op 1 november 2021 te Marum, gemeente Westerkwartier, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en afzuigkap in de keuken en een televisie, die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] toebehoorden, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

belaging;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, vernielen;
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd;
5. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
6. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de Pro Justitia rapportage van 26 augustus 2022, opgemaakt door L.J.H. Kuipers, psychiater, en R. Haveman, GZpsycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (PBC).
De conclusie van deze rapportage luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een chronisch psychotische kwetsbaarheid waarbij eveneens sprake is van een stemmingscomponent. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van een stimulantium (amfetamine). Gelet op het beloop van de psychiatrische problematiek en de chronische aard van de vastgestelde stoornissen, kan worden gesteld dat deze ook aanwezig waren in de periode van de ten laste gelegde feiten. Geadviseerd wordt om verdachte de ten laste gelegde feiten niet toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motivering van de maatregel terbeschikkingstelling

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem de ten laste gelegde feiten niet kunnen worden toegerekend, en gevorderd dat aan verdachte een maatregel van terbeschikking-stelling (hierna ook: tbs) met verpleging van overheidswege wordt opgelegd. De officier van justitie heeft gesteld dat het aannemelijk is dat verdachte de bedreiging richting zijn moeder ook daadwerkelijk zou uitvoeren, zodat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom heeft de officier van justitie een ongemaximeerde tbs-maatregel gevorderd. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat sprake moet zijn van een gemaximeerde tbs, heeft de officier van justitie naast de tbs-maatregel de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd, zodat er na afloop van de tbsmaatregel nog toezicht op verdachte mogelijk is. Dit is noodzakelijk, gelet op het hoge recidiverisico, de al lang aanwezige psychiatrische problematiek en het feit dat verdachte geen ziekte-inzicht heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank acht geslagen op de over verdachte opgemaakte psychiatrische en psychologische PBC-rapportage van 26 augustus 2022.
Uit het rapport volgt dat beide deskundigen het recidiverisico op gelijkwaardige delicten als de onderhavige hoog inschatten. De bij verdachte vastgestelde psychotische kwetsbaarheid met chronische waanideeën en gebrekkige realiteitstoetsing zullen zonder behandeling ook in de toekomst van grote invloed zijn op het recidivegevaar. Zeker indien er sprake is van verlies aan externe structuur of mogelijke terugval in gebruik van amfetamine (en/of andere middelen), dat psychotische klachten kan doen verergeren en kan leiden tot gedragsontregeling. Indien deze situatie voortduurt en verdachte in hetzelfde gedragspatroon vervalt, zal hij verder verstrikt raken in teleurstelling, zal de frustratie oplopen en zal zijn toekomstperspectief zodoende verslechteren. Dit zou het risico alleen nog maar verhogen, waarbij zowel een sterk verhoogd risico op agressie naar derden zal ontstaan, maar ook op (auto-)agressie in de vorm van suïcide. Verdachte heeft in het geheel geen ziektebesef en ziekte-inzicht en is dan ook niet intrinsiek gemotiveerd om behandeling aan te gaan.
Om het recidiverisico te verminderen is langdurige klinische behandeling binnen een hoog beveiligingsniveau (zoals een FPK) noodzakelijk.
De deskundigen hebben de rechtbank geadviseerd aan verdachte de (gemaximeerde) tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank is gelet op de inhoud van bovenstaande rapportage, de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, en de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de overige over hem opgemaakte rapportages, van oordeel dat de oplegging van de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege passend en geboden is.
De rechtbank overweegt dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Blijkens de psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Voorts betreffen de door verdachte begane feiten - voor zover hier van belang - de misdrijven omschreven in de artikelen 285, eerste lid en 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist bovendien dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de totale duur van de maatregel wel gemaximeerd is, gelet op de aard van de feiten. Bedreiging kan niet zonder meer worden gekarakteriseerd als een geweldsmisdrijf en dus als een misdrijf dat was gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier naar voren komen en die een rol hebben gespeeld bij de bewezenverklaarde feiten zijn zorgwekkend, maar naar het oordeel van de rechtbank bestaat er onvoldoende grond om te oordelen dat de gedragingen van verdachte onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e, eerste lid Sr.
Dit brengt met zich mee dat de totale duur van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven gaat.

Motivering van de maatregel langdurig toezicht ex artikel 38z Sr.

De rechtbank ziet voorts aanleiding om een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.
Ook in dit verband heeft de rechtbank acht geslagen op de hierboven reeds aangehaalde PBCrapportage. Hieruit volgt dat verdachte langdurige waanideeën heeft richting zijn moeder en het slachtoffer dat hij heeft gestalkt. De kans op recidive is hoog en om dit risico in te perken is een langdurige behandeling nodig. Verdachte heeft echter geen ziekte-inzicht en ziektebesef en is niet gemotiveerd om behandeling aan te gaan.
Door het opleggen van de maatregel ex artikel 38z Sr wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de tbs-maatregel onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan bestaande risico’s noodzakelijk is.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.840,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard wegens een gebrek aan onderbouwing.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 38z, 57, 138, 184a, 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Legt aan verdachte op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
ten aanzien van feit 6
Verklaart de vordering van [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2023.