ECLI:NL:RBNNE:2023:838
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde B.H. Wezeman, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 6 oktober 2022 de opvolgende asielaanvraag van eiser had afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit was genomen op basis van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, g, en h, van de Vreemdelingenwet 2000.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld samen met het beroep, dat geregistreerd was onder zaaknummer NL22.20206. Tijdens de zitting op 20 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep van verzoeker in de zaak NL22.20206. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om die reden afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.