ECLI:NL:RBNNE:2023:828

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
18.084488.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldwitwassen en witwassen met vrijspraak voor oplichting en valsheid in geschrift

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van schuldwitwassen, witwassen, medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift. De Noordelijke Fraudekamer heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van oplichting en valsheid in geschrift, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de onjuistheden in het businessplan dat door zijn medeverdachte was opgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan schuldwitwassen, omdat hij had moeten vermoeden dat de ontvangen bedragen afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank benadrukte dat de verdachte als bestuurder van [bedrijf 1] verantwoordelijk was voor de aanvraag van een zakelijk krediet bij de Rabobank, dat was verkregen onder valse voorwendselen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de rol van de verdachte in het geheel, wat leidde tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen behandeld, waarbij enkele voertuigen verbeurd zijn verklaard en een motorfiets aan de verdachte is teruggegeven.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.084488.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 7 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
8 februari 2023. De sluiting van het onderzoek heeft plaatsgevonden op 21 februari 2023.
Verdachte is ter terechtzitting van 8 februari 2023 verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is daarbij vertegenwoordigd door mr. drs. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 12 juli 2020, te Peize en/of Tynaarlo en/of Groningen en/of te Amsterdam en/of Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerkers van) de Coöperatieve Rabobank U.A.
(gevestigd te Amsterdam), heeft bewogen tot
  • afgifte van (in totaal) 987.000 euro, althans 422.250 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, en/of- het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een overeenkomst van zakelijke financiering of kredietverlening/lening (ter hoogte van 987.000 euro) aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of verdachte en/of zijn medeverdachte, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven -
  • de Rabobank benaderd en/of bij die Rabobank een aanvraag gedaan voor toekenning van eenzakelijke financiering of krediet/lening, ten behoeve van het certificeren en op de markt brengen van een (zogenaamd) revolutionaire en/of unieke uitvinding en/of product, te weten
een aardgasvrije/gasloze cv-ketel of elektrische warmtepomp dan wel warmwaterpomp, die
(zogenaamd) een hoge watertemperatuur (ongeveer 80 graden) zou kunnen bereiken zonder hogere gemiddelde electriciteits(verbruiks)kosten (vergeleken met de kosten van benodigd gasverbruik), en/of (daarbij)
- ten behoeve van die aanvraag en/of toekenning van dat krediet een vals/fictief, althans misleidend,‘businessplan’ opgemaakt of doen/laten opmaken en/of (doen/laten) toekomen aan die Rabobank, waarin (het naar behoren functioneren van) die uitvinding werd geclaimd en/of
uitgelegd en/of dat er al sinds 2017 aan een prototype van die uitvinding was gewerkt en/of geïnvesteerd in de ontwikkeling daarvan, en/of allerlei (andere) onjuiste (technische) informatie was opgenomen die die claim zou kunnen onderbouwen, en/of (tevens) bevattende een (fictieve) uiteenzetting van de (gemaakte en/of te maken) kosten van de ontwikkeling en/of het certificeren en/of op de markt brengen van die uitvinding, en/of waarin (ook) werd gesteld dat er contact en/of samenwerking zou zijn met een Chinees bedrijf dat betrokken zou zijn bij de
(gezamenlijke verdere) ontwikkeling van die uitvinding,en/of
- een of meer andere bonafide persoon/personen met een goede reputatie in het bedrijfsleven benaderd en/of overtuigd, althans bewogen, om zich investerend en/of ondersteunend te verbinden aan (de exploitatie van) die uitvinding en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of ook (deels) en mee te schrijven aan dat businessplan, en/of (vervolgens) die persoon/personen ook in stelling gebracht en/of doen/laten optreden ten behoeve van die exploitatie en/of naar de Rabobank, hetgeen bijdroeg voor die Rabobank aan de geloofwaardigheid en/of betrouwbaarheid van verdachte(n) en/of [bedrijf
1] en/of [bedrijf 2] en/of (daarmee) ook van die aanvraag, en/of (ook)
- die Rabobank (andere) onjuiste informatie verstrekt of doen/laten verstrekken, althans juisteinformatie onthouden, met betrekking tot de opleiding en/of werkervaring van verdachte
[medeverdachte] en/of de testresultaten en/of het naar behoren functioneren van die uitvinding en/of de certificering en/of (door)ontwikkeling en/of het op de markt brengen van die uitvinding, en/of - bij die Rabobank doen/laten voorkomen dat [bedrijf 2] al een of meer klant(en)/afnemer(s) had, althans zicht had op een of meer (betalende) klant(en)/afnemer(s), en/of
  • een of meer reguliere en/of bestaande warmtepompen/ketels aangeschaft (afkomstig uit China en/ofbesteld via internet) en/of (doen/laten) voorzien van een sticker/logo van [bedrijf 2] en/of (tevens) een of meer bijbehorende Engelstalige handleidingen van een sticker/logo van [bedrijf 2] (doen/laten) voorzien, en/of (aldus) geleverd en/of getoond aan een of meer klant(en)/afnemer(s) en/of het publiek, en/of (aldus)
  • jegens (die medewerkers van) die Rabobank zich heeft voorgedaan als bonafide ondernemer(s) en/of bonafide bestuurder(s) van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of bonafide aanvrager(s) van een zakelijke financiering of krediet/investering en/of bonafide beschikker(s) over een deugdelijk functionerende (revolutionaire en/of unieke) uitvinding, te weten een (unieke) aardgasvrije/gasloze cv-ketel of elektrische warmtepomp dan wel warmwaterpomp, waardoor (die medewerker(s) van) die Rabobank is/zijn bewogen tot bovengenoemde afgifte en/of die dienstverlening en/of het aangaan van die schuld en/of het teniet doen van die inschuld;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 8 oktober 2019, althans van 1 juni 2019 tot en met 12 juli 2020, te Peize en/of Tynaarlo en/of Groningen en/of
Amsterdam en/of Utrecht en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-een ‘businessplan’, althans bedrijfsplan, (in verband met een aanvraag en/of verkrijging van een krediet of financieringsfaciliteit voor de/het bedrijf/bedrijven [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of een of meer anderen), valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, dat geschrift geheel of grotendeels vals/fictief opgemaakt of doen/laten opmaken, althans valselijk op/in dat geschrift vermeld of doen/laten vermelden onjuiste informatie met betrekking tot: -de testresultaten van een revolutionaire en/of unieke uitvinding, te weten een gasvrije/gasloze cvketel en/of elektrische warmtepomp of warmwaterpomp en/of dat er sprake zou zijn van een unieke deugdelijk functionerende uitvinding/product, en/of
-de reeds gemaakte (ontwikkel)kosten van het prototype van die uitvinding, en/of
-het bestaan van een zakelijke (productontwikkel)relatie met het bedrijf [bedrijf 3] in China, en/of -de opleiding en/of werkervaring van verdachte [medeverdachte] , met het oogmerk om het (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; EN/OF
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 8 oktober 2019, althans van 1 juni 2019 tot en met 12 juli 2020 te Peize en/of Tynaarlo en/of Groningen en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift, bestemd om te dienen tot bewijs van enig feit, als ware het echt en onvervalst, te weten:
-een ‘businessplan’, althans bedrijfsplan,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat dat geschrift geheel of grotendeels vals/fictief opgemaakt was, althans, op/in dat geschrift valselijk was vermeld onjuiste informatie met betrekking tot:
-de testresultaten van een revolutionaire en/of unieke uitvinding, te weten een gasvrije/gasloze cvketel en/of elektrische warmtepomp of warmwaterpomp en/of dat er sprake zou zijn van een unieke deugdelijk functionerende uitvinding/product, en/of
-de reeds gemaakte (ontwikkel)kosten van het prototype van die uitvinding, en/of
-het bestaan van een zakelijke (productontwikkel)relatie met het bedrijf [bedrijf 3] in China, en/of
-de opleiding en/of werkervaring van verdachte [medeverdachte] ,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte dat geschrift aan (een of meer medewerkers van) het bedrijf Coöperatieve
Rabobank U.A. (gevestigd te Amsterdam), althans een bankinstelling, heeft doen/laten toekomen, in verband met een aanvraag en/of verkrijging van een krediet of financieringsfaciliteit, dan wel
opzettelijk zodanig geschrift heeft afgeleverd of voorhanden gehad, terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat geschrift bestemd was voor zodanig gebruik;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2019 tot en met 24 februari 2020, althans van 4 oktober
2019 tot en met 2 september 2020, te Peize en/of Tynaarlo en/of Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen, al dan niet van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft verdachte , meermalen, althans eenmaal, (telkens)tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
(van) een of meer voorwerp(en), te weten
-(telkens) een hoeveelheid geld, zijnde (in totaal ongeveer) 147.600 euro, zijnde
geldstortingen/overboekingen van bankrekening [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 2] naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 4] , en/of (tevens)
-(telkens) een hoeveelheid geld, zijnde (in totaal ongeveer) 63.525 euro, zijnde
geldstortingen/overboekingen van bankrekening [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 4] ,
zijnde (aldus) in totaal 211.125 euro, althans (telkens) een hoeveelheid geld,
  • de werkelijke aard en/of de herkomst verborgen en/of verhuld dan wel verborgen en/of verhuld wiede rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was en/of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, en/of
  • verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of gebruik gemaakt,
door, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, genoemde transacties uit te voeren/te (doen/laten) boeken en/of opdracht te geventot die transacties dan wel met die transacties in te stemmen of deze toe te laten, en/of
(aldus) die gelden te ontvangen op die bankrekening van [bedrijf 4] , zijnde een holding/bedrijf van verdachte, en/of
terwijl verdachte (mede) de beschikkingsmacht had over die bankrekening(en), en/of
(vervolgens) die gelden heeft besteed aan privé-uitgaven ten behoeve van verdachte, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte samen met medeverdachte
[medeverdachte] directeur en bestuurder was van [bedrijf 1] . Uit naam van dit bedrijf hebben zij willens en wetens een valse kredietaanvraag gedaan bij de Rabobank, waarbij aan de Rabobank ten onrechte is voorgehouden dat medeverdachte [medeverdachte] een revolutionaire uitvinding had gedaan, namelijk een zogeheten gasloze cv-ketel. Bij die kredietaanvraag is gebruik gemaakt van een vals en misleidend businessplan en op basis van dit businessplan heeft de Rabobank aan [bedrijf 1] een krediet verleend ter hoogte van
€ 987.000,00. Verdachte was in de visie van de officier van justitie op de hoogte van de onjuistheden in het businessplan en de daadwerkelijke herkomst van de ‘revolutionaire’ warmtepomp uit China. Terwijl verdachte wist dat de warmtepomp niet werkte zoals werd voorgesteld en er geen sprake was van een revolutionaire uitvinding heeft hij de kredietaanvraag toch doorgezet. Volgens de officier van justitie is daarmee sprake van vol opzet bij het oplichten van de Rabobank, maar heeft verdachte op zijn minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de Rabobank zou worden opgelicht (voorwaardelijk opzet).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting van de Rabobank, de subsidiair ten laste gelegde valsheid in geschrift met betrekking tot het businessplan en het witwassen van de bedragen die aan hem zijn overgemaakt en die afkomstig waren vanuit het door de Rabobank verstrekte krediet.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde witwassen heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de door hem ontvangen bedragen afkomstig waren van enig misdrijf.
Oordeel van de rechtbank

Inleiding 1

Op 12 juli 2020 heeft de Rabobank aangifte gedaan van valsheid in geschrift, (poging) oplichting en witwassen tegen [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en haar bestuurders, te weten verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Door [bedrijf 1] en haar bestuurders werd geclaimd dat [medeverdachte] in 2018 een gepatenteerde revolutionaire uitvinding heeft gedaan waardoor in Nederland de gasgestookte cvketel kan worden vervangen door een elektrische warmtepomp (de gasvrije cv-ketel genaamd) zonder dat dit leidt tot hogere (verbruiks)kosten. In de aangifte stelt de Rabobank dat uit onderzoek is gebleken dat geen sprake is geweest van een uitvinding maar dat [medeverdachte] bestaande warmtepompen in China heeft gekocht en die als revolutionaire uitvinding heeft gepresenteerd aan de Rabobank en het publiek. Zij stelt onder valse voorwendselen te zijn bewogen tot het aangaan van een kredietovereenkomst ter hoogte van € 987.000,00 aan voornoemde rechtspersoon en tot afgifte van dat geldbedrag. Dit zakelijk krediet is verstrekt op 8 oktober 2019.
2
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting
De rechtbank acht – net als de verdediging – niet bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan oplichting van de Rabobank. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van de aanvraag van het krediet bij de Rabobank samen met medeverdachte [medeverdachte] bestuurder was van [bedrijf 1] en dat zij tevens voor gelijke delen groot aandeelhouder waren van dit bedrijf. Op basis van de inhoud van het dossier kan worden geconstateerd dat het medeverdachte [medeverdachte] is geweest die heeft geclaimd dat hij een revolutionaire uitvinding heeft gedaan in de vorm van een gasloze cv-ketel. Vervolgens hebben zich meerdere mensen aan het project verbonden die elk een goede reputatie hadden opgebouwd in het bedrijfsleven. Uit de verklaringen van de diverse betrokkenen blijkt dat medeverdachte
[medeverdachte] de feitelijke leiding had binnen het bedrijf. Verdachte was wel op de hoogte van de financieringsaanvraag en hij is aanwezig geweest bij diverse gesprekken die omtrent de financiering hebben plaatsgevonden.
De basis voor de financieringsaanvraag is het businessplan van [bedrijf 1] geweest. Zowel door [naam 1] , [naam 2] als medeverdachte [medeverdachte] is verklaard dat het businessplan door hen is opgesteld, waarbij de (technische) gegevens met betrekking tot het functioneren van de gasloze cvketel voornamelijk door [medeverdachte] zijn aangeleverd. De rechtbank constateert op basis van deze verklaringen dat verdachte geen rol heeft gehad in het opstellen van het businessplan. Verdachte heeft verklaard dat hij het businessplan niet heeft gelezen en dat hij slechts gedeeltelijk (mondeling) op de hoogte is gesteld van de inhoud van dit plan; het tegendeel is niet gebleken. Ook uit de verklaring van [naam 3] , die namens de Rabobank de gesprekken voerde over de financiering, blijkt dat de rol van verdachte bij de financieringsaanvraag beperkt is geweest.
De officier van justitie heeft een aantal omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgens hem kan worden afgeleid dat verdachte ook opzet had op oplichting van de Rabobank. Hij wijst erop dat verdachte als bestuurder verantwoordelijkheid draagt en actief heeft bijgedragen aan (het verhaal van) [bedrijf 1] . In het bijzonder wijst hij erop dat verdachte op de hoogte is geweest van het feit dat door [medeverdachte] warmtepompen uit China werden besteld en dat die zonder enige aanpassing waren geleverd aan onder meer de vakschool [bedrijf 6] . Ook wist verdachte dat de geleverde warmtepompen niet voldeden aan de verwachtingen. Verder heeft verdachte de beschikking gehad over de testresultaten van de testen die door [bedrijf 7] waren uitgevoerd en wist hij dus dat hetgeen daarover aan de Rabobank werd voorgespiegeld, niet klopte. Tot slot heeft de officier van justitie erop gewezen dat een bedrag van ruim € 200.000,- uit het krediet direct na de verstrekking daarvan is betaald aan de privé-holding van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het bewijs dat verdachte er wetenschap van had dat hetgeen aan de Rabobank werd gepresenteerd onjuist was en ontbreekt daarmee het bewijs dat hij bij de aanvraag voor de toekenning van een zakelijke financiering het oogmerk heeft gehad om zichzelf en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen. Voor een bewezenverklaring van oplichting is dit wel vereist. De verklaring van verdachte, die er in de kern op neerkomt dat hij zich baseerde op de informatie van medeverdachte [medeverdachte] , vindt geen weerlegging in het dossier. Concreet bewijs dat verdachte wist of, gelet op bepaalde omstandigheden, wel moeten hebben geweten van de onjuistheid van deze informatie, ontbreekt.
De rechtbank constateert in het bijzonder dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij, op basis van hetgeen [medeverdachte] hem vertelde, in de veronderstelling verkeerde dat de eerder door hen aangebrachte veranderingen in de warmtepompen bij de productie in China reeds waren toegepast en dat deze warmtepompen dus volgens hetzelfde systeem werkten als waar
[medeverdachte] zijn patent voor had aangevraagd en gekregen. Op een later moment zou volgens verdachte het besturingssysteem, dat nog in ontwikkeling was, op deze warmtepompen worden aangebracht waarna de warmtepompen volgens plan zouden moeten functioneren. Met betrekking tot de testresultaten van [bedrijf 7] heeft verdachte verklaard dat hij deze niet kon begrijpen en dat hij hierbij volledig vertrouwde op de uitleg van [medeverdachte] . Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] hieromtrent verklaarde dat sprake was van wisselende testresultaten in verband met storingen, maar dat na plaatsing van een nieuwe buitenunit de resultaten over het algemeen positief waren. De rechtbank kan op basis van het dossier de juistheid van deze verklaringen niet met voldoende mate van zekerheid uitsluiten.
De rechtbank kan de officier van justitie volgen in zijn stelling dat verdachte als bestuurder verantwoordelijkheid draagt. Dat verdachte daarin is tekortgeschoten en op zijn minst beter op de hoogte had moeten zijn van hetgeen aan de Rabobank is gepresenteerd en ook de (on)juistheid daarvan, betekent echter nog niet dat hij het benodigde opzet (het oogmerk) heeft gehad op wederrechtelijke bevoordeling. Dat een aanzienlijk deel van het krediet terecht is gekomen bij verdachte en is gebruikt voor privédoeleinden, is ook niet voldoende. Daarbij is van belang dat voor een bewezenverklaring van (medeplegen van) oplichting, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, voorwaardelijk opzet niet voldoende is.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde valsheid in geschrift
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin wettig en overtuigend bewezen wat verdachte subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij ook daarvan zal worden vrijgesproken. Verdachte zijn betrokkenheid bij het opstellen van het businessplan is verwaarloosbaar geweest. Zoals hiervoor reeds is overwogen is het businessplan opgesteld door [naam 1] , [naam 2] en [medeverdachte] , allen vanuit hun eigen expertise. De (technische) gegevens van het product zijn aangeleverd door [medeverdachte] en de financieel inhoudelijke gegevens werden door [naam 2] aangeleverd. [naam 1] had ervaring met het maken van een businessplan vanuit zijn rol als leidinggevende bij [bedrijf 5] en had kennis van de markt. Uit de inhoud van het dossier blijkt niet dat verdachte in het opstellen van het businessplan enig aandeel heeft gehad. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden vastgesteld dat verdachte het businessplan, samen met anderen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst.
Aan verdachte is ook ten laste gelegd dat hij, samen met anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van het misleidende businessplan als ware dit echt en onvervalst. In lijn met hetgeen hiervoor reeds is overwogen, kan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet volgen dat verdachte op het moment dat gebruik is gemaakt van het businessplan (te weten bij de financieringsaanvraag) op de hoogte was van de precieze inhoud van dit plan, en voor zover hij dat plan wel kende, van de valsheden daarin. Niet bewezen is dus dat verdachte vol opzet had of de aanmerkelijke kans dat dit businessplan valsheden bevatte bewust zou hebben aanvaard. Verdachte zal derhalve tevens van het opzettelijk gebruik maken van het businessplan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde witwassen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde witwassen, deels in de vorm van opzetwitwassen, deels in de vorm van schuldwitwassen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voor de rechtbank staat vast dat medeverdachte [medeverdachte] , zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van de Rabobank en een poging daartoe. Hij heeft de Rabobank voorgehouden dat hij een gepatenteerde revolutionaire uitvinding heeft gedaan waardoor in Nederland de gasgestookte cvketel kan worden vervangen door een elektrische warmtepomp (de gasvrije cv-ketel genaamd) zonder dat dit leidt tot hogere (verbruiks)kosten. In de aangifte stelt de Rabobank dat uit onderzoek is gebleken dat geen sprake is geweest van een uitvinding maar dat [medeverdachte] bestaande warmtepompen in China heeft gekocht en die als revolutionaire uitvinding heeft gepresenteerd aan de Rabobank en het publiek.
3
De rechtbank stelt vast dat het bedrag van € 987.000,00, zijnde het verleende krediet dat door de
Rabobank is verleend als gevolg van de oplichting, op 8 oktober 2019 naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2] is overgemaakt.
4De tenlastegelegde overboekingen van in totaal € 211.125,- die vervolgens van de bankrekening van [bedrijf 2] naar de bankrekening van [bedrijf 4] zijn overgemaakt, zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook afkomstig uit misdrijf, namelijk oplichting. De criminele herkomst van deze overboekingen staat daarmee vast.
Periode 8 oktober 2019 tot en met 16 oktober 2019
Uit de rekeningmutaties kan worden vastgesteld dat in de periode van 8 oktober 2019 tot en met 16 oktober 2019 een bedrag van € 147.600,00 naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 4] is overgeboekt.
5[bedrijf 4] betreft de persoonlijke holding van verdachte.
6
Deze overboekingen bestonden uit een lening van € 75.000,00 en vier betalingen van ‘management fees’ ad € 18.150,00 met terugwerkende kracht over de maanden juli, augustus, september en oktober 2019. Verdachte heeft verklaard dat hij met betrekking tot deze overboekingen en de algehele gang van zaken achteraf denkt: “(…) holy ****. Dan denk je dat had een enorme alarmbel moeten zijn geweest.” Op dat moment zegt hij echter te zijn overgehaald door [naam 2] , [naam 1] en medeverdachte [medeverdachte] die tegen hem zeiden dat hij zichzelf niet zo moest wegcijferen.
7
Verder heeft verdachte verklaard dat hij de door hem ontvangen bedragen heeft gebruikt om schulden af te lossen, auto’s aan te schaffen en naar Disneyland Parijs te gaan met zijn gezin.
8
De rechtbank stelt vast dat verdachte op het moment van overboeking van deze bedragen bestuurder en groot aandeelhouder was van [bedrijf 2] In die hoedanigheid is verdachte medeverantwoordelijk geweest voor de aanvraag van de zakelijke financiering en heeft hij tevens de kredietovereenkomst met de Rabobank ondertekend. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in deze situatie verantwoordelijkheid draagt.
Verdachte heeft verklaard niet te hebben geweten dat de bedragen die aan zijn persoonlijke holding zijn overgemaakt van oplichting afkomstig waren en dat hij dit ook niet redelijkerwijs moest vermoeden. De rechtbank gaat daar niet in mee. In de situatie zoals hiervoor geschetst, had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verdachte gelegen om in zijn rol als bestuurder en grootaandeelhouder nader onderzoek te doen naar de financieringsaanvraag en de aan die aanvraag onderliggende stukken. Verdachte had ook genoeg redenen om een en ander nader te onderzoeken: [medeverdachte] had hem verhalen over zijn arbeidsverleden verteld (bijvoorbeeld over zijn vondst ten behoeve van de skihal in Dubai en zijn werkzaamheden in Kameroen, waarbij [medeverdachte] boven het niveau van de minister-president zou hebben geopereerd) die op zijn minst twijfelachtig hadden moeten voorkomen. Verdachte was bovendien bekend het verleden van [medeverdachte] als dakloze.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte als bestuurder van [bedrijf 1] niet blind mogen vertrouwen op de mededelingen van [medeverdachte] over de door hem geclaimde revolutionaire uitvinding. Door in het geheel geen onderzoek daarnaar te doen en dus ook niet naar de rechtmatigheid van de herkomst van de financiering en wel toe te staan dat hij dergelijke hoge bedragen ontving, hoewel hij ook daar gelet op zijn eigen verklaringen aarzelingen bij had, is verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig geweest. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen; hij had redelijkerwijs moeten vermoeden dat het hier om geld uit misdrijf ging.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich ten aanzien van de door hem ontvangen betalingen in de periode 8 oktober 2019 tot en met 16 oktober 2019 schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen.
Periode 16 november 2019 tot en met 24 februari 2020
Vervolgens hebben er in de periode van 16 november 2019 tot en met 24 februari 2020 nog meerdere overschrijvingen met een totaalbedrag van € 63.525,00 plaatsgevonden vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] naar voornoemde bankrekening van [bedrijf 4]
9Op dat moment moet er voor verdachte meer duidelijk zijn geweest over de daadwerkelijk (matige) prestaties van de gasloze cv-ketel. Ook is verdachte in december 2019 door zijn broer gewaarschuwd over het (strafrechtelijk) verleden van medeverdachte [medeverdachte] .
10In november 2019 heeft daarnaast de presentatie bij [bedrijf 6] plaatsgevonden, met ketels die in China werden besteld en die geplaatst en geïnstalleerd werden door verdachte op aanwijzingen van [medeverdachte] . Verdachte heeft daarbij stickers van [bedrijf 2] over de stickers van het producerende bedrijf geplakt. Verdachte wist dat deze warmtepompen niet voldeden aan de verwachtingen en dat het stroomverbruik veel te hoog was. Verdachte was ervan op de hoogte dat in de media de resultaten van de gasloze cv-ketel anders werden voorgespiegeld en mede om die reden is hij in december 2019 opgestapt als bestuurder. Zo verklaarde hij: “Ik overzag dit allemaal niet meer. Ik heb er te weinig verstand van hier moeten specialisten bij.”.
11Desondanks heeft verdachte vanaf dat moment nog meerdere betalingen ontvangen.
De rechtbank is op grond van de hiervoor besproken bewijsmiddelen van oordeel dat bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk witwassen van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen (€ 63.525,00). In de loop van de tijd zijn er voor verdachte immers steeds meer aanwijzingen gekomen, die maken dat verdachte niet alleen redelijkerwijs moest vermoeden dat de financiering was verstrekt op onjuiste gegevens en dat de Rabobank in die zin was opgelicht, maar dat voor hem duidelijk moet zijn geweest dat daarop een aanmerkelijke kans bestond, die door verdachte door het ontvangen van de geldbedragen ook bewust is aanvaard. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het witwassen van de ten laste gelegde € 63.525,00 euro.
Gewoontewitwassen
De rechtbank is van oordeel dat het in dit verband tenlastegelegde onderdeel gewoontewitwassen, gelet op de duur van de periode en de frequentie van de gepleegde handelingen, niet kan worden bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 9 oktober 2019 tot en met 16 oktober 2019, in Nederland, voorwerpen, te weten
- een hoeveelheid geld, zijnde in totaal 147.600 euro, zijnde overboekingen van bankrekening
[rekeningnummer] op naam van [bedrijf 2] naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [bedrijf
4] ,
heeft verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet of daarvan gebruik gemaakt,
door die transacties toe te laten, en aldus die gelden te ontvangen op die bankrekening van [bedrijf 4] , zijnde een bedrijf van verdachte, en terwijl verdachte de beschikkingsmacht had over die bankrekening, en vervolgens die gelden heeft besteed aan privé-uitgaven,
terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
EN
hij in de periode van 16 november 2019 tot en met 24 februari 2020, in Nederland, voorwerpen, te weten
- een hoeveelheid geld, zijnde in totaal 63.525 euro, zijnde overboekingen van bankrekening
[rekeningnummer] op naam van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [bedrijf
4] ,
heeft verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet of daarvan gebruik gemaakt,
door die transacties toe te laten, en aldus die gelden te ontvangen op die bankrekening van [bedrijf 4] , zijnde een bedrijf van verdachte, en terwijl verdachte de beschikkingsmacht had over die bankrekening, en vervolgens die gelden heeft besteed aan privé-uitgaven,
terwijl hij wist dat die voorwerpen middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Schuldwitwassen en witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. In zijn eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn door een korting toe te passen van 2 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit en heeft voor het overige geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 december 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het schuldwitwassen van ruim 147.600 euro en het witwassen van 63.525 euro. Verdachte was medebestuurder van [bedrijf 2] en heeft in die hoedanigheid samen met medeverdachte [medeverdachte] een aanvraag voor een zakelijk krediet gedaan bij de Rabobank. Dat verdachte wíst dat de Rabobank werd opgelicht kan niet worden bewezen, maar verdachte had als bestuurder wel beter moeten weten. Hij heeft – hoewel hij vragen had moeten stellen bij de juistheid van hetgeen [medeverdachte] aan de Rabobank heeft gepresenteerd en hij op enig moment zelfs is gewaarschuwd voor deze [medeverdachte] – toch toegelaten dat er forse betalingen werden gedaan naar de bankrekening op naam van [bedrijf 4] uit het door de Rabobank verleende krediet. Deze betalingen heeft verdachte vervolgens gebruikt voor het doen van privéuitgaven en het afbetalen van schulden. Door aldus te handelen heeft verdachte er aan bijgedragen dat het geld dat afkomstig was van oplichting is weggesluisd en is de Rabobank ernstig gedupeerd.
Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen, wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van de verdachte het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale opbrengsten een stuk minder lucratief zou zijn. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens gelet op de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat door de reclassering geen rapportage is opgemaakt over verdachte omdat hij hier geen medewerking aan heeft verleend. Uit hetgeen door de verdediging ter terechtzitting naar voren is gebracht blijkt dat de onderhavige verdenking veel impact op zijn leven heeft gehad.
Redelijke termijn
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen bij de doorzoekingen die op 21 juli 2020 hebben plaatsgevonden, omdat verdachte op dat moment er redelijkerwijs van uit kon gaan dat er vervolging zou worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim zes maanden overschreden. Hoewel sprake is van een omvangrijk onderzoek, zijn er geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de op te leggen straf, in die zin dat het mee heeft gespeeld bij de keuze voor de strafmodaliteit.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats. In de eerste plaats is daarbij van belang dat de rechtbank komt tot een wezenlijk andere bewezenverklaring dan waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg voor Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Het oriëntatiepunt bij een benadelingsbedrag in fraudezaken tussen de € 125,000,00 en de €
250.000,00 is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf binnen een bandbreedte van 9 tot 12 maanden. De rechtbank is echter van oordeel dat de rol van verdachte ten opzichte van zijn medeverdachte aanzienlijk kleiner geweest en dat verdachte alleen wordt veroordeeld voor het (schuld)witwassen van de tenlastegelegde bedragen. Tevens heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegenomen dat hij vanaf zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven en medewerking heeft verleend aan het onderzoek. Tot slot heeft de rechtbank op de vermelde wijze rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Gelet op het forse benadelingsbedrag acht de rechtbank echter wel een taakstraf van langere duur passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte dan ook opleggen een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een personenauto met kenteken
[kenteken] (Omschrijving: NNRBB20006_613224, Audi) en een personenauto met kenteken [kenteken] (Omschrijving: NNRBB20006_613230, VW), vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit voorwerpen zijn die aan verdachte toebehoren en die geheel of grotendeels uit de baten van het bewezenverklaarde zijn verkregen.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een motorfiets met omschrijving ‘NNRBB20006_613248, Honda’, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. Niet gebleken is dat verdachte deze motorfiets geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde heeft verkregen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen:

- personenauto met kenteken [kenteken] (omschrijving: NNRBB20006_613224, Audi); - personenauto met kenteken [kenteken] (omschrijving: NNRBB20006_613230, VW).
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven motorfiets met omschrijving ‘NNRBB20006_613248, Honda’.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2023.
Mr. F. Sieders en mr. T.M.L. Wolters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van Team Financieel-economische Criminaliteit (NN), onderzoek Slijmprik met het kenmerk NNRBB20006, met als sluitingsdatum 30 maart 2022.
Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte d.d. 12 juli 2020 opgesteld door [naam 5] namens de Rabobank, p. 12 e.v.
Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte d.d. 12 juli 2020 opgesteld door [naam 5] namens de Rabobank, p. 12 e.v.
Relaas proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] , d.d. 30 maart 2022, p. 2383 e.v.
Relaas proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] , d.d. 30 maart 2022, p. 2384 e.v.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 9 april 2021, p. 1320 e.v.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 9 april 2021, p. 1321.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 9 april 2021, p. 1322.
Relaas proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] , d.d. 30 maart 2022, p. 2385 e.v.
Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , d.d. 25 september 2020, p. 3115 e.v.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 8 april 2021, p. 1303 e.v.