ECLI:NL:RBNNE:2023:814

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
C/19/220600 KG RK 23-47
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 17 februari 2023 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen rechter S. Dijkstra. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 9 februari 2023, waarbij de verzoeker stelde dat de rechter opzettelijk een eerlijke rechtsgang wilde frustreren. De verzoeker voerde aan dat de rechter zonder rekening te houden met zijn verhinderdata de zittingsdatum had vastgesteld op 9 februari 2023, terwijl hij op die datum verhinderd was. De rechter had gesuggereerd dat de verzoeker zich door een derde kon laten vertegenwoordigen, wat de verzoeker als onredelijk beschouwde. De rechter reageerde op het wrakingsverzoek en gaf aan dat de vaststelling van de zittingsdatum een noodzakelijke procesbeslissing was, mede omdat de verzoeker eerder meerdere keren om aanhouding had verzocht vanwege ziekte. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de veronderstelling van onpartijdigheid van de rechter zouden rechtvaardigen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter de regie heeft over de procedure en dat een beslissing over de wijze van behandeling niet kan leiden tot wraking. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C/19/220600 KG RK 23-47

beslissing van de meervoudige kamer van 17 februari 2023

op het verzoek van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

tot wraking van

mr. S. Dijkstra, rechter.

Procesverloop

Bij brief van 9 februari 2023 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van
bovengenoemde rechter, rechter in de afdeling bestuursrecht van deze rechtbank, in de procedure met zaaknummer [zaaknummer] , waarin verzoeker partij is.
Bij brief van 9 februari 2023 heeft de rechter medegedeeld niet in de wraking te berusten en heeft de rechter inhoudelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

Overwegingen

1. Ingevolge art. 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) kan op verzoek
van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Verzoeker betoogt dat de rechter bewust een eerlijke rechtsgang voor hem wil
frustreren. Hiermee is ten minste een schijn van vooringenomenheid van de rechter gewekt. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verzoeker – onder meer en samengevat – aangevoerd dat de rechter eenzijdig, zonder te informeren naar of rekening te houden met zijn verhinderdata, de zittingsdatum op 9 februari 2023 heeft vastgelegd. Op deze datum was verzoeker verhinderd. De door de rechter gedane suggestie om zich op deze zitting te laten vertegenwoordigen door een willekeurige derde is, aldus verzoeker, niet alleen onredelijk maar ook praktisch onmogelijk. Ook heeft de rechter bij haar beslissing zijn verzoek, op advies van de deken, om een last te verstrekken om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen slechts impliciet “afgewezen”. Het is verzoeker niet duidelijk door wie deze beslissingen zijn genomen en waarom.
3. De rechter heeft in de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat
de beslissing van 13 januari 2023, waarin de rechtbank de mondelinge behandeling in de zaak heeft bepaald op 9 februari 2023, een procesbeslissing is. Deze procesbeslissing was gerechtvaardigd en noodzakelijk in het kader van de goede procesorde. Hiertoe heeft de rechter aangegeven dat verzoeker tot driemaal toe kort voor de mondelinge behandeling in de zaak om aanhouding heeft verzocht vanwege corona of griepklachten. Het derde aanhoudingsverzoek is niet ingewilligd waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de zitting digitaal zou plaatsvinden. Tijdens de digitale zitting heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend. Dit verzoek is op 27 juni 2022 door de wrakingskamer afgewezen. Vervolgens is een nieuwe (fysieke) mondelinge behandeling gepland op 2 september 2022. Verzoeker heeft verzocht om uitstel van deze zitting, mede omdat de rechtbank geen verhinderdata had opgevraagd. Hierop heeft de rechtbank een nieuwe mondelinge behandeling bepaald op 11 januari 2023. Kort voor deze zitting heeft verzoeker wederom om aanhouding verzocht in verband met griepklachten. Bij beslissing van 13 januari 2023 is de mondelinge behandeling in de zaak bepaald op 9 februari 2023. Hierbij is ook bepaald dat, gelet op het belang van de voortgang van de zaak, er niet opnieuw op verzoek van verzoeker zal worden aangehouden. Meegewogen is hierbij dat verzoeker zich ter zitting kan laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Voor zover verzoeker betoogt dat de rechter geen beslissing heeft gegeven over de toevoeging van een advocaat benadrukt de rechter dat verzoeker door de griffier bij brief is gewezen op de mogelijkheden die er bestaan om zich van rechtskundige bijstand te voorzien. Ten slotte geeft de rechter aan dat uitspraken die al dan niet door de griffie aan de telefoon zijn gedaan niet door, namens of in overleg met haar zijn gedaan.
4. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State van 11 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:480) stelt de rechtbank voorop dat als maatstaf heeft te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
5. De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter die de zaak behandelt de regie voert.
De rechter bepaalt het verloop en de voortgang van de procedure en de zitting en de wijze van behandeling. In deze regierol heeft de rechter een aanzienlijke vrijheid. De beslissing om de zaak op de zitting van 9 februari 2023 te behandelen is naar het oordeel van de wrakingskamer een procedurele beslissing, namelijk een beslissing over de wijze van behandeling respectievelijk het verloop van de procedure en de zitting. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing [1] . Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Verder moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van een (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dit laatste is naar het oordeel van de wrakingskamer in het onderhavige geval niet aannemelijk geworden.
5.1
Voor zover verzoeker heeft beoogt te betogen dat de partijdigheid van de rechter
is gegeven nu sprake is van een tweede wrakingsverzoek in dezelfde procedure tegen dezelfde rechter volgt de wrakingskamer verzoeker niet. Hiertoe overweegt de wrakingskamer dat het eerdere wrakingsverzoek bij beslissing van 27 juni 2022 is afgewezen en dat ieder wrakingsverzoek op zijn eigen gronden dient te worden beoordeeld.
5.2
Ten slotte heeft verzoeker gewezen op gesprekken die hij heeft gehad met
medewerkers van de griffie. De rechter heeft aangegeven dat uitspraken die al dan niet door medewerkers van de griffie aan de telefoon zijn gedaan niet door, namens of in overleg met haar zijn gedaan. De wrakingskamer ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen de rechter hierover heeft aangegeven.
6. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in de zaak [zaaknummer] schade zou kunnen lijden en derhalve een grond voor wraking vormen. Het verzoek tot wraking dient daarom afgewezen te worden.

Beslissing

De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek af;
  • bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer [zaaknummer] ) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
aan mr. S. Dijkstra en aan de andere partij in de hoofdprocedure.
Aldus gegeven door mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. S. Zwarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Havinga als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:HR:2018:1413