Op 17 februari 2023 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen rechter S. Dijkstra. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 9 februari 2023, waarbij de verzoeker stelde dat de rechter opzettelijk een eerlijke rechtsgang wilde frustreren. De verzoeker voerde aan dat de rechter zonder rekening te houden met zijn verhinderdata de zittingsdatum had vastgesteld op 9 februari 2023, terwijl hij op die datum verhinderd was. De rechter had gesuggereerd dat de verzoeker zich door een derde kon laten vertegenwoordigen, wat de verzoeker als onredelijk beschouwde. De rechter reageerde op het wrakingsverzoek en gaf aan dat de vaststelling van de zittingsdatum een noodzakelijke procesbeslissing was, mede omdat de verzoeker eerder meerdere keren om aanhouding had verzocht vanwege ziekte. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de veronderstelling van onpartijdigheid van de rechter zouden rechtvaardigen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter de regie heeft over de procedure en dat een beslissing over de wijze van behandeling niet kan leiden tot wraking. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.