ECLI:NL:RBNNE:2023:81

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
18.081974.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag op zeven weken oude baby met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 13 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag op zijn zeven weken oude zoon. De zaak kwam voort uit een incident op 30 november 2020, waarbij de verdachte 112 belde en meldde dat zijn zoon niet meer ademde. Na reanimatie door de moeder en hulpverleners werd het kind naar het UMCG vervoerd, waar hij op 1 december 2020 overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk geweld had gebruikt, wat leidde tot de dood van het kind. De rechtbank baseerde haar oordeel op medische rapporten die wezen op ernstig hersenletsel en andere verwondingen die niet konden worden verklaard door een ongeluk. De verdachte ontkende geweld te hebben gebruikt, maar de rechtbank achtte de verklaringen van deskundigen overtuigend. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden, wat de strafmaat beïnvloedde. Daarnaast werd de schadevergoeding aan de moeder van het slachtoffer toegewezen, ter compensatie van de geleden schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18.081974.21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

13.januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 december 2022. Het onderzoek is gesloten op 6 januari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 30 november 2020 tot en met 1 december 2020 te Veendam zijn zoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2020, opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of opeen hard oppervlak te laten vallen en/of tegen een hard oppervlak te slaan en/of te stoten, in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld uit te oefenen op het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer] uit te oefenen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of (met kracht) door elkaaren/of op en neer te schudden, in elk geval samendrukkend en/of anderszins (zeer heftig) geweld op het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer] uit te oefenen;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 30 november 2020 tot en met 1 december 2020 te Veendam aan zijn zoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2020, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten zeer ernstig hersenletsel, letsel aan de ogen en meerdere breuken in het lichaam, heeft toegebracht, door
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of opeen hard oppervlak te laten vallen en/of tegen een hard oppervlak te slaan en/of te stoten, in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld uit te oefenen op het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer] uit te oefenen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of (met kracht) door elkaaren/of op en neer te schudden, In elk geval samendrukkend en/of anderszins (zeer heftig) geweld op het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer] uit te oefenen
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad; althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 30 november 2020 tot en met 1 december 2020 te Veendam zijn zoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2020 heeft mishandeld door
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of opeen hard oppervlak te laten vallen en/of tegen een hard oppervlak te slaan en/of te stoten, in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld uit te oefenen op het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer] uit te oefenen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of (met kracht) door elkaaren/of op en neer te schudden, In elk geval samendrukkend en/of anderszins (zeer heftig) geweld op het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer] uit te oefenen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het geweld uitgeoefend op het lichaam heeft de officier van justitie partieel vrijspraak gevorderd, omdat niet kan worden vastgesteld dat dat van invloed is geweest op het overlijden van [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Als de medische bevindingen buiten beschouwing worden gelaten, bevat het dossier geen aanknopingspunten voor de aanname dat verdachte geweld heeft toegepast op zijn kind. De raadsman heeft uiteengezet dat er in wetenschappelijke en juridische kringen kritiek is geuit op de bruikbaarheid van de ‘abusive head trauma’-hypothese bij onderliggende letsels, die verdachte aanwijst zonder dat de ten laste gelegde handelingen door iemand zijn waargenomen. Het staat niet vast dat het slap worden van [slachtoffer] , toen alleen verdachte bij [slachtoffer] was, door gewelddadige handelingen werd veroorzaakt of dat deze handelingen pas daarna plaatsvonden. Er kunnen ook andere redenen zijn dat [slachtoffer] ineens slap werd. [naam] zou het dodelijke letsel kunnen hebben veroorzaakt op het moment dat zij [slachtoffer] aantrof en zij hem ‘door elkaar heeft geschud’, zoals zij nadien aan de verloskundige heeft verteld. In dat kader is het relevant dat [naam] over het schudden geen consequente verklaring heeft afgelegd, terwijl verdachte steeds consequent heeft verklaard.
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan om het onderzoek te heropenen en de deskundigen nader te bevragen over het opgeworpen alternatieve scenario, indien de rechtbank dit verweer passeert.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank stelt hiertoe op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen
1, het volgende vast.
Inleiding
Op 30 november 2020 om 23:20 uur heeft verdachte 112 gebeld
2en gemeld dat zijn zoon [slachtoffer] , die op dat moment zeven weken oud was, tijdens het geven van de fles afwezig is geraakt en niet meer ademde. Verdachte meldt dat hij in zijn woning aan de [straatnaam] in Veendam is.
3Hierop heeft [naam] (hierna: [naam] ), de moeder van [slachtoffer] en destijds de levenspartner van verdachte,
[slachtoffer] gereanimeerd aan de hand van de aanwijzingen van de medewerker van de meldkamer.
Uit het 112-gesprek kan worden opgemaakt dat vervolgens hulpverleners ter plaatse zijn gekomen. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn om 23:29 uur ter plaatse, als er al andere hulpverleners in de woning aanwezig zijn. Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft dat hij [slachtoffer] in de woonkamer op een tafel zag liggen en dat een man, waarvan hij aannam dat het een ambulanceof zorgmedewerker was, [slachtoffer] aan het reanimeren was. Toen [verbalisant 1] de reanimatie overnam, zag hij dat [slachtoffer] een wat gevlekt of bleek gezichtje had, dat hij zijn ogen open had en dat zijn armpjes slap wijd op het tafeltje lagen. Er kwam spuug of slijm uit zijn mond en neus.
Hierna heeft verbalisant [verbalisant 2] de reanimatie overgenomen. [verbalisant 1] heeft gezien dat door de zorgmedewerkers mond- en neusholtes werden leeggezogen en dat een
beademingsapparaat werd aangesloten. Omstreeks 00:18 uur werd [slachtoffer] naar het UMCG vervoerd.
4
[slachtoffer] werd opgenomen op de kinder-intensive care van het UMCG, waar uitgebreid medisch onderzoek is gedaan. Op 1 december 2020 is besloten om de behandeling, die uitzichtloos werd geacht, te staken, waarna [slachtoffer] om 13:00 uur is overleden.
5
Gelet op het geconstateerde hersen- en oogletsel en de meerdere ribfracturen, werd in het UMCG gedacht aan non-accidenteel letsel. Hierdoor is een melding bij Veilig Thuis gedaan en heeft een forensisch arts een schouw verricht. De forensisch arts P. Voskuil heeft geconstateerd dat het een niet-natuurlijk overlijden betreft als gevolg van hersenletsel.
Naar aanleiding hiervan heeft de officier van justitie een opsporingsonderzoek gestart. Gedurende het opsporingsonderzoek zijn onder andere een groot aantal getuigen gehoord, is (medische) informatie opgevraagd, is door verschillende artsen onderzoek verricht en heeft er een sectie plaatsgevonden op het lichaam van [slachtoffer] . Uit de medische onderzoeken kwam naar voren dat [slachtoffer] kort voor het reanimatiebehoeftig worden ernstig hersenletsel heeft opgelopen door forse krachtsinwerking.
Aanvankelijk werden beide ouders van [slachtoffer] als verdachte aangemerkt. Uiteindelijk heeft nader onderzoek ertoe geleid dat alleen de vader van [slachtoffer] als verdachte is vervolgd. Verdachte heeft steeds verklaard dat hij een kwartier tot een half uur voor het bellen van 112 alleen met [slachtoffer] beneden is geweest, terwijl [naam] boven was, en hij heeft steeds ontkend dat hij geweld op [slachtoffer] heeft uitgeoefend. Volgens verdachte werd [slachtoffer] vanuit het niets slap en afwezig, terwijl hij niet meer ademde.
Op verzoek van de verdediging is een volledig tegenonderzoek uitgevoerd door de forensisch patholoog dr. C.M. Milroy. De bevindingen van de tegenonderzoeker komen in zeer grote mate overeen met de bevindingen van de forensisch patholoog en de forensisch kinderarts van het NFI.
De rechtbank zal hierna, aan de hand van de rapporten van de deskundigen en het overige bewijs, uiteenzetten dat en waarom zij verdachte, ondanks zijn ontkennende verklaring, verantwoordelijk acht voor het toebrengen van het dodelijk letsel bij zijn zoon [slachtoffer] .
Doodsoorzaak en accidenteel / niet-accidenteel letsel
De forensisch patholoog drs. D.J. Rijken heeft in zijn rapport van 27 mei 2021 zijn sectiebevindingen opgenomen, waaronder ook uitkomsten van postmortaal radiologisch, neuropathologisch, oogpathologisch, microbiologisch, metabool en toxicologisch onderzoek. Hij heeft met betrekking tot de doodsoorzaak en de toedracht daarvan de volgende bevindingen gedaan.
Er was uitgebreid hersenletsel met veralgemeende beschadiging van zenuwcellen door zuurstoftekort.
Er was een recente bloeduitstorting onder het harde hersenvlies ter hoogte van de linkerhersenhelft. In de hersenen (links meer dan rechts) waren er uitgebreide, recente kneuzingen, alsook beperkte schade van zenuwceluitlopers en uitgebreide schade aan bloedvaten. Ook waren er traumatische scheuren in de binnenbekleding van de hersenkamers (ependymale laceraties).
Bij voornoemd hersenletsel zijn hersenfunctiestoornissen (en daarmee overige orgaanfunctiestoornissen) te verwachten. Op basis hiervan kan het ontstaan van een reanimatiebehoeftige toestand, de noodzaak tot ziekenhuisopname en het ontstaan van een uitzichtloze situatie zonder meer worden verklaard.
Er was bloeduitstorting rondom de oogzenuwen met uitbreiding in de harde oogrok (ter hoogte van de aanhechting van de oogzenuwen) en het omliggende vetweefsel. Voorts waren er zeer uitgebreide bloeduitstortingen in alle lagen van het netvlies van beide ogen, met omvatting van het hele netvliesoppervlak.
Voornoemde bevindingen aan de hersenen en de ogen zijn ontstaan door:
  • Niet-accidenteel ofwel toegebracht letsel: dynamische krachtinwerking (schudtrauma ofwel repeterend acceleratie-deceleratie trauma), al dan niet in combinatie met stomp botsende krachtinwerking (zoals stompen en slagen al dan niet met of tegen structuren).
  • Accidenteel letsel: stomp botsende krachtinwerking op het hoofd in de vorm van hoogenergetisch trauma (zoals een zwaar verkeersongeval of een val van grote hoogte). Simpele ‘huis-, tuin- en keukenongevallen’ (geringe accidenten) zijn alleszins onvoldoende om het letselbeeld te verklaren.
Er waren bloeduitstortingen rondom het ruggenmerg die voornamelijk gelokaliseerd waren in de omgeving van zenuwwortels. Ze zijn derhalve het gevolg van stomp botsende krachtinwerking ter hoogte van de romp en/of ontstaan in het kader van dynamische krachtinwerking (als voornoemd).
Er waren meerdere ribbreuken. De ribbreuken zijn het gevolg van hevige stomp botsende al dan niet in combinatie met comprimerende krachtinwerking (zoals slagen, vallen of stevig beetpakken). Bij het radiologisch onderzoek alsook het lichtmicroscopisch breukdateringsonderzoek werden uiteenlopende genezingsstadia gezien (van enkele dagen tot meerdere weken); passend bij herhaalde incidenten waarbij deze breuken zijn ontstaan (minstens twee tot minstens drie incidenten). Aan de onderzijde van het linker scheenbeen was een metafysaire hoekfractuur van meerdere dagen tot weken oud (preciezere datering niet mogelijk). Zowel (zij- en achterwaarts gelokaliseerde) ribbreuken als metafysaire hoekfracturen komen beduidend vaker voor in het kader van een niet-accidentele toedracht (toegebracht letsel) dan bij een accidentele toedracht. Gezien de (combinatie van de) sectiebevindingen kan een ziekelijke en/of geboortegerelateerde oorzaak van voornoemde letsels worden uitgesloten. Op basis van de bevindingen van de uit- en inwendige schouwing alsook aanvullende onderzoeken (radiologisch, lichtmicroscopisch, neuropathologisch, microbiologisch en metabool onderzoek) waren voorts geen ziekelijke afwijkingen die de onwelwording en/of het uiteindelijke overlijden kunnen verklaren of die hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest.
Conclusie
Bij [slachtoffer] , 7 weken oud, wordt het ontstaan van een reanimatiebehoeftige toestand en het uiteindelijke overlijden verklaard door de gevolgen van ernstig hoofdletsel, ontstaan door dynamische krachtinwerking (passend bij schudtrauma ofwel repeterend acceleratie-deceleratie trauma) al dan niet in combinatie met stomp botsende krachtinwerking.
6
In zijn rapport van 21 juni 2021 heeft de forensisch arts mr. W.A. Karst de volgende conclusies getrokken met betrekking tot de combinatie van letsels.
Bij [slachtoffer] zijn hersenweefselversterf door zuurstoftekort, uitgebreide kneuzingshaarden in de hersenen, bloeduitstortingen langs de hersenen, uitgebreide netvliesbloedingen, ribbreuken en minimaal één metafysaire hoekfractuur vastgesteld.
De combinatie van bevindingen is zeer veel waarschijnlijker bij een (zeer) forse krachtsinwerking (te weten een forse impact tegen het hoofd en/of een heftig schudincident) dan bij een eenvoudige val, bij een medische aandoening en/of bij gebruikelijke verzorgingshandelingen. De geboorte is uitgesloten als oorzaak.
De hypothese dat de letsels en/of afwijkingen het gevolg zijn van één of meerdere krachtsinwerking(en) na de geboorte, resteert daarmee als oorzaak.
De combinatie van medische bevindingen is daarbij veel waarschijnlijker bij een niet-accidentele, dan bij een accidentele (zeer) forse krachtsinwerking.
Een onderscheid tussen forse impact en een heftig schudincident is niet goed te maken. De bloeduitstortingen tot op het botvlies van de schedel en de beperkte schade aan de zenuwuitlopers in de hersenen geven enige ondersteuning voor impact als onderdeel van het oorzakelijke mechanisme, al dan niet in combinatie met een heftig schudincident. Een schudincident zonder impact als oorzaak is daarbij niet uit te sluiten.
7
De conclusies van Rijken en Karst komen op zeer veel onderdelen overeen met de conclusies in het rapport van Milroy, voornoemd, van 15 november 2022. Hij heeft het volgende geconcludeerd over de doodsoorzaak.
De doodsoorzaak is hoofdletsel. De anatomische bevindingen die hierop wijzen zijn: subduraal hematoom, bloeding in het ventrikelstelsel van de hersenen, contusieschade, traumatische laceratie van het ependym, Er was ook beperkt traumatisch axonaal letsel. Er was sprake van hypoxisch/ischemische encefalopathie die aansluit bij de hierboven beschreven bevindingen.
8
Op de vraag welke bevindingen bij medisch onderzoek zijn gedaan en wat de mogelijke verklaringen voor de geconstateerde letsels en/of afwijkingen zijn, heeft Milroy het volgende in zijn (vertaalde) rapport weergegeven.
De klinische en autopsiebevindingen zijn:
subduraal hematoom, met bloed in het ventrikelstelsel en contusieschade aan de hersenen meteen laceratie van het ependym;
tweezijdige netvliesbloedingen passend bij schud- en impacttrauma;
algemene hypoxisch/ischemische encefalopathie;
b) ribfracturen met callusvorming;
d) metafysaire fracturen.
De bevindingen aan het centraal zenuwstelsel zijn kenmerkend voor trauma. De “triade” van subduraal hematoom, netvliesbloeding en hypoxisch/ischemische bloeding was aanwezig. Bovendien was er contusieschade en een laceratie van het hersenweefsel.
De voorgelegde (
de rechtbank begrijpt: mogelijk veroorzakende) mechanismen zijn directe impact en/of schudden. Impact betekent doorgaans dat het hoofd een oppervlak heeft geraakt.
Geboortetrauma is uitgesloten doordat de letsels duidelijk van na de bevalling dateren.
Netvliesbloeding in de mate die in dit geval wordt gezien, hangt sterk samen met het traumatische hersenletsel.
Hypoxisch/ischemisch letsel wordt veroorzaakt door gebrek aan zuurstof en bloedtoevoer aan de hersenen en is het kenmerkende letselpatroon dat wordt gezien in de hersenen van een kind van deze leeftijd.
Er is melding gemaakt van beperkte traumatische schade aan de axonen - de zenuwuitlopers in de hersenen.
Radiografisch werden ribfracturen vastgesteld met callusvorming die wijst op genezing. Deze hangen sterk samen met toegebracht letsel. Ze worden veroorzaakt door samendrukken van de borstkas. De beschrijvingen geven aan dat dit geen geboorteletsels zijn, maar dat zij van voor de ontwikkeling van de hersenletsels dateren.
Metafysaire fracturen hangen sterk samen met toegebracht letsel. Ze kunnen worden veroorzaakt door trekken aan en verdraaien van de ledematen. Een ander mechanisme dat kan worden voorgelegd (
de rechtbank begrijpt wederom: mogelijk veroorzakend is) is het zwaaien van de ledematen als het kind wordt vastgegrepen en geschud.
De letsels aan het hoofd, de ribbenkast en de onderste ledematen zijn kenmerkend voor toegebracht letsel. Er was geen bewijs voor een valongeluk of een onderliggende medische aandoening als verklaring voor de klinische en autopsiebevindingen. Een ongeluk zou niet tot de aanwezige letsels hebben geleid. Er is geen bewijs dat de letsels het gevolg zijn van een medische behandeling. Het in dit geval vastgestelde letselpatroon is niet toe te schrijven aan handelingen passend bij de normale zorg voor het kind.
9
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen met betrekking tot de doodsoorzaak over en stelt vast dat het overlijden van [slachtoffer] is veroorzaakt door hersenletsel.
Ook ten aanzien van de toedracht van dit letsel, neemt de rechtbank de conclusies van de deskundigen over. Rijken heeft geconcludeerd dat het hersenletsel is ontstaan door dynamische krachtinwerking (passend bij schudtrauma ofwel repeterend acceleratie-deceleratie trauma) al dan niet in combinatie met stomp botsende krachtinwerking. Een accidentele oorzaak zou een stomp botsende krachtinwerking op het hoofd in de vorm van een hoogenergetisch trauma betekenen, zoals een zwaar verkeersongeval of een val van grote hoogte. Simpele huis-, tuin- en keukenongevallen zijn volgens Rijken alleszins onvoldoende om het letselbeeld te verklaren. Door Karst is geconcludeerd dat de combinatie van bevindingen zeer veel waarschijnlijker is bij een (zeer) forse krachtsinwerking (te weten een forse impact tegen het hoofd en/of een heftig schudincident) dan bij een eenvoudige val, bij een medische aandoening en/of bij gebruikelijke verzorgingshandelingen. Daarnaast heeft Karst geconcludeerd dat de combinatie van medische bevindingen veel waarschijnlijker is bij een nietaccidentele, dan bij een accidentele (zeer) forse krachtsinwerking. Milroy heeft ten slotte geconcludeerd dat de letsels aan het hoofd, de ribbenkast en de onderste ledematen kenmerkend zijn voor toegebracht letsel (‘inflicted injury’).
Gelet op de conclusies en de onderbouwing van de deskundigen, die door de verdediging niet zijn bestreden, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het letsel is toegebracht, mede nu andere (medische) oorzaken die tijdens het onderzoek door verdachte zijn geopperd, door de deskundigen zijn uitgesloten of niet aannemelijk geacht, zoals de geboorte, een stollingsziekte of gebruikelijke verzorgingshandelingen. De door de deskundigen getoetste hypothesen van accidentele oorzaken, kunnen geen van alle een verklaring zijn voor het letsel. Ook verder zijn ter terechtzitting en in het dossier geen aanwijzingen naar voren gekomen voor een dergelijk hoogenergetisch trauma met accidentele oorzaak.
Datering van het hersen- en oogletsel
In het rapport van forensisch patholoog Rijken, dat hiervoor is opgenomen, is weergegeven dat bekend is dat kinderen na oplopen van dergelijk ernstig hersenletsel, dat uiteindelijk fataal is geworden, niet meer ‘normaal’ gefunctioneerd hebben.
10In een aanvullende toelichting heeft hij gesteld dat het direct ontstaan van klinische symptomen na een gewelddadige handeling bij toegebracht hersenletsel zeer aannemelijk is.
11
Ter terechtzitting heeft Rijken verklaard dat hij zich aansluit bij hetgeen de neuropathologische onderzoekers hebben geconcludeerd met betrekking tot de contusiehaarden met bloedingen en subduraal hematoom, die naar schatting enkele uren oud waren. Op de vraag of hij deze tijdsindicatie kon preciseren, heeft Rijken aangegeven dat zijn inschatting is dat dit letsel minder dan een dag oud was. Hij heeft daarbij verklaard dat er een wetenschappelijke basis is voor het dateren van bloedingen onder het harde hersenvlies, waardoor de ouderdom daarvan beter kan worden ingeschat dan andere bloedingen in de hersenen. Er zijn evenwel geen tekenen van genezing met betrekking tot de (andere) bloedingen. Het lijkt dus recent letsel te zijn.
12
Forensisch arts Karst heeft in zijn rapport genoemd dat bij [slachtoffer] sprake was van een acute klinische noodsituatie met bewustzijnsvermindering en ademhalingsproblemen. Karst heeft geconcludeerd dat juist voorafgaande aan het ontstaan van de klinische verschijnselen sprake moet zijn geweest van (een) forse krachtsinwerking(en) op het hoofd. Bij een dergelijke acute klinische noodsituatie en bij een nadien geconstateerd zeer ernstig hersenletsel met hersenweefselversterf, is de krachtsinwerking zo fors geweest dat het na de krachtsinwerking niet mogelijk zal zijn geweest om normaal te functioneren. Ter terechtzitting heeft Karst verduidelijkt dat het direct na de krachtsinwerking niet mogelijk zal zijn om normaal te functioneren.
13
Forensisch patholoog Milroy heeft in zijn rapport genoemd dat er doorgaans een veranderende mate van bewustzijn is na toebrenging van hersenletsels waarbij bewusteloosheid optreedt, zoals de beschreven toestand van [slachtoffer] toen de ambulance aankwam. De symptomen treden doorgaans onmiddellijk na de hersenletsels op. Daarnaast merkt Milroy op dat er geen moment van helderheid zal zijn geweest, gezien de schade aan de hersenen en het gegeven dat uit pathologisch onderzoek blijkt dat de letsels recent zijn.
14
Ter terechtzitting heeft Milroy hieraan toegevoegd dat symptomen bijvoorbeeld een lager bewustzijnsniveau, het stoppen met ademen of niet goed ademen en spasmen zijn. Milroy heeft verklaard geen gevallen in de literatuur te kennen waarbij na het ontstaan van dergelijk letsel de geschetste symptomen niet onmiddellijk intreden. Ook heeft hij benoemd dat alle letsels in het hoofd recent letsel betreffen. Er is geen genezingsreactie te zien, dus dit zou betekenen dat de letsels in het hoofd ten hoogste uren oud zouden zijn, in elk geval minder dan 12 uren.
15
Ten aanzien van de netvliesbloedingen in de ogen heeft Milroy verklaard dat de netvliesbloedingen niet losstaan van het hersenletsel en dat deze gelijktijdig of kort na het ontstaan van het hersenletsel zijn ontstaan.
16Rijken heeft ter terechtzitting verklaard dat deze ten tijde van het ontstaan van het hersenletsel zijn ontstaan. Dergelijke bloedingen ontstaan door een gelijkwaardige krachtinwerking, gezien de mate en uitgebreidheid ervan. Het heeft enige tijd nodig voordat de bloedingen zijn ontwikkeld.
17Karst deelt de conclusie dat het oogletsel gelijktijdig met het hersenletsel is ontstaan.
18
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen op dit onderdeel over en stelt vast dat het hersen- en oogletsel gelijktijdig is ontstaan, en dat deze letsels zeer recent, maximaal een dag voor het overlijden van [slachtoffer] zijn ontstaan.
Daderschap
Gelet op voorgaande conclusie van de rechtbank met betrekking tot het tijdsbestek acht de rechtbank uitgesloten dat er eerder dan in dat tijdsbestek geweld op [slachtoffer] is toegepast wat het (uiteindelijk) dodelijke letsel moet hebben veroorzaakt. De rechtbank stelt vast dat vanaf het tijdstip van het bellen van 112, te weten 23:20 uur, ruim twaalf uren is verstreken totdat [slachtoffer] is overleden om 13:00 uur. Dat betekent dat het fatale letsel kort voor het bellen van 112 moet zijn toegebracht.
Verdachte en [naam] hebben vanaf het eerste verhoor consequent en eensluidend verklaard over hoe de avond van 30 november 2020 is verlopen. Verdachte heeft verklaard dat [naam] en hij thuis waren op de bewuste avond. Tegen 22:15 uur is [naam] naar bed gegaan op de bovenverdieping en was verdachte beneden met [slachtoffer] . Er was tot dit moment niets bijzonders aan de hand met [slachtoffer] .
19Ook [naam] heeft verklaard dat ze rond die tijd naar bed ging en dat er voor die tijd geen bijzonderheden waren ten aanzien van [slachtoffer] . Toen zij al sliep, kwam verdachte ineens boven en vertelde hij dat [slachtoffer] niet meer bewoog. Daarna is [naam] direct naar beneden gegaan.
20De rechtbank stelt op basis van deze verklaringen vast dat verdachte in het uur voordat hij 112 belde, alleen met [slachtoffer] is geweest op de benedenverdieping, terwijl [naam] boven was. Voordat [naam] naar bed ging, was er kennelijk nog niets aan de hand met [slachtoffer] . Verdachte heeft zelf verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer] helemaal slap werd, niet meer reageerde op prikkels, vertrekkingen in zijn gezicht vertoonde, in ademnood verkeerde en een wit/blauw aanliep. Hierop heeft hij naar eigen zeggen naar [naam] geroepen: “ [slachtoffer] is er niet meer.”
[naam] heeft verklaard dat zij, nadat zij door verdachte was gewaarschuwd, direct naar [slachtoffer] is gegaan, die op dat moment op de bank lag. Ze zag dat [slachtoffer] slap was en geen kleur meer had.
21Deze kenmerken komen overeen met wat verdachte heeft verklaard en wat verbalisant [verbalisant 1] later ook heeft benoemd toen hij [slachtoffer] zag, namelijk dat [slachtoffer] een wat gevlekt of bleek gezichtje had en dat zijn armpjes slap wijd op het tafeltje lagen. [naam] heeft naar eigen zeggen vervolgens gelijk de kleertjes van [slachtoffer] uitgetrokken, terwijl ze de hond opsloot en tegen verdachte riep dat hij direct 112 moest bellen.
De verschijnselen die verdachte, [naam] en verbalisant [verbalisant 1] in hun verklaringen hebben benoemd, alsmede de constatering dat [slachtoffer] na aankomst van de hulpverleners ter plekke gereanimeerd en beademd moest worden, passen bij de verschijnselen die de deskundigen omschrijven als passend bij een acute klinische noodsituatie. Door Milroy is ter terechtzitting benoemd welke klinische verschijnselen (doorgaans onmiddellijk) optreden na het ontstaan van het hersenletsel: een lager bewustzijnsniveau, niet goed kunnen ademen of stoppen met ademen en/of spasmen.
22Door Karst is geconcludeerd dat sprake was van een acute klinische noodsituatie en dat bij de ernst van het (hersen)letsel van [slachtoffer] sprake zal moeten zijn geweest van bewustzijnsverlies (slapte, niet reagerend op de omgeving), ademhalingsproblemen en eventueel trekkingen. Juist voorafgaande aan het ontstaan van de klinische verschijnselen moet sprake zijn geweest van (een) forse krachtsinwerking(en) op het hoofd.
23
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, concludeert de rechtbank dat het toebrengen van het dodelijk letsel heeft plaatsgevonden tussen het moment waarop [naam] ging slapen en het moment waarop verdachte naar boven is gerend om aan [naam] te vertellen dat er iets met [slachtoffer] was. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die het fatale letsel heeft toegebracht.
Door de verdediging is gesuggereerd dat het ook mogelijk is dat [naam] zodanig letsel heeft toegebracht, dat [slachtoffer] daaraan is overleden. Zo zou [slachtoffer] door een andere, onbekende, oorzaak onwel kunnen zijn geworden en zou de forse krachtsinwerking pas later op [slachtoffer] zijn toegepast, bijvoorbeeld op het moment dat verdachte 112 belde en [naam] [slachtoffer] had opgepakt. [naam] heeft immers tegen de verloskundige gezegd dat zij [slachtoffer] op dat moment uit reflex door elkaar heeft geschud.
De rechtbank stelt vast dat verdachte tijdens het politieonderzoek precies heeft beschreven wat [naam] heeft gedaan in de zeer korte tijdspanne tussen het moment dat zij beneden kwam en het moment dat hij in opdracht van [naam] 112 belde en [naam] [slachtoffer] ging reanimeren. Uit zijn verklaringen volgt dat hij al die tijd in de nabijheid van [naam] is geweest. Nergens beschrijft hij dat hij [naam] [slachtoffer] daadwerkelijk door elkaar heeft zien schudden. Voor het eerst ter
terechtzitting verklaart hij dat hij [naam] een tijdje uit het oog is verloren omdat hij naar de voorkamer is gegaan om 112 te bellen. Op dat moment zou, zo begrijpt de rechtbank, [naam] [slachtoffer] geschud kunnen hebben. Deze verklaring van verdachte strookt echter niet met zijn eerdere verklaringen over de gang van zaken en uit de letterlijke weergave van het 112-gesprek volgt overigens dat [naam] – die op de achtergrond hoorbaar is – op dat moment in dezelfde ruimte als verdachte was en de aanwijzingen van de meldkamer bij het reanimeren opvolgde.
De rechtbank stelt vast dat, mocht verdachte [naam] al uit het oog zijn verloren, dit maar van zeer korte duur kan zijn geweest. In ieder geval waren zij in elkaars nabijheid vanaf het moment dat [naam] beneden kwam.
Dat [naam] de volgende dag tegen de verloskundige zou hebben gezegd dat zij [slachtoffer] ‘uit reflex door elkaar heeft geschud’, zoals in het gespreksverslag is weergegeven, leidt de rechtbank niet tot twijfel over de rol van [naam] . [naam] heeft altijd ontkend dat zij [slachtoffer] met kracht door elkaar heeft geschud of dat zij anderszins fors geweld heeft uitgeoefend op [slachtoffer] . Bij de rechtercommissaris heeft zij verduidelijkt dat zij [slachtoffer] heeft opgepakt van de bank, dat zij hem op haar arm heeft genomen en heen en weer heeft bewogen. Zij heeft verklaard dat zij als verpleegkundige heeft geleerd dat je iemand bij reanimatie licht moet ‘aanschudden’ en dat dit is wat zij mogelijk tegen de verloskundige heeft gezegd. De verloskundige heeft tegenover de rechter-commissaris bevestigd dat zij niet meer weet wat [naam] letterlijk gezegd heeft, dat het zou kunnen dat zij het over “licht aanschudden” heeft gehad en dat dit inderdaad is wat je in de opleiding krijgt aangeleerd als je iemand aantreft die niet reageert.
Uit het rapport van forensisch arts Karst volgt dat het toebrengen van dergelijk ernstig hersenletsel bij kleine kinderen door middel van schudden en/of impact dusdanig heftig is, dat getuigen de handeling direct als gevaarlijk zouden kwalificeren. Engiszins wild of ruw omgaan met kinderen valt duidelijk buiten deze mate van heftigheid. Karst beschrijft dat wordt aangenomen dat een aanmerkelijke kracht (door een puber of volwassene), frequentie (circa 2-5 bewegingen per seconde) en duur (vanaf circa 5 seconden) is vereist ingeval schudden (zonder impact) de oorzaak is van ernstig hersenletsel. De rechtbank leidt hieruit af dat het kort schudden uit reflex hier niet onder kan worden geschaard en stelt vast dat verdachte het had moeten zien als [naam] [slachtoffer] met zodanige kracht had geschud, nu zij steeds in elkaars nabijheid zijn geweest en een dergelijke gewelddadige handeling- die dus langer dan vijf seconden had moeten aanhouden- bij verdachte moet zijn opgevallen.
Van een mogelijk alternatief scenario waarin [naam] [slachtoffer] krachtig heeft geschud met het geconstateerde ernstige hersenletsel tot gevolg, zoals door de verdediging is gesuggereerd, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Verdachte is de enige, die voor het toebrengen van het fatale letsel aan [slachtoffer] verantwoordelijk is.
Zoals uit het voorgaande volgt, betreft de weerlegging van het aangedragen alternatieve scenario een juridisch oordeel over de feiten en is daarvoor niet noodzakelijk aanvullende vragen te stellen aan de deskundigen. Het voorwaardelijk verzoek wordt dan ook gepasseerd.
Voorwaardelijk opzet op de dood
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de bewijsmiddelen niet is vast komen te staan dat de verdachte de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Vol opzet kan daarom niet worden bewezen. Om tot een bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte door zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Ondanks de vragen die de politie en de rechtbank hebben gesteld over de gewelddadige handelingen die verdachte heeft gepleegd, is onduidelijk gebleven welke handelingen verdachte precies heeft verricht. De bij [slachtoffer] geconstateerde letsels en de conclusies van de deskundigen wijzen op krachtig schudden dan wel het uitoefenen van stomp botsend geweld, dan wel een combinatie van beide, waarbij sprake moet zijn geweest van een forse krachtinwerking. Deze handelingen kunnen volgens de deskundigen leiden tot de dood van een baby, zoals hier ook is gebeurd.
Hiervoor is reeds overwogen dat de deskundige Karst heeft aangegeven, dat voor het veroorzaken van ernstig hersenletsel – waarvan in onderhavige zaak sprake is – een aanmerkelijke kracht (door een puber/volwassene), frequentie (circa 2-5 bewegingen per seconde) en duur (vanaf circa 5 seconden) voor het schudden vereist is. Het toebrengen van ernstig hersenletsel bij kleine kinderen door middel van schudden en/of impact (contacttrauma aan het hoofd) is dusdanig heftig dat omstanders dergelijke handelingen direct als gevaarlijk zouden kwalificeren, aldus Karst. Mede gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de handelingen die verdachte moet hebben verricht naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht het voorwaardelijk opzet van verdachte op de dood van [slachtoffer] , en daarmee het primair ten laste gelegde, wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 30 november 2020 tot en met 1 december 2020 te Veendam zijn zoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2020, opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of opeen hard oppervlak te laten vallen en/of tegen een hard oppervlak te slaan en/of te stoten, in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld uit te oefenen op het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer] uit te oefenen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of (met kracht) door elkaaren/of op en neer te schudden, in elk geval samendrukkend en/of anderszins (zeer heftig) geweld op het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer] uit te oefenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren en een contactverbod met [naam] middels oplegging van een maatregel ingevolge artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van 5 jaren, waarbij een vervangende hechtenis van 7 dagen wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de strafmaat aangevoerd dat moet worden uitgegaan van volledige toerekeningsvatbaarheid en dat zij rekening houdt met de ernst van het feit en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De officier van justitie acht strafverhogend dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij [slachtoffer] heeft aangedaan en dat verdachte [slachtoffer] niet heeft kunnen of willen beschermen tegen minimaal twee eerdere mishandelingen met ribbreuken als gevolg.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland en GZ-psycholoog N. Märker, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doden van [slachtoffer] , zijn zeven weken oude zoontje, door hem met kracht te schudden en/of door impact op zijn hoofd uit te oefenen. Door dit geweld heeft [slachtoffer] ernstig hersenletsel opgelopen, waaraan hij uiteindelijk de volgende dag is overleden. Het doden van iemand is de meest ernstige en onomkeerbare aantasting van het hoogste rechtsgoed, namelijk het recht op leven. Dit recht heeft verdachte zijn zoontje ontnomen. Als vader had verdachte [slachtoffer] zorg, geborgenheid en bescherming moeten bieden. Verdachte is hier in zeer ernstige mate in tekort geschoten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Door zijn handelen heeft verdachte onherstelbaar leed en intens verdriet toegebracht aan de moeder van [slachtoffer] en andere naasten, zoals ter terechtzitting indringend is verwoord door de moeder en de oma van [slachtoffer] . Nu verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven, blijven de nabestaanden achter met de vraag wat zich op het noodlottige moment precies heeft afgespeeld en waarom.
De rechtbank is van oordeel dat dit feit alleen een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Hierdoor blijft het tot op de dag van vandaag voor iedereen, maar met name voor de nabestaanden van [slachtoffer] , gissen waarom dit is gebeurd. De rechtbank gaat er bij het bepalen van de op te leggen straf van uit dat het handelen van verdachte volledig aan hem kan worden toegerekend. Het psychologisch rapport bevat onvoldoende aanwijzingen voor het bestaan van psychische problematiek die van invloed is geweest op het handelen van verdachte.
De rechtbank acht, mede gelet op opgelegde straffen in vergelijkbare zaken, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren passend en geboden.
De rechtbank legt een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie, nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte het geconstateerde oudere letsel heeft veroorzaakt of dat hij daar op andere wijze voor verantwoordelijk is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal aan verdachte geen contactverbod met [naam] opleggen in de vorm van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, nu niet kan worden vastgesteld dat dit ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten kan dienen.
De rechtbank ziet, gelet op de bewezenverklaring en op te leggen straf, aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Zij weegt daarbij mee dat het gaat om een feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt.

Benadeelde partij

[naam] , de moeder van [slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 55.958,44, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Dit bedrag bestaat uit de volgende schadeposten.
Materiële schade (€ 825,40), bestaande uit:
- Reiskosten sessies psychiater: € 55,40 - Eigen risico 2021 en 2022: € 770

Immateriële schade (€ 55.000), bestaande uit:

- Affectieschade: € 20.000 - Shockschade: € 35.000

Proceskosten (€ 133,04), bestaande uit:

  • Reiskosten zittingen: € 84,84
  • Parkeerkosten zittingen: € 48,20
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring - de rechtbank gevraagd om de hoogte van de shockschade te schatten. Met betrekking tot de andere posten heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële en immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 december 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank merkt daarbij op dat de reiskosten naar de zittingen van 11 februari 2022 en 14 december 2022 niet voor toewijzing in aanmerking komen, nu deze bedragen zien op kosten gemaakt voor het bijwonen van de zitting terwijl de benadeelde partij ter zitting is bijgestaan door de advocaat. De reiskosten naar de zitting van 15 december 2022 zullen ook niet worden toegewezen, nu deze zittingsdag is komen te vervallen. Deze onderdelen van de vordering zullen daarom worden afgewezen. De reiskosten worden berekend op € 33,94 en de parkeerkosten op € 17,60.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [naam] te betalen:
  • het bedrag van € 55.825,40 (zegge: vijfenvijftigduizend achthonderdvijfentwintig euro en veertigeurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 december 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op € 51,54.
Wijst de vordering van [naam] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam] aan de Staat te betalen een bedrag van € 55.825,40 (zegge: vijfenvijftigduizend achthonderdvijfentwintig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 825,40 aan materiële schade en € 55.000 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 287 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout en A.J. Veenstra, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 januari 2023.
De griffiers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De stukken waarnaar wordt verwezen, zijn opgenomen in het dossier van de Politie NoordNederland met nummers 2020332387 en 2020332123 (onderzoek Gyroliet) van 31 augustus 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
AH-020-01, pagina 52.
AH-013-01, pagina 48.
AH-010-01, pagina 54 en 55.
Brief van 2 december 2020 van dr. E.A.H. Loeffen, kinderarts i.o., mede namens drs. R.A. Hollander, kinderarts-intensivist, van het UMCG met betrekking de gegevens van de opname en het overlijden van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2020, pagina 70 en verder.
Deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.12.01.151, d.d. 27 mei 2021, opgemaakt door drs. D.J. Rijken, forensisch arts en forensisch patholoog, (ADM-015-01), pagina 208 en verder.
Deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.12.01.151, d.d. 21 juni 2021, opgemaakt door dr. W.A. Karst, forensisch arts KNMG, (ADM-018-01), pagina 268 en verder.
Deskundigenrapport tegenonderzoek d.d. 15 november 2022, opgemaakt door dr. C.M. Milroy, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
Deskundigenrapport tegenonderzoek d.d. 15 november 2022, opgemaakt door dr. C.M. Milroy, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
Deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.12.01.151, d.d. 27 mei 2021, opgemaakt door drs. D.J. Rijken, forensisch arts en forensisch patholoog, (ADM-015-01), pagina 208 en verder.
Brief van 10 juni 2021 van drs. D.J. Rijken, inhoudende een aanvullende toelichting inzake zaaknummer 2020.12.01.151, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
Verklaring van deskundige drs. D.J. Rijken ter terechtzitting van 14 december 2022.
Verklaring van deskundige dr. W.A. Karst ter terechtzitting van 14 december 2022.
Deskundigenrapport tegenonderzoek d.d. 15 november 2022, opgemaakt door dr. C.M. Milroy, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
Verklaring van deskundige dr. C.M. Milroy ter terechtzitting van 14 december 2022.
Verklaring van deskundige dr. C.M. Milroy ter terechtzitting van 14 december 2022.
Verklaring van deskundige drs. D.J. Rijken ter terechtzitting van 14 december 2022.
Verklaring van deskundige dr. W.A. Karst ter terechtzitting van 14 december 2022.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 december 2022.
AH-014-01, pagina 101.
AH-014-01, pagina 101.
Verklaring van deskundige dr. C.M. Milroy ter terechtzitting van 14 december 2022.
Deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.12.01.151, d.d. 21 juni 2021, opgemaakt door dr. W.A. Karst, forensisch arts KNMG, (ADM-018-01), pagina 268 en verder.