ECLI:NL:RBNNE:2023:772

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
18/214225-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen aanhouding door politie met geweld en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich in een periode van negen maanden schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder geweld tegen politieambtenaren. De verdachte heeft op 11 november 2021 en 17 maart 2022 geprobeerd twee politieagenten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een snorscooter en een auto in hun richting te rijden. Daarnaast heeft hij zich verzet tegen zijn aanhouding door een agent te verwonden met het portier van zijn auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen respect heeft getoond voor het gezag van de politie en dat zijn handelen ernstige gevolgen had kunnen hebben voor de betrokken agenten. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van een agent tot schadevergoeding is toegewezen, terwijl de vordering van de eigenaar van de vernielde snorscooter niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/214225-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 01 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , ingeschreven te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 november 2021 te Emmen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] ((motor)agent van politie eenheid NoordNederland) opzettelijk van het leven te beroven,
  • ( een) stopteken(s) gegeven door die [slachtoffer 1] ((motor)agent van politie eenheid NoordNederland) heeft genegeerd, en/of
  • ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, terwijl die [slachtoffer 1] met zijn dienstmotor links naastde (snor/brom)scooter waarop verdachte reed bevond, met zijn (snor/brom)scooter (met kracht) abrupt in de richting van die [slachtoffer 1] (op de dienstmotor zittende) heeft gestuurd en/of is gereden en/of (vervolgens) met zijn (snor/brom)scooter (met kracht) tegen die dienstmotor met daarop zittende die [slachtoffer 1] is aangereden en/of blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2021 te Emmen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] ((motor)agent bij de politie Eenheid NoordNederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • ( een) stopteken(s) gegeven door die [slachtoffer 1] ((motor)agent van politie eenheid NoordNederland) heeft genegeerd, en/of
  • ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, terwijl die [slachtoffer 1] met zijn dienstmotor links naastde (snor/brom)scooter waarop verdachte reed bevond, met zijn (snor/brom)scooter (met kracht) abrupt in de richting van die [slachtoffer 1] (op de dienstmotor zittende) heeft gestuurd en/of is gereden, en/of (vervolgens) met zijn (snor/brom)scooter (met kracht) tegen die dienstmotor met daarop zittende die [slachtoffer 1] is aangereden en/of blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 november 2021 te Emmen, althans in Nederland, een (snor/brom)scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 11 november 2021 te Emmen, althans in Nederland, van een voertuig, te weten een (snor/brom)scooter met kenteken [kenteken] , heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis (THC), terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 5,7 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
4.
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Emmen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (brigadier bij de politie Eenheid NoordNederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een personenauto/voertuig (met geopend portier) achteruit in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Emmen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een personenauto/voertuig (met geopend portier) achteruit in de richting van die [slachtoffer 2] te rijden;
5.
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Emmen, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 3] (brigadier bij de politie eenheid NoordNederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van verdachte en/of een verkeerscontrole, door het portier van zijn voertuig dicht te doen, terwijl de hand(en) en/of vinger(s) van die [slachtoffer 3] zich tussen het portier en de deurstijl bevond(en), terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten pijnlijke vingers ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Emmen, althans in Nederland, een ambtenaar, [slachtoffer 3] (brigadier bij de politie eenheid Noord-Nederland), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door het portier van zijn voertuig dicht te doen, terwijl de hand(en) en/of vinger(s) van die [slachtoffer 3] zich tussen het portier en de deurstijl bevond(en);
6.
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Emmen, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 2] (brigadier bij de politie eenheid NoordNederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van verdachte en/of een verkeerscontrole, door meermalen, althans eenmaal,(met kracht) te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] ten val te brengen en/of zich los te rukken en/of (vervolgens) weg te rennen;
7.
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Emmen, althans in Nederland, een voertuig/auto voorzien van kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
8.
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Emmen, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 100 gram hennep(toppen), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
9.
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Emmen, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 6,83 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
10.
hij op of omstreeks 13 augustus 2022 te Emmen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, te weten bij/op de Grote Rietplas, Rietlandenstraat, Eikenweg, Ericasestraat, Hondsrugweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden,
  • terwijl verdachte niet beschikte over een geldig rijbewijs, en/of
  • door te pogen een (politie)voertuig van de weg te drukken, en/of
  • door met hoge snelheid over een grasveld te rijden, en/of
  • door meermalen, althans eenmaal, met hoge snelheid over fietspaden (met (een) onoverzichtelijkebocht(en)) te rijden, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 augustus 2022 te Emmen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, te weten bij/op de Grote Rietplas, Rietlandenstraat, Eikenweg, Ericasestraat, Hondsrugweg,
  • terwijl verdachte niet beschikte over een geldig rijbewijs,
  • heeft gepoogd een (politie)voertuig van de weg te drukken, en/of
  • met hoge snelheid over een grasveld heeft gereden, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met hoge snelheid over fietspaden (met (een) onoverzichtelijkebocht(en)) heeft gereden, welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
11.
hij op 11 november 2021 en/of 17 maart 2022 en/of 13 augustus 2022 (telkens) te Emmen als bestuurder van een motorrijtuig (een (snor/brom)scooter en/of een personenauto) heeft gereden op de weg,
  • op 11 november 2021 op de Angelsloërdijk en/of Schaikweg en/of Boermarkerweg, en/of
  • op 17 maart 2022 aan de Wilhelminastraat en/of de Sterrenkamp, en/of- op 13 augustus 2022 aan Rietlandenstraat en/of Eikenweg en/of Ericasestraat
zonder dat aan hem/haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde onder feit 1, de feiten 2 en 3, het primair ten laste gelegde onder feit 4, het subsidiair ten laste gelegde onder feit 5, de feiten 6, 7, 8 en 9, het primair ten laste gelegde onder feit 10 en feit 11.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (primair) betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 voor zover dit laatste feit betrekking heeft op de incidenten van 17 maart en 13 augustus 2022. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot heeft de raadsman bepleit dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van de feiten 4, 5 en 6, er sprake is van eendaadse samenloop omdat het gaat om één feitencomplex waarbij de feiten zodanig met elkaar zijn verweven en zozeer in elkaar opgaan dat moet worden geoordeeld dat daar één wilsbesluit aan ten grondslag lag.
Oordeel van de rechtbankT.a.v. de feiten 1 t/m 3:
Vaststelling van de feiten
De feiten 1 tot en met 3 zien op 11 november 2021. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 11 november 2021 als bestuurder van een snorscooter, stoptekens van politieambtenaar [slachtoffer 1] , heeft genegeerd en vervolgens, terwijl zij naast elkaar reden (verdachte op een snorscooter, [slachtoffer 1] op zijn dienstmotor) meerdere keren tegen [slachtoffer 1] is aangereden. Daarbij is de snorscooter, die niet aan verdachte toebehoorde, vernield en was verdachte, terwijl hij reed, onder invloed van een hoger dan toegestaan gehalte THC.
Poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling ten aanzien van feit 1?
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te oordelen dat de verdachte volledig opzet had om [slachtoffer 1] te doden of om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Vervolgens is aan de orde of sprake is van opzet in voorwaardelijke zin op de dood van [slachtoffer 1] dan wel op het aan hem toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarvan is sprake indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn handelen gedood zou worden, respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de beschikbare bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat en in welke mate een ongeval met dodelijk afloop waarschijnlijk was. Gelet hierop acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij de verdachte hiervan vrijspreken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat een ongeval waarbij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen kon gebeuren. Immers, er bestond vanuit het geconstateerde feitelijk gebeuren een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans dat de rijrichting van de dienstmotor door het inrijden daarop met een snorfiets - zoals in dit geval is gebeurd - dusdanig zou worden beïnvloed dat de motor zou gaan slingeren, slippen, ten val zou komen of ergens tegenaan zou botsen en dat [slachtoffer 1] daardoor zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Naar het oordeel van de rechtbank kan bovendien, op grond van de verklaring van [slachtoffer 1] en het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] worden vastgesteld dat, indien [slachtoffer 1] niet adequaat had gereageerd op de stuurbewegingen van verdachte, hij ten val zou zijn gekomen.
Ook de verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen, in samenhang bezien, worden opgemaakt dat het rijgedrag van de verdachte erop was gericht om koste wat kost te voorkomen dat de politie hem zou aanhouden, ook indien dat betekende dat hij anderen daarmee in gevaar bracht.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] bewezen.
De rechtbank acht de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht voorts de onder feit 2 ten laste gelegde vernieling van de snorscooter wettig en overtuigend bewezen. Van de diefstal van de scooter is aangifte gedaan door [benadeelde partij 1] en uit een nadien afgelegde verklaring van die [benadeelde partij 1] blijkt dat de snorscooter is beschadigd doordat verdachte daarmee tijdens een achtervolging ten val is gekomen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 1 subsidiair en 2 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 november 2021,opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021309557 d.d. 14 september 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 11 november 2021 was ik werkzaam voor het Flexteam Drenthe en reed ik opvallend in politiekleding op een politiemotor. Ik zag in de omgeving van de Angelsloërdijk te Emmen een snorscooter mij tegemoet komen rijden. Ik heb mijn motor vervolgens gekeerd om de snorscooter te gaan controleren en heb vervolgens de transparant aan de voorzijde van de dienstmotor aangezet waarop duidelijk leesbaar stond: "Stop politie". Er kwam echter geen reactie van de bestuurder. Daarom besloot ik naast hem te gaan rijden. Ik sprak de bestuurder aan en verzocht hem te stoppen. Ik zag toen dat de bestuurder stopte bij de verkeerslichten op de kruising met de van Schaikweg. Ik verzocht nogmaals de bestuurder of hij wilde blijven staan zodat ik zijn rij- en kentekenbewijs kon controleren. De bestuurder gaf aan wel te willen stoppen maar dan aan de overzijde van de Van Schaikweg. Wij reden naar de overzijde maar halverwege zag ik dat de man remde en keerde. Ik zag en voelde vervolgens dat hij tegen mijn motorfiets aan reed. Ik schrok hiervan, maar hield mijn motor wel overeind. Ik heb de optische en geluidssignalen aangezet en ben achter de bromscooter aangereden. Op het moment dat ik zag dat de bestuurder in een rechte lijn reed probeerde ik hem in te halen. Toen ik naast de bromscooter reed zag ik dat de bestuurder door zijn stuur heen en weer te bewegen weer slingerend ging rijden. Hieruit maakte ik op dat hij uit alle macht probeerde mij de weg te blokkeren zodat ik hem niet kon gaan inhalen. Ik zag vervolgens dat hij eerst naar rechts reed om vervolgens bewust krachtig naar links te sturen waar ik op dat moment reed. Ik zag en voelde dat hij mijn dienstmotor met kracht raakte. Daarna zag en voelde ik dat hij nogmaals op mij inreed en mijn motor raakte. Hierdoor had ik moeite om mijn motor overeind te houden. Ik was hierdoor al snel overtuigd van het feit dat de bestuurder doelbewust op mij inreed en met kracht wilde beletten hem staande te houden. Ik was bang dat hij mij op dat moment zodanig zou rammen, dat ik daardoor ten val zou komen of ergens tegen aan zou rijden met ernstig letsel of erger tot gevolg. Doordat de bestuurder mij meermaals heeft getracht te rammen, kennelijk met de bedoeling dat ik zou vallen, ben ik momenten bang geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2021,opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
De achtervolging ging na een paar straten verder op een fietspad. Op dit fietspad zag ik dat de scooter begon te slingeren. Collega [verbalisant 2] en ik reden op dat moment ongeveer 6 meter achter collega [slachtoffer 1] . Collega [slachtoffer 1] probeerde tot 2 keer toe aan de linkerkant naast de scooter te komen met zijn motor. Ik zag dat op het moment dat collega [slachtoffer 1] met zijn motor naast de scooter probeerde te komen, de scooterrijder zijn scooter naar links stuurde. De scooter kwam tot 2 keer toe in botsing met de motor van collega [slachtoffer 1] wat een levensgevaarlijke situatie op leverde. Ik zag dat de scooterrijder dit opzettelijk deed. Hij keek op zij naar de motorrijder en op het moment dat de motorrijder hem dreigde in te halen, stuurde hij bewust naar links. Ik zag de verlichting van zijn scooter naar links gaan en ik zag dat hij zijn lichaam naar links bewoog om de klap van de botsing op te vangen. Ik was echt bang dat collega [slachtoffer 1] door deze manoeuvres van de scooterrijder met zijn motor ten val zou komen. Ik zag dat collega [slachtoffer 1] een botsing tot tweemaal probeerde te voorkomen door ook naar links te sturen. Echter was het een smal fietspad met aan beide kanten bosschages waardoor het toch twee keer tot een botsing kwam.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2021,opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Omdat, als wij het kenteken in ons systeem natrekken, wij zagen dat er aangifte was gedaan van diefstal van een scooter, heb ik onderzoek gedaan aan de scooter om te kijken of de kentekenplaat ook bij de scooter hoorde. Het betreft een Piaggo Zip met kenteken [kenteken] . Hierbij hoort het framenummer [framenummer] . Uit ervaring weet ik dat het framenummer zich bevindt onder de voetplaat onder op de scooter. Ik zag daar een framenummer staan. Ik zag dat het framenummer overeenkwam met het framenummer wat bij het kenteken hoort. Hierbij kunnen we met alle zekerheid kunnen stellen dat de kentekenplaat bij de scooter behoort.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 13 november2021, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
V: Op woensdag 22 september 2021, om 21:20 uur, heb jij aangifte gedaan ter zake diefstal van een bromfiets. Klopt dit? A: Ja
V: Het betreft een bromfiets van het merk: Piaggio ZIP, zwart van kleur, voorzien van het kenteken: [kenteken] . Klopt dit? A: Ja
5. Een naar wettelijke voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 6 januari2022, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Op 23 december 2021 heb ik mijn scooter terug ontvangen.
Ik heb begrepen dat er een achtervolging plaats heeft gevonden, waarbij een verdachte met mijn scooter ten val is gekomen.
Hierdoor is mijn scooter erg beschadigd.
Ik wil deze schade graag verhalen op de verdachte.
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2023;
een schriftelijk bescheid, te weten een aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek vanbloed d.d. 11 november 2021, opgenomen op pagina 69 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021309556, d.d. 14 september 2022;
een deskundigenrapport afkomstig van het Maasstad Ziekenhuis te Rotterdam, zaaknummer923211069222, van 10 januari 2022, opgemaakt door dr. T.M. Bosch, ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog, inhoudend zijn/haar verklaring.
T.a.v. de feiten 4 t/m 9:
De feiten 4 tot en met 9 zien op 17 maart 2022. De rechtbank is van oordeel dat het dossier voldoende wettige en overtuigende bewijsmiddelen bevat om tot een bewezenverklaring van deze feiten te kunnen komen.
Herkenning door verbalisanten
Verdachte is door verschillende verbalisanten ten aanzien van deze feiten herkend. Het door de raadsman aangevoerde geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de herkenningen van de verdachte door verbalisanten. De betreffende verbalisanten hebben meermalen direct met verdachte in contact gestaan. De rechtbank acht de herkenningen dan ook betrouwbaar en verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer.
Eendaadse samenloop
De raadsman heeft de rechtbank verzocht eendaadse samenloop aan te nemen met betrekking tot de feiten 4, 5 en 6. Daartoe is aangevoerd dat sprake is van één feitencomplex.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten 4, 5 en 6 niet voortkomen uit één wilsbesluit nu deze feiten gericht zijn geweest tegen verschillende personen met meerdere tussenpozen.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 4, 5 en 6 sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 e.v. van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen hangen niet zo nauw met elkaar samen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt en de strekking van de desbetreffende strafbepalingen loopt meer dan enigszins uiteen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 4 primair, 5 primair, 6, 7, 8 en 9 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2022,opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] :
Op donderdag 17 maart 2022 omstreeks 18.00 uur reden wij over de Kerkhoflaan te Emmen. Op de kruising met de Wilhelminastraat zagen wij van links, rijdend over de Wilhelminastraat een grijze personenauto, merk Ford, type Focus in onze richting rijden. Wij zagen dat deze auto met hoge snelheid de aldaar in de Wilhelminastraat gelegen voetgangsoversteekplaats naderde en dat hij zonder snelheid te verminderen de oversteekplaats opreed terwijl net enkele voetgangers bezig waren de rijbaan over te steken. Wij zijn hierna gereden naar dit voertuig met het doel de bestuurder te onderwerpen aan een controle van de Wegenverkeerswet. Op het moment dat wij ons voertuig schuin achter de grijze Ford Focus tot stilstand brachten zagen wij dat de bestuurder in onze richting keek. Ik, [slachtoffer 2] , had de indruk dat de bestuurder mogelijk weg wilde rijden en stapte snel uit het dienstvoertuig om naar de bestuurder te gaan maar op dat moment zag ik dat de bestuurder met zijn voertuig achteruitreed. Ik, [slachtoffer 2] , liep naar het portier aan de bestuurderszijde en opende het portier en riep de woorden: “Politie, stop de auto”. De bestuurder reed hierna met geopende portier bij mij weg. Ik zag dat hij hierna tegen een muur met metalen pijp reed en tot stilstand kwam. Ik, [slachtoffer 3] , wilde het portier van de bestuurderszijde, welke nog iets openstond, verder openen om de bestuurder aan te houden door hem vast te pakken met mijn handen. Echter op het moment dat ik mijn handen het voertuig in stak trok de bestuurder het portier dicht. Dit met het gevolg dat ik net niet op tijd beide handen kon terugtrekken en met twee vingers van mijn linkerhand kortstondig tussen het dichte portier kwam te zitten. Ik wist hierna het portier direct weer te openen waardoor mijn vingers bevrijd werden. Doordat twee vingers van mij tussen het portier en de deurstijl kwamen voelde ik nadien pijn bij de poging de bestuurder aan te houden. Nadat ik, [slachtoffer 2] , het portier aan de passagierszijde had geopend riep ik wederom de woorden: “Stop Politie, stop de auto”. Ik zag hierna dat de bestuurder met zijn voertuig achteruitreed met geopend portier. Ik, [slachtoffer 2] , stond op dat moment in het geopende portier en kon nog net naar achteren springen. Ik zag dat de bestuurder hierna met het geopende portier tegen een aldaar geparkeerde personenauto botste welke hierdoor schade bekwam. Ik zag en hoorde hierna dat het voertuig van de bestuurder afsloeg en ik zag dat de bestuurder zijn voertuig wilde starten met de sleutel in het contactslot. Ik, [slachtoffer 2] , ben toen op de passagiersstoel naast de bestuurder gaan zitten en wilde beletten dat hij zijn voertuig ging starten om weg te komen. Ik, [slachtoffer 2] , heb meerdere malen gezegd dat wij van de politie waren en dat hij moest meewerken en dat hij was aangehouden. Ik, [slachtoffer 3] , stond buiten de auto aan de bestuurderszijde en wist een handboei aan te leggen om de linker pols van de verdachte. De verdachte bleef zich verzetten en ik, [slachtoffer 2] , zag dat zijn rechterhand naar de middenconsole bewoog, kennelijk met het doel iets te pakken. Ik wist zijn rechterarm vast te pakken maar het lukte niet deze arm in de andere handboei te krijgen. Ik, [slachtoffer 3] , voelde dat de verdachte ook naast de auto niet van plan was mee te werken aan zijn aanhouding en ik voelde dat hij trok en rukte in tegengestelde beweging als waar ik hem wilde brengen, kennelijk met het doel zich los te rukken en weg te komen. De verdachte bleef zich zodanig verzetten dat ik, [slachtoffer 2] , samen met de verdachte ten val kwam. Het gevolg was hierna dat de verdachte zich wist los te rukken, en hardlopend ervandoor ging met de handboei nog vast om zijn linker pols. Het voertuig waarin de verdachte reed, de Ford Focus voorzien van kenteken [kenteken] is tenaamgesteld op naam van [naam 1] , geboren op [geboortedatum] en wonende [adres] . Uit administratie en mutaties vastgelegd in het geautomatiseerde systeem van de politie NoordNederland bleek dat de vriend van [naam 1] , genaamd [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] en geregistreerd als niet ingezetene in Nederland als gebruiker van, dan wel bij de auto is gezien. Wij zagen hierna een politiefoto van [verdachte] en herkenden de verdachte als de hiervoor genoemde [verdachte] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 maart 2022, inclusiefbijlagen, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Op donderdag 17 maart 2022 parkeerde ik mijn voertuig voorzien van kenteken: [kenteken] , dit betreft een Volkswagen Golf Sportsvan, op de parkeerplaats aan de Sterrenkamp te Emmen. Ik heb mijn voertuig in goede staat achtergelaten zonder schade. Die dag, omstreeks 19:30 uur, kwam ik terug bij mijn voertuig waarna ik naar mijn woning reed. Onderweg zag ik dat er iets onder mijn ruitenwisser zat. Thuis bekeek ik dit briefje en zag ik de volgende tekst op dit briefje staan: “Gaarne contact opnemen met politie Emmen”. Ik bekeek mijn voertuig en zag dat ik schade had boven mijn linker voorwiel. Ik zag dat hier een deuk zat. Ik zag ook schade aan de linker voorzijde van mijn bumper, wat uit krassen bestaat, alsof er een voertuig langs geschaafd is. Ook zag ik schade is aan de kentekenplaat.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2022,opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] :
Op donderdag 17 maart 2022 omstreeks 18.00 uur reden wij verbalisanten [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] over de Kerkhoflaan te Emmen.Wij verbalisanten zagen vervolgens op de achterbank van de auto zichtbaar een zak met gedroogde henneptoppen liggen waarvan later bij weging het gewicht ongeveer 100 gram betrof. In een opberg vak in de auto troffen wij nog een plastic zakje aan met daarin een witte substantie, zeer vermoedelijk harddrugs. De witte substantie wordt nader onderzocht met het doel te onderzoeken of dit valt onder de strafbepalingen van de Opiumwet.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2022,opgenomen op pagina 49 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [slachtoffer 2] en [verbalisant 4] :
Uit eigen waarneming herkenden wij verbalisanten, deze aangetroffen en inbeslaggenomen planten en of plantendelen qua vorm, kleur en geur als zijnde hennepplanten en/of delen van hennepplanten.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 17 maart 2022,opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:

Volgnummer 2

Goednummer : PL0100-2022067751-1475333
Object : Verdovende mid (Cocaïne Crack)
Bijzonderheden : 20 gram verm. cocaïne bruo
Houder : [naam 2]
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen d.d. 28 maart 2022, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant 9] en [verbalisant 10]:
Goednummer : PL0100-2022067751-1475333
SIN : AAPP6578NL
Omschrijving : een gripzak met daarin, 4 lege blauwe gripzakjes, 8 lege kleinere gripzakjes met een groene rand en:
A : een gripzakje met een groene rand met daarin een witte brok
Nettogewicht : 0,63 gram
SIN Monster : AAPP7412NL
Indicatieve testen : positief voor cocaïne
Identificerend onderzoek
NFiDENT : positief voor cocaïne
C : een dichtgeknoopte kleurloze plasticzak met daarin witte grote brokken (delen van een zogenoemd "krijtje") Nettogewicht : 6,20 gram
SIN Monster : AAPP7406NL
Indicatieve testen : positief voor cocaïne
Identificerend onderzoek
NFiDENT : positief voor cocaïne
T.a.v. de feiten 10 en 11:
De feiten 10 en 11 zien op 13 augustus 2022.
Herkenning door verbalisant
De rechtbank is ook hier van oordeel dat het dossier en het door de raadsman aangevoerde geen aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door verbalisant. De betreffende verbalisant heeft verdachte van dichtbij gezien. De rechtbank acht de herkenning dan ook betrouwbaar en verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer.
Vaststelling van de feiten
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte 13 augustus 2022 te Emmen een voertuig heeft bestuurd. Hij bestuurde dit voertuig zonder in het bezit te zijn van een (geldig) rijbewijs. Hij reed met hoge snelheid over langs de Grote Rietplas, de Rietlandenstraat, Eikenweg, Ericasestraat en Hondsrugweg, meermalen over fietspaden en een zonneweide. Zowel verbalisant [verbalisant 5] als verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] hebben de achtervolging moeten staken wegens ernstig gevaar voor de verkeersveiligheid.
Vrijspraak artikel 5a van de Wegenverkeerswet
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte met zijn verkeersgedrag (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. De rechtbank overweegt hiertoe dat op basis van de ten laste gelegde feitelijke gedragingen niet kan worden geconcludeerd dat levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel te duchten was. In de tenlastelegging wordt bijvoorbeeld niet beschreven dat er op dat moment voetgangers of fietsers aanwezig waren. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde onder feit 10 daarom niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is wel van oordeel dat sprake is van evident gevaarlijk rijgedrag. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de WVW.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 10 subsidiair en 11 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2022,opgenomen op pagina 118 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant 5] :
Op zaterdag 13 augustus 2022 omstreeks 19.15 uur was ik belast met watertoezicht. Tijdens het inlaten van de boot kwam op de parkeerplaats een blauwe Ford Ka aanrijden bij de Grote Rietplas in Emmen. Ik zag dat bestuurder geen gordel droeg. Ik liep naar de auto om de bestuurder aan te spreken. Ik zag een blanke jongen met een sikje en een donkere jongen als bijrijder. Toen ik op 2 meter afstand stond reed de auto naar achteren met gierende banden en reed vervolgens weg over het grasveld tussen de wandelaars en recreanten die lagen te zonnen. Op de Ericasestraat richting de Rietlanden zag ik het voertuig met hoge snelheid over het fietspad rijden. Toen ik ernaast reed probeerde de bestuurder mij van de weg af te drukken. Ik heb de achtervolging met het onopvallend dienstvoertuig gestaakt omdat de bestuurder te veel risico nam en meerdere malen bijna iemand aanreed. Doordat ik de persoon duidelijk gezien had en collega's zowel aansloegen op het voertuig als de persoon heb ik een BSN-nummer gekregen van [verdachte] . De SKDB foto kwam exact overeen met de bestuurder en verdachte en dus ook ambtshalve herkend.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2022,opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant 7] en [verbalisant 6] :
Op de Rietlandenstraat zagen wij dat het betrokken voertuig vol in de remmen ging en probeerde links af te slaan om het fietspad de Eikenweg op te rijden. Wij reden op dat moment kort achter het betrokken voertuig. Tijdens de draai zagen wij dat er een blanke jongen met een baardje achter het stuur zat. Het betrokken voertuig reed vervolgens met hoge snelheid over het fietspad. Op dit fietspad reden op dat moment 2 fietsers, welke ons op tijd zagen aankomen en de berm in doken. Het voertuig reed met zeer hoge snelheid over de brug en vervolgens over het fietspad waar wij meerdere fietsers zagen die het fietspad op wilden draaien of er al op fietsten. Hierop hebben wij besloten om meer afstand te nemen van het betrokken voertuig. Wij zagen dat het betrokken voertuig met zeer hoge snelheid, rakelings langs deze fietser reed. Wij zagen vervolgens dat het betrokken voertuig rechtdoor reed, over de brug over de Rondweg te Emmen, in de richting van de wijk de Bargeres. Dit fietspad gaat stijl naar beneden en een onoverzichtelijke bocht in om onder een spoorbrug te gaan. Wij zagen dat het betrokken voertuig hier met hoge snelheid naar beneden ging. Wij zagen onderaan dit fietspad een hardloper staan. Deze hardloper zag er geschrokken uit.
Dit fietspad gaat vervolgens weer stijl, in een bocht, omhoog om weer rechtdoor te gaan de wijk de Bargeres in. Toen wij weer boven kwamen zagen wij dat het voertuig weer met een enorme vaart, over het fietspad, richting een aantal fietsers reed.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 augustus2022, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
Op zaterdag 13 augustus 2022 omstreeks 19:00 uur zag ik vanaf de Hondsrugweg in Emmen een Ford Ka donkerblauw/zwart van kleur het fietspad op rijden waar dit niet mag. Dit ging met hoge snelheid. Ik schat zo'n 80 à 90 kilometer per uur. Ik zag dat de bestuurder een jongeman was. Ik beschrijf u de bestuurder als volgt:
  • ik gok in de 20 jaar;
  • donker haar;
  • blank/licht getint;
  • een rood overhemd.
Ik zag dat de Ford Ka links af sloeg, het fietspad op langs het Oranjekanaal. Het was ontzettend mooi dus er liepen ontzettend veel mensen. Ik zag dat de Ford Ka ook met hoge snelheid op dit fietspad reed.
4. De door verdachte ter zitting van 15 februari 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik geen rijbewijs heb.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2022,inclusief bijlage, als los proces-verbaal gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant 8] :
Naar aanleiding van meerdere incidenten waarbij de verdachte [verdachte] zou zijn betrokken als bestuurder van een motorrijtuig is door mij het register rijbewijzen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer geraadpleegd. Ik zag dat er voor de verdachte [verdachte] nimmer een rijbewijs was afgegeven.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5 primair, 6, 7, 8, 9, 10 subsidiair en 11 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
subsidiairhij op 11 november 2021 te Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , (motor)agent bij de politie Eenheid Noord-Nederland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • stoptekens gegeven door die [slachtoffer 1] (motor)agent van politie Eenheid Noord-Nederland heeftgenegeerd, en
  • vervolgens meermalen, terwijl die [slachtoffer 1] met zijn dienstmotor links naast de snorscooterwaarop verdachte reed bevond, met zijn snorscooter met kracht abrupt in de richting van die [slachtoffer 1] op de dienstmotor zittende heeft gestuurd en is gereden, en vervolgens met zijn snorscooter met kracht tegen die dienstmotor met daarop zittende die [slachtoffer 1] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij omstreeks 11 november 2021 te Emmen, een snorscooter, toebehorende aan [benadeelde partij 1] , heeft vernield;
3.
hij op 11 november 2021 te Emmen, van een voertuig, te weten een snorscooter met kenteken [kenteken] , heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis (THC), terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 5,7 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
4.
primairhij op 17 maart 2022 te Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] , brigadier bij de politie Eenheid Noord-Nederland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een personenauto met geopend portier, achteruit in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
primairhij op 17 maart 2022 te Emmen, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 3] , brigadier bij de politie Eenheid Noord-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door het portier van zijn voertuig dicht te doen, terwijl de hand en vingers van die [slachtoffer 3] zich tussen het portier en de deurstijl bevonden, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten pijnlijke vingers ten gevolge heeft gehad;
6.
hij op 17 maart 2022 te Emmen, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 2] , brigadier bij de politie Eenheid Noord-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door meermalen, met kracht te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden en vervolgens die [slachtoffer 2] ten val te brengen en zich los te rukken en vervolgens weg te rennen;
7.
hij op 17 maart 2022 te Emmen, een voertuig voorzien van kenteken [kenteken] , toebehorende aan [benadeelde partij 2] , heeft beschadigd;
8.
hij op 17 maart 2022 te Emmen, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 100 gram hennep(toppen), zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
9.
hij op 17 maart 2022 te Emmen, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 6,83 gram cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
10.
subsidiair
hij op 13 augustus 2022 te Emmen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, te weten bij de Grote Rietplas, Rietlandenstraat, Eikenweg, Ericasestraat, Hondsrugweg,
  • terwijl verdachte niet beschikte over een geldig rijbewijs,
  • heeft gepoogd een politievoertuig van de weg te drukken, en
  • met hoge snelheid over een grasveld heeft gereden, en
  • meermalen met hoge snelheid over fietspaden met onoverzichtelijke bochten heeft gereden, doorwelke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
11.
hij op 11 november 2021 en 17 maart 2022 en 13 augustus 2022 telkens te Emmen als bestuurder van een motorrijtuig, een snorscooter en een personenauto, heeft gereden op de weg, - op 11 november 2021 op de Angelsloërdijk en/of Schaikweg en/of Boermarkerweg, en
  • op 17 maart 2022 aan de Wilhelminastraat en/of de Sterrenkamp, en
  • op 13 augustus 2022 aan Rietlandenstraat en/of Eikenweg en/of Ericasestraat
zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van de ten laste gelegde vernielingen onder feit 2 en 7.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een kwalificatie van vernieling ex artikel 350 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), hetgeen het openbaar ministerie kennelijk ten laste heeft willen leggen, is vereist dat de vernieling opzettelijk en wederrechtelijk is gepleegd. Omdat de tenlastelegging niet de bestanddelen “opzettelijk” en “wederrechtelijk” omvat, noch een nadere omschrijving daarvan waardoor de bestanddelen ook niet bewezen kunnen worden verklaard, kan het bewezenverklaarde onder feit 2 en 7 niet worden gekwalificeerd als het strafbare feit vernieling. Het tenlastegelegde levert naar oordeel van de rechtbank ook niet een ander strafbaar feit op.
De verdachte moet derhalve ten aanzien van de feiten 2 en 7 worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
subsidiairpoging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3. overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
4.
primairpoging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
5.
primairwederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
6. wederspannigheid;
8. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
9. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
10.
subsidiairovertreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
11. overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, driemaal gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde onder feit 1, de feiten 2 en 3, het primair ten laste gelegde onder feit 4, het subsidiair ten laste gelegde onder feit 5, de feiten 6, 7, 8 en 9 en het primair ten laste gelegde onder feit 10 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van 24 maanden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van feit 11 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om bij veroordeling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en daarnaast een voorwaardelijk deel met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de Pro Justitiarapportage van R.W. Blaauw, GZ-psycholoog, van 21 december 2022 en de rapportage van
Reclassering Nederland van 6 februari 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van 9 maanden schuldig gemaakt aan 9 strafbare feiten. Verdachte heeft zich onder meer op 11 november 2021, 17 maart 2022 en 13 augustus 2022 met kracht en geweld verzet tegen aanhoudingen door de politie. Op 11 november 2021 en 17 maart 2022 heeft hij daarbij gepoogd twee politieambtenaren zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door op 11 november 2021met een snorscooter tegen een naast hem rijdende motoragent aan te rijden en op 17 maart 2022 met een auto in de richting van een agent te rijden. Daarnaast heeft hij zich op 17 maart 2022 schuldig gemaakt aan wederspannigheid met geweld door het portier van zijn auto dicht te trekken terwijl een agent zijn hand/vingers nog tussen het portier en de deurstijl had. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen zeer kwalijk. Verdachte heeft het werk van de politie meerdere malen bemoeilijkt en geen enkel respect getoond voor het gezag van de politie en de lichamelijk integriteit van de betrokken agenten in het bijzonder.
De rechtbank is van oordeel dat uit oogpunt van vergelding de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur gerechtvaardigd is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland, die een deels voorwaardelijke straf adviseert met bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling en een locatiegebod met elektronische monitoring.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel geen bijzondere voorwaarden verbinden omdat de rechtbank er niet van overtuigd is dat de geschetste voorwaarden na de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel nog geschikt zijn. Bovendien acht de rechtbank het penitentiair programma geschikt om eventuele (psychisch-emotionele danwel socialiserende) behandelingen te realiseren en hulpverlening gericht op resocialisatie te organiseren. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte ten aanzien van feit 3 een ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van 12 maanden op, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Voor de overtreding van artikel 5 WVW en voor het meermalen (in totaal driemaal) rijden zonder rijbewijs zal de rechtbank, zoals de wet voorschrijft, telkens een aparte straf opleggen. De rechtbank zal ten aanzien van feit 10 subsidiair hechtenis voor de duur van 4 weken opleggen. Ten aanzien van feit 11 zal de rechtbank hechtenis opleggen voor de duur van telkens 1 week (dus in totaal hechtenis van 3 weken).

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 350,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 1.238,- ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de vordering van [slachtoffer 1] en daarnaast de rechtbank verzocht de vordering van [benadeelde partij 1] toe te wijzen tot het aanschafbedrag van de snorscooter, in beide gevallen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de bepleitte vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging geen standpunt ingenomen over de vorderingen van de benadeelde partijen.
Oordeel van de rechtbank
T.a.v. de vordering van [slachtoffer 1] :
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 november 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
T.a.v. de vordering van [benadeelde partij 1] :
De rechtbank zal de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en aan hem geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 60, 62, 180, 181, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 5, 8, 107, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder de feiten 1 primair en 10 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 7 ten laste gelegde bewezen als voormeld maar niet te zijn een strafbaar feit.
Ontslaat verdachte ter zake van deze feiten van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder de feiten 1 subsidiair, 3, 4 primair, 5 primair, 6, 8, 9, 10 subsidiair en 11 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
t.a.v. het onder 1 subsidiair, 3, 4 primair, 5 primair, 6, 8 en 9 bewezen verklaarde:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 9 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
t.a.v. het onder 3 bewezen verklaarde:

een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
t.a.v. het onder 10 subsidiair bewezen verklaarde:

hechtenis voor de duur van 4 weken.

t.a.v. van het onder 11 bewezen verklaarde:
- hechtenis voor de duur van 1 week;
- hechtenis voor de duur van 1 week; - hechtenis voor de duur van 1 week.

Benadeelde partijen

T.a.v. feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
T.a.v. feit 2:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door mr. A. Bolding, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 01 maart 2023.
Mrs. Schuth en Holsink en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.