ECLI:NL:RBNNE:2023:699

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2969
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag erfbelasting en de beoordeling van de nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende een aanslag erfbelasting. Eiser, een erfgenaam, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De aanslag, gedateerd op 17 december 2019, bedroeg aanvankelijk € 4.308, maar werd na bezwaar verlaagd tot € 4.179. Eiser betwistte de hoogte van de aanslag en stelde dat de nalatenschap van de erflater negatief was, omdat hij niet het erfdeel had ontvangen waarop hij aanspraak had uit eerdere nalatenschappen van zijn ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag erfbelasting is gebaseerd op de rekening en verantwoording die door de vereffenaars van de nalatenschap zijn ingediend. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de aanslag terecht had gehandhaafd, omdat de rekening en verantwoording als uitgangspunt konden dienen voor de hoogte van de nalatenschap. De rechtbank concludeerde dat de aanslag erfbelasting correct was opgelegd en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2969
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 27 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Zwolle, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder]).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 17 december 2019 een aanslag opgelegd in de erfbelasting ten bedrage van € 4.308, berekend naar een belaste verkrijging van € 14.363.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 augustus 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de aanslag verminderd tot een bedrag van € 4.179, berekend naar een belaste verkrijging van € 13.933.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2023. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [persoon 1].

Overwegingen

Feiten
1.1.
Op 9 februari 2017 is [natuurlijk persoon], een broer van eiser, (verder: erflater) overleden.
1.2.
Erflater is overleden zonder achterlating van afstammelingen. Hij heeft niet bij uiterste wil over zijn nalatenschap beschikt. Volgens de wet heeft erflater negen erfgenamen, allen voor 1/9de deel gerechtigd tot de nalatenschap, waaronder eiser.
1.3.
De rechtbank Limburg heeft bij beschikking van 15 oktober 2019, [persoon 2] en [persoon 3] benoemd als vereffenaars in de nalatenschap van erflater.
1.4.
Op 10 februari 2022 hebben de vereffenaars ter griffie van de rechtbank Limburg een rekening en verantwoording en uitdelingslijst neergelegd in de nalatenschap van erflater.
1.5.
Bij beschikking van 4 augustus 2022 heeft de rechtbank Limburg het verzet van eiser tegen de door de vereffenaars vastgestelde rekening en verantwoording en uitdelingslijst (1.4.) ongegrond verklaard.
1.6.
Bij beschikking van 5 september 2022 heeft de rechtbank Limburg het verzoek van de vereffenaars, strekkende tot toekenning van een aanvullend loon ter hoogte van € 2.782,75 exclusief btw en € 3.367,13 inclusief btw in het kader van de verzetprocedure (1.5.), ingewilligd.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is of de aanslag erfbelasting, zoals deze laatstelijk bij uitspraak op bezwaar is vastgesteld, naar het juiste bedrag is opgelegd.
3. Eiser stelt dat de aanslag erfbelasting naar een te hoog bedrag is opgelegd omdat de nalatenschap van erflater negatief is. Eiser heeft in dit verband onder meer gewezen op de afwikkeling van de nalatenschappen van zijn in 1995 overleden vader en in 2010 overleden moeder. Zo stelt eiser dat de nalatenschap van zijn vader niet (correct) is afgewikkeld, omdat hij uit die nalatenschap niet het erfdeel heeft ontvangen waarop hij aanspraak had. Volgens eiser heeft hij ten gevolge van die omstandigheid vanaf het tijdstip dat zijn vader overleed een rentedragende vordering, en is erflater via erfopvolging (naar rato) de schuldenaar van onder meer die schuld waardoor diens nalatenschap negatief is. Om die reden dient de aanslag erfbelasting verminderd te worden tot nihil, aldus eiser.
4. Verweerder stelt dat de aanslag erfbelasting, voor zover gehandhaafd bij de uitspraak op bezwaar, terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd omdat hij bij het opleggen van de aanslag aansluiting heeft gezocht bij de rekening en verantwoording en uitdelingslijst van 9 februari 2022, waaruit de hoogte van de nalatenschap van erflater blijkt. Daarbij heeft verweerder gewezen op de beschikking van de rechtbank Limburg van 4 augustus 2022 waarin het verzet tegen de rekening en verantwoording en uitdelingslijst van 9 februari 2022 ongegrond is verklaard.
5. De rechtbank stelt voorop dat zij als belastingrechter in deze procedure uitsluitend de vraag mag en kan beantwoorden of verweerder de aanslag erfbelasting, zoals laatstelijk nader vastgesteld bij uitspraak op bezwaar, naar het juiste bedrag heeft opgelegd. De rechtbank kan in deze procedure geen oordeel vellen over de vraag of de (civielrechtelijke) afwikkeling van de onderhavige en eerdere nalatenschappen al dan niet correct is verlopen. Daarvoor staan civielrechtelijke wegen open. Vaststaat dat eiser van die wegen gebruik heeft gemaakt. De beroepsgronden die betrekking hebben op de afwikkeling van de betreffende nalatenschappen, kunnen daarom, gelet op het gesloten stelsel van fiscale rechtsbescherming, geen onderdeel uitmaken van de onderhavige fiscale procedure. [1]
6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de rekening en verantwoording en uitdelingslijst van 9 februari 2022 als uitgangspunt kunnen dienen ter bepaling van de hoogte van de nalatenschap en daarmee de belaste verkrijging. De rechtbank stelt vast dat de rechtbank Limburg bij beschikking van 4 augustus 2022 (zie 1.5.) het verzet van (onder meer) eiser tegen de rekening en verantwoording en uitdelingslijst van 9 februari 2022 ongegrond heeft verklaard. Door eiser is ter zitting aangegeven dat tegen die beschikking van de rechtbank Limburg geen rechtsmiddel is aangewend. Daardoor is die beschikking – en in het verlengde daarvan de rekening en verantwoording en uitdelingslijst van 9 februari 2022 – onherroepelijk geworden en heeft deze gezag van gewijsde verkregen. Dit betekent dat de rekening en verantwoording en uitdelingslijst van 9 februari 2022 als uitgangspunt kunnen dienen ter bepaling van de hoogte van de nalatenschap, de belaste verkrijging en daarmee de aanslag erfbelasting. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of verweerder de aanslag erfbelasting heeft opgelegd conform deze rekening en verantwoording en uitdelingslijst.
7. De rechtbank leidt uit de rekening en verantwoording en uitdelingslijst van 9 februari 2022 af dat de totale baten van de nalatenschap € 162.242,41 bedroegen, waaronder banksaldi ten bedrage van € 161.111,86. Verminderd met de reeds betaalde vereffeningskosten en nog te betalen verschoten / boedelschulden resteerde een saldo voor uitdeling van € 145.298,87. De rechtbank overweegt dat verweerder bij het opleggen van de aanslag erfbelasting – zoals laatstelijk vastgesteld bij de uitspraak op bezwaar – ten aanzien van de hoogte van de nalatenschap is uitgegaan een lager bedrag, namelijk € 144.564. Uitgaande van dit (lagere) bedrag, bedraagt de verkrijging van eiser 1/9 van € 144.564, is
€ 16.062 en komt de belaste verkrijging voor eiser uit op (€ 16.062 -/- € 2.129 (vrijstelling)) een bedrag van € 13.933, waarover € 4.179 erfbelasting is verschuldigd. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanslag erfbelasting bij de uitspraak op bezwaar bij uitspraak op goede grond heeft gehandhaafd op het bedrag ad € 4.179.
8. Ter zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat hij eind 2022 een bedrag van circa
€ 11.700 heeft ontvangen van de vereffenaars van de nalatenschap. Gelet op de naar aanleiding van het verzet aanvullend aan de vereffenaars toegekende beloning, kan de rechtbank mede gelet daarop overigens niet inzien dat eiser uit de nalatenschap van erflater niets zou hebben verkregen.
9 Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Bontsema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.