ECLI:NL:RBNNE:2023:698

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
18.244735.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een hamer in Assen

Op 28 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte had op 26 september 2022 in Assen, tijdens een geweldsincident, meermalen met een hamer op het hoofd van de aangever geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde met de intentie om de aangever van het leven te beroven, gezien de ernst van de opgelopen letsels, waaronder een gebroken schedel en andere verwondingen. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte niet aannemelijk kon maken dat hij zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen tegen een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan poging tot doodslag en legde een gevangenisstraf van 54 maanden op. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet volgens de wettelijke eisen was ingediend. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 3 maanden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.244735.22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.111619.20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
(postadres) [adres] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de politierechter van 20 december 2022 en (na verwijzing) het onderzoek ter terechtzitting van de meervoudige kamer van 14 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 september 2022 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, hebbende hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal
  • met een hamer op het hoofd van die [slachtoffer] geslagen, en/of
  • met een schroevendraaier en/of met (een) ander(e) voorwerp(en) en/of op andere wijze geweldtoegepast op het lichaam van die [slachtoffer] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2022 te Assen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken schedel, een gebroken schouderblad, gebroken ribben en/of een breuk in het aangezicht heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal
  • met een hamer op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan, en/of
  • met een schroevendraaier en/of met (een) ander(e) voorwerp(en) en/of op andere wijze geweld toete passen op het lichaam van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op gronden als vermeld in het schriftelijke requisitoir veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota primair betoogd dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft zij bepleit dat sprake was van noodweer dan wel noodweerexces en dat dit dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudend:
Ik verbleef op 26 september 2022 in de woning van [slachtoffer] . Ik logeerde daar sinds een paar dagen. Er was buiten [slachtoffer] en mijzelf verder niemand in de woning. (…)
Het klopt dat ik [verdachte] word genoemd. (…)
Ik heb [slachtoffer] geduwd en ik heb met mijn vuisten geslagen op zijn lichaam. (…)
Op een gegeven moment is het mij gelukt om de hamer af te pakken van [slachtoffer] . (…)
2. Een proces-verbaal van politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer: NN3R022088 / PL01002022254034 (onderzoek: MONGOLIE), opgemaakt en gesloten op 19 januari 2023 door verbalisant [verbalisant 1] (hierna: het dossier), inhoudend:
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2022, opgemaakt door verbalisant Kramer enopgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:
Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat hij door [verdachte] was geslagen met een hamer en wel 100 keer.
Ik hoorde namelijk dat [slachtoffer] zei: " [verdachte] mij sla met hamer 100 keer". (…) Ik zag dat [slachtoffer] meerdere wonden had op zijn lichaam. Ik zag namelijk dat hij enkele ondiepe gaten op zijn rug had. Ik zag dat hij meerdere wonden op zijn hoofd had. Ik zag dat [slachtoffer] zijn kleding was doordrenkt met bloed.
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 27 september 2022, opgemaakt door verbalisanten
[verbalisant 2] en [verbalisant 3] en opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Toen we weer in mijn woning waren is het uit de hand gelopen. (…)
Ik vond dat hij boos uit zijn ogen keek. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een hamer had, ik herkende de hamer als mijn eigen hamer, ik had die in mijn kledingkast liggen. (…)
Ik weet niet of [verdachte] andere dingen gebruikt heeft om mij te verwonden, ik zag alleen de hamer.
- een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 september 2022, opgemaakt door verbalisanten[verbalisant 3] en Helmus en opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:
A: Ik was om 09.00 uur wakker geworden in de woning van [slachtoffer] , hier sliep ik de 6 dagen hiervoor ook. (…)
[slachtoffer] begon wat met stoeien op dat moment en begon wat aan mijn t-shirt te trekken.
(…)
Ik ben vervolgens het balkon op gegaan en zag dat [slachtoffer] mij achterna kwam met de hamer. (…) Ik heb vervolgens geprobeerd de hamer af te pakken en toen ik dit probeerde vielen we beiden naar binnen op de grond. (…) Op dat moment probeerde ik de hamer weer af te pakken. Hij had de onderkant van de hamer vast en ik de bovenkant. (…) Ik heb hem op een gegeven moment weggeduwd en twee klappen gegeven op zijn lichaam. Waar ik hem geraakt heb weet ik niet precies maar ik denk op zijn bovenlichaam.
(…)
V: In hoeverre heb jij toen bloed bij hem gezien?
A: Ja bij zijn hoofd. Maar ik zat ook onder het bloed maar ik wist niet waar het vandaan kwam.
V: Op welk moment zag jij dat hij bloedde?
A: Toen we aan het rollen waren op de grond. Ik zag bloed aan mijn en aan zijn kleren.
(…)
A: Nee voordat ik hem duwde heb ik hem 2 klappen gegeven. Daarna duwde ik hem weg. (...) Het was duwen en trekken.
(…)
V: In hoeverre heb jij de hamer in je hand gehad?
A: Ik heb in de tussentijd de hamer wel in mijn handen gehad maar die heb ik weggegooid.
(…)
V: Het letsel wat [slachtoffer] heeft, past niet per se bij een duw en 2 klappen?
A: Het zijn meerdere klappen geweest. Het is een gevecht geweest. Ik kan dat niet allemaal in de juiste volgorde vertellen omdat het zo snel ging. Het kan best zijn dat ik hem meerdere klappen heb gegeven.
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant
1] en opgenomen als aanvullend proces-verbaal bij voornoemd dossier, inhoudend een letselrapportage van slachtoffer en verdachte:

Bijlage 1 - letselrapportage slachtoffer (p. 2-47)

Betreft slachtoffer: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] -1991 te [geboorteplaats] .
Datum letselonderzoek: 27 september 2022.
Uitvoering: M.S.P. Löwik, forensisch arts KNMG:
Conclusie
Er zijn tijdens het letselonderzoek aan het hoofd 3 barstwonden en een blauw oog aangetroffen. Aan de voorzijde van de romp werden meerdere schaafwonden en een bloeduitstorting aangetroffen.
Aan de rug werden 17 schaafwonden en 9 bloeduitstortingen aangetroffen.
Aan de rechterarm werden meerdere schaafwonden en 2 krasletsels aangetroffen.
Aan de linkerarm werden 3 bloeduitstortingen, 2 schaafwonden en krasletsels aangetroffen.
Aan de rechterhand werden 2 schaafwonden, 2 krasletsels en 2 ontvellingen aangetroffen.
Aan de linkerhand werden 2 schaafwonden en een krasletsel aangetroffen.
Aan het rechterbeen werden 10 schaafwonden aangetroffen.
Uit het medische dossier blijkt dat er een gebroken schedel is geconstateerd bovenop het hoofd ter plaatse van de door mij aangetroffen barstwond.
Daarnaast werd er een gebroken schouderblad geconstateerd ter plaatse van de door mij aangetroffen bloeduitstorting bij de schouder.
Er werden links en rechts van de borstkas gebroken ribben geconstateerd die qua locatie overeenkomen met de door mij aangetroffen bloeduitstortingen op de rug.
Er werd een breuk in het aangezicht geconstateerd die overeenkomt qua locatie met het door mij aangetroffen blauwe oog.
In het meegestuurde proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige werd het volgende gemeld over de door aangever verklaarde wijze van toebrengen:
" [slachtoffer] gaf aan dat hij meerdere malen op zijn hoofd was geslagen met een hamer."
Het letsel aan het hoofd bestaat uit 3 barstwonden en een bloeduitstorting rondom het oog met onderliggende botbreuken van het aangezicht.
Het blauwe oog met onderliggende botbreuken van het aangezicht is ontstaan door inwerking van stomp uitwendig geweld op de oogkas. Een hamer kan afhankelijk van het type hamer en methode van slaan een stompe of hoekige impact geven. Daarbij is er met een slag van een hamer wel vaak sprake van hoogenergetisch letsel en dit is passend bij het ontstaansmechanisme van een aangezichtsbreuk.
De 3 barstwonden zijn ontstaan door overrekking van de huid, waarbij bij een van de barstwonden onderliggend sprake is van een botbreuk. Deze wonden kunnen ontstaan zijn door een puntig, kantig en/of hoekig voorwerp zoals een hamer. Daarbij is er met een slag van een hamer wel vaak sprake van hoogenergetisch letsel en dit is passend bij het ontstaansmechanisme van een schedelbreuk.
Concluderend is het letsel op het hoofd waarschijnlijk ontstaan door meerdere slagen met een hamer.
De ernst van het letsel is beoordeeld aan de hand van de Abbreviated Injury Score (AIS) (opgenomen als bijlage C in de letselrapportage). De AIS is een gevalideerde methode door artsen gebruikt om de medische ernst van het letsel in het acute stadium vast te stellen. Hiermee wordt een inschatting gemaakt van de getalsmatige kans op overlijden op basis van de letsels in het acute stadium.
(…)
Aan de hand van de 3 hoogste bovenstaande AlS-scores kan met behulp van de eerder genoemde formule de ISS (Injury Severity Score) worden berekend.
Aan het hoofd is er een gebroken schedel geconstateerd met een AIS van 2, in het kwadraat geeft dit een score van 4.
Aan het gelaat werd een breuk in het aangezicht geconstateerd met een AIS van 2, in het kwadraat geeft dit een score van 4.
Aan de borst werden meerdere ribbreuken geconstateerd met een AIS van 2, in het kwadraat geeft dit een score van 4.
De ISS wordt daarmee 2² + 2² + 2² = 12
Uit de literatuur is bekend dat een hogere ISS bij stomp trauma een hogere kans op overlijden (mortaliteit) geeft.
De kans op overlijden door een stomp trauma bij een ISS tussen de 9 en 15 is 3,8%.
Naast de kans op overlijden kan er bij bepaling van de ernst ook gekeken worden naar de verwachte genezingsduur en eventueel aanwezige blijvende schade.
Een gebroken schouderblad geneest over het algemeen binnen 3-4 weken met een arbeidsongeschiktheidsduur van 4-6 weken.
Gebroken ribben genezen meestal binnen enkele weken, maar kunnen 6 tot 12 weken pijnklachten geven.
De zwelling rondom het oog verdwijnt na circa 1 tot 3 weken, waarbij het bot na 6 weken volledig is genezen.
De barstwonden op het hoofd zullen littekens gaan vormen, waarbij twee barstwonden zich boven de haarlijn bevinden en hierdoor niet zichtbaar zullen zijn en een barstwond zich net onder de haarlijn bevindt en hierdoor wel zichtbaar zal zijn.
Behalve bovenstaande littekens is het de verwachting dat de letsels restloos zullen genezen.

Bijlage 2 - letselrapportage verdachte (p. 48-49)

Betreft verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1984 te [geboorteplaats] Datum letselonderzoek: 27 september 2022
Uitvoering: J. Dekker, forensisch arts KNMG:
Er zijn geen evidente zwellingen, blauwe plekken of andere letsels waargenomen die kunnen worden gerelateerd aan de door betrokkene geschetste toedracht.
Ook zijn er geen evidente functiebeperkingen.
De door hem gemelde pijnklachten kunnen passen bij een kneuzing. Dit valt echter niet te objectiveren.
3. Een proces-verbaal “nazending forensische opsporing einddossier” d.d. 20 januari 2023, opgemaakt en gesloten door verbalisant [verbalisant 4] en opgenomen als aanvullend proces-verbaal bij voornoemd dossier, inhoudend:
- een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] ) d.d. 16 oktober 2022, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en opgenomen op pagina 4 e.v. van voornoemd aanvullend proces-verbaal, inhoudend:
Wij zagen op de vloer in de hal een hamer liggen. Wij zagen dat er bloed op de hamer zat. Dit betroffen afdruksporen met bloed. (…)
In de hal zagen wij meerdere bloedsporen. Op de deurkruk van de voordeur, aan de binnenzijde, zagen wij een afdrukspoor van bloed. Dit bloedspoor is ontstaan door contact van bloed met de deurkruk.
Er was een soortgelijk spoor zichtbaar op de beide deurkrukken van de deur tussen de hal en de woonkamer. Deze drie bloedsporen werden door ons bemonsterd. Op de vloer van de hal zagen wij op meerdere plaatsen ronde bloedspatten van verschillend formaat.
Wij zagen aan de beide zijden van het kozijn van de deur naar de woonkamer een cluster van ronde bloedspatjes met daarbij ellipsvormige bloedspatten. Deze hebben verschillende bewegingsrichtingen. Dit is passend bij een impact patroon.
Dit is ontstaan door een krachtsinwerking geassocieerd met slaan in bloed. Wij zagen dit ook op de deur van de meterkast in de hal en de deur tussen de slaapkamer en de woonkamer.
Door ons werd de hoogte van het patroon gemeten. Hiervoor werd de hoogste spat gemeten. Wij zagen dat het patroon op de meterkast een hoogte had van 1.70 meter.
Het patroon op het kozijn naast deze deur had een hoogte van 1.80 meter. De hoogte van het tegenoverliggende patroon 1.92 meter. Het patroon op de deur naar de slaapkamer zat op een hoogte van 1.40 meter. Op deze plaatsen werd door ons een bloedspat bemonsterd.
Door ons werden er meer dan twee geweldsinwerkingen in bloed waargenomen. De krachtsinwerking in bloed heeft zich afgespeeld in de omgeving van de deur tussen de hal en de woonkamer en in de woonkamer en in de omgeving van de deur naar de slaapkamer.
- een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.11.08.157 (aanvraag 001), d.d. 29 december 2022, opgemaakt door dr. H. Mujcic, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd aanvullend procesverbaal, voor zover inhoudend als verklaring:
Hamer AAPK4888NL
Het onderzoeksmateriaal betreft een klauwhamer. De hamer ziet er bevuild uit.
De hamer is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn verspreid over de hamer meerdere bloedsporen aangetroffen. Vijf bloedsporen zijn bemonsterd. De selectie is gebaseerd op de locatie en de uiterlijke kenmerken van de bloedsporen. De bemonsteringen zijn als AAPK4888NL#01 tot en met #05 veiliggesteld voor een DNA- en RNA-onderzoek. Het gehele handvat van de hamer is bemonsterd, gericht op het verzamelen van DNA van diegene(n) die de hamer heeft (hebben) gehanteerd. Hierbij is geprobeerd het aanwezige bloed te vermijden. De bemonstering is als AAPK4888NL#06 veiliggesteld voor een DNA- en RNAonderzoek. De bemonstering is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is, ondanks de gekozen bemonsteringsstrategie, bloed aangetroffen in deze bemonstering.
(…)
AAPK4888NL#01 deel van een bloedspoor op de rechterzijde van het handvat
AAPK4888NL#02 deel van een bloedspoor op de rechterzijde van het zilverkleurige gedeelte van de steel
AAPK4888NL#03 bloedspoor op de rechterzijde van de kop
AAPK4888NL#04 bloedspoor op de onderzijde van de kop
AAPK4888NL#05 bloedspoor op de linkerzijde van de het handvat
AAPK4888NL#06 (met bloed) gehele handvat
(…)
Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek:
SIN DNA kan afkomstig zijn van Bewijskracht
AAPK4888NL#01, één man:
#04 en #05 [slachtoffer] meer dan 1 miljard
AAPK4888NL#02 één persoon: en #03 [slachtoffer]
AAPK4888NL#06 minimaal twee personen: een relatief grote hoeveelheid DNA:
meer dan 1 miljard een relatief geringe hoeveelheid DNA: [verdachte] meer dan 1 miljard
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 26 september 2022 [slachtoffer] (onder meer) meermalen met een hamer op zijn hoofd en tegen zijn lichaam heeft geslagen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 26 september 2022 heeft een geweldsincident plaatsgevonden in de woning van aangever [slachtoffer] , aan de [adres] , waarbij aangever ernstig letsel heeft opgelopen. Ten tijde van het incident waren aangever en verdachte als enigen in de woning aanwezig. Aangever heeft verklaard dat hij (meermalen) door verdachte is geslagen met een hamer.
De bij aangever geconstateerde letsels passen volgens de forensisch arts bij het slaan met een hamer. Op de hele hamer, maar ook op de kop waarmee normaal gesproken geslagen wordt, zit bloed van aangever. Op de steel wordt naast DNA van aangever ook DNA van verdachte aangetroffen.
Bij het forensisch onderzoek in de woning van aangever worden meerdere impactpatronen aangetroffen passend bij slaan in bloed. Vastgesteld is dat aangever de enige was in de woning die bebloed was.
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd (onder meer) dat hij aangever opzettelijk meermalen met een hamer op het hoofd heeft geslagen en dat dit handelen dient te worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. Om tot een veroordeling van het primair ten laste gelegde te komen dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte aangever met opzet met een hamer heeft geslagen, en indien dat het geval is, waar verdachtes opzet op was gericht.
De verdachte heeft aangever met een hamer op zijn hoofd geslagen. Uit de letselrapportage van de forensisch arts inzake het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel blijkt dat sprake is van een veelheid aan letsels aan hoofd, aangezicht en lichaam, waaronder een gebroken schedel, barstwonden in de schedel, en een breuk in het aangezicht. Gezien de ernst en de uitgebreidheid van de letsels kan niet anders worden geconcludeerd dan dat aangever meermalen met kracht met de hamer is geslagen door verdachte. Er is niet gebleken van een andere verklaring voor de letsels.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dit handelen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm redelijkerwijs niet anders worden opgevat dan als handelen gericht op het doden van aangever. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een zeer kwetsbaar en vitaal deel van het lichaam is en dat door meermalen met kracht met een hamer op of tegen een hoofd te slaan een zodanige verwonding op kan treden dat de dood het gevolg is. Ook verdachte wordt geacht dit te weten.
De rechtbank acht gelet hierop bewezen dat verdachte vol opzet had op het doden van aangever.
Het verweer van de verdediging
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte -te weten dat hij aangever niet heeft geslagen met een hamer maar dat juist hij (verdachte) met een hamer en met schroevendraaiers werd aangevallen door aangever, dat hij aangever van zich af probeerde te houden en dat hij uiteindelijk de hamer van aangever heeft afgepakt en deze heeft weggegooid- haar weerlegging vindt in de bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte dat aangever zichzelf het letsel heeft toegebracht of dat de verwondingen bij aangever zijn ontstaan door kapotte spullen in de woning waar aangever en hijzelf tijdens de worsteling in terecht zijn gekomen, acht de rechtbank niet aannemelijk nu een dergelijk scenario niet past bij de overige objectief verifieerbare bevindingen in het dossier en verdachte zelf geen noemenswaardig letsel heeft opgelopen.
Een dergelijke gang van zaken past niet bij de feitenvaststelling zoals hiervoor weergegeven.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 26 september 2022 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, hebbende hij, verdachte, meermalen,
  • met een hamer op het hoofd van die [slachtoffer] geslagen en
  • op andere wijze geweld toegepast op het lichaam van die [slachtoffer] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachteHet bewezen verklaarde levert op:
Poging tot doodslag.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden zoals vermeld in de pleitnota bepleit dat verdachte een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt en dat verdachte derhalve van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen.
De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte is aangevallen door aangever met een hamer en twee schroevendraaiers, dat verdachte zich in de woning bevond en dat de deur was afgesloten, dat verdachte getracht heeft om via het balkon de woning te verlaten maar dat dit niet lukte, dat aangever hem bleef aanvallen, dat de enige mogelijkheid voor verdachte was om de hamer af te pakken van aangever en aangever van hem af te duwen, waarna verdachte de woning kon verlaten. Er bestond geen reële en redelijke andere mogelijkheid voor verdachte om zich aan de ogenblikkelijke aanranding te onttrekken, aldus de raadvrouw.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er sprake is van noodweerexces. De verdachte heeft zichzelf verdedigd tegen de aanval van aangever en indien hij daarbij disproportioneel heeft gehandeld dan was dit het gevolg van een door die aanval veroorzaakte hevige gemoedsbeweging.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op gronden als vermeld in het schriftelijke requisitoir betoogd dat verdachte geen beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt.
Het oordeel van de rechtbank
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht kan een beroep op noodweer alleen slagen indien het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo’n aanranding.
De rechtbank stelt voorop dat wanneer door of namens de verdachte een beroep op noodweer is gedaan, de rechtbank zal moeten onderzoeken of de wettelijke voorwaarden voor aanvaarding van dat verweer zijn vervuld. Daarbij komt betekenis toe aan de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval. De rechtbank zal daarom eerst de feitelijke omstandigheden moeten vaststellen. In dat verband gaat de rechtbank na of wat de verdachte ten aanzien van de feitelijke omstandigheden heeft aangevoerd - met andere woorden: wat er volgens de verdachte is gebeurd aannemelijk is geworden.
De verklaringen van de verdachte en de aangever over het incident lopen uiteen.
De verklaring van aangever wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen zodat de rechtbank voor de feitenvaststelling uitgaat van deze verklaring. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen lijf tegen (het onmiddellijk dreigend gevaar voor) een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Het beroep op noodweer mist feitelijke grondslag zodat het moet worden verworpen. Daarmee komt de verdachte ook geen beroep toe op putatief noodweer dan wel noodweerexces.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde of de verdachte uitsluiten, zodat het bewezenverklaarde en de verdachte strafbaar zijn.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, onder aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor vrijspraak en subsidiair gepleit voor ontslag van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 9 december 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 januari 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft aangever, in zijn eigen woning, (onder meer) meermalen met kracht met een hamer op het hoofd geslagen. Uit het dossier komt naar voren dat sprake moet zijn geweest van een explosie van geweld. De woning van aangever zat onder het bloed en bij aangever zelf is sprake van een veelheid aan letsels. Dit handelen van verdachte had eenvoudig tot veel ernstiger gevolgen kunnen leiden voor aangever, tot en met de dood van aangever aan toe. Dat deze (zeer) ernstige gevolgen zich niet hebben voorgedaan, is niet aan verdachte te danken.
Het betreft een ernstig feit waarvan bekend is dat dit bij direct betrokken slachtoffers nog langere tijd gevoelens van angst en onveiligheid kan veroorzaken. De rechtbank weegt daarbij mee dat dat aangever verdachte, die hij beschouwde als een vriend, onderdak had geboden in zijn woning.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, dat hij onderhavig feit heeft gepleegd in de proeftijd van eerdere veroordelingen, terwijl hij net 17 dagen op vrije voeten was.
Strafoplegging
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezenverklaarde, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een forse gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 21 november 2022, is ingevuld door [naam], bewindvoerder GKB Assen. In het schadevergoedingsformulier wordt kort benoemd welke materiële en immateriële schade door de benadeelde partij is geleden. Er wordt geen schadebedrag genoemd en de geleden schade is niet nader onderbouwd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze niet volgens de eisen der wet is ingediend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van het primair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 18/111619-20):

Bij onherroepelijk vonnis van 6 oktober 2020 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank NoordNederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 21 oktober 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 17 november 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering wordt afgewezen.
Nu veroordeelde het primair bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.111619-20:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 6 oktober 2020, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. R. Depping en mr. H.R. Eising, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2023.
Mr. R. Baluah en mr. H.R. Eising zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.