ECLI:NL:RBNNE:2023:651

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
18-222621-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreiging en poging tot vrijheidsberoving in een knipperlichtrelatie

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling, bedreiging en poging tot vrijheidsberoving van zijn toenmalige vriendin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 2 september 2022 in Sneek zijn levensgezel heeft mishandeld door haar met kracht te slaan en haar haren te trekken. Daarnaast heeft hij haar bedreigd met de dood en heeft hij geprobeerd haar tegen haar wil in zijn auto te krijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten, maar sprak hem vrij van belaging, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een contact- en locatieverbod ten aanzien van de aangeefster. De rechtbank weigerde de maatregel ex artikel 38v Sr op te leggen, omdat het in de rede lag om te kiezen tussen een vrijheidsbeperkende maatregel of een contactverbod. De uitspraak benadrukt de complexiteit van relaties met een 'knipperlicht' karakter en de noodzaak van duidelijke communicatie over grenzen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-222621-22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-133405-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 07 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Konya, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door D.P. Menting.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-222621-22
1
hij op of omstreeks 2 september 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, immers heeft verdachte - die [slachtoffer] stevig bij haar arm vastgepakt en/of aan haar arm getrokken - om haar uit de telefoonwinkel te krijgen - en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] bij haar middel, althans het lichaam gepakt en/of gegrepen en/of(vervolgens)
  • die [slachtoffer] opgetild en/of meegetrokken in de richting van zijn, verdachtes auto en/of(vervolgens)
  • de portier van zijn auto opengedaan en/of die [slachtoffer] in de richting van zijn auto geduwd en/ofgetrokken - met het doel die [slachtoffer]
  • tegen haar wil- in zijn auto te krijgen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet isvoltooid;
2
hij op of omstreeks 2 september 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân zijn (voormalige) levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal (met kracht) met zijn vuist(en) op haar rechter bovenbeen te stompen en/of te slaan en/of tegen het (achter)hoofd te stompen en/of te slaan en/of aan haar haren te trekken;
3
hij in de periode van 1 januari 2022 tot en met 2 september 2022 te Sneek, gemeente SúdwestFryslân, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
  • in genoemde periode veelvuldig de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of te willen wetenwaar die [slachtoffer] haar telefoon had en/of op die manier controle over die [slachtoffer] wilde uitoefenen, althans controle heeft uitgeoefend en/of
  • (telkens) wilde weten waar die [slachtoffer] zich bevond en/of
  • (telkens) wilde weten wat die [slachtoffer] aan het doen was en/of met wie zij had gesproken en/of-(telkens) die [slachtoffer] te laten schrikken en/of angst aan te jagen en/of te dwingen contact met hem te hebben en/of naar hem toe te komen en/of
-(telkens) die [slachtoffer] lastig viel tijdens de nachtelijke uren en/of haar veelvuldig belde (onder meer beschreven in het door die [slachtoffer] aangeleverde logboek, zie aanvullend proces-verbaal d.d. 12 november 2022) onder meer door
(op 6 februari 2022, pagina 1 en 2 logboek) aan te geven dat die [slachtoffer] met hem moest trouwen en hij een afspraak hiertoe met de Imam had gemaakt en/of
(op 8 maart 2022, pagina 5 en 6 logboek) die [slachtoffer] te dwingen een (trouw)ring om haar vinger te doen en/of daarbij te zeggen dat die [slachtoffer] van hem was en daarbij te zeggen dat hij niet moest merken dat die [slachtoffer] die ring zou afdoen en/of
(op 10 maart 2022, pagina 7 logboek) die [slachtoffer] te dwingen brood te eten door een broodje in haar mond te duwen totdat die [slachtoffer] zich verslikte en/of verdachte daarop begon te lachen en/of
(op 19 maart 2022, pagina 8 logboek) die [slachtoffer] een mes te tonen en/of
(op 10 mei 2022, pagina 21 logboek) buiten bij de flat van die [slachtoffer] seksueel ongepaste opmerkingen te schreeuwen/maken , onder meer “Heb je weleens anaal geprobeerd, zou je moeten doen vieze slet” en/of
(op 13 mei 2022, pagina 22 en 23 logboek) die [slachtoffer] met kracht tegen zijn borst aan te drukken, waardoor die [slachtoffer] geen lucht kreeg en moest huilen en/of daarbij die [slachtoffer] uitlachte en/of
(op 28 augustus 2022, pagina 51 logboek en aanvullende aangifte van [slachtoffer] d.d. 12 september 2022) die [slachtoffer] heeft gedwongen om meermalen, terwijl die [slachtoffer] zich beroerd voeldein Walibi ritjes in de achtbaan te maken en/of die [slachtoffer] te dwingen snacks te eten van de Burger King en/of (aansluitend) hard en slingerend te rijden met zijn auto zodat die [slachtoffer] steeds beroerder werd en moest overgeven en/of
- door in genoemde periode een grote hoeveelheid berichten, foto's en/of filmpjes te versturen via Whatsapp en/of Facebook Messenger naar die [slachtoffer] , welke veelheid aan (spraak)berichten en/of teksten (telkens) beledigend, dreigend, dwingend, controlerend en intimiderend waren, onder meer (in de periode 2 augustus 2022 tot en met 7 augustus ) de volgende (spraak)berichten en/of filmpjes
“Ik ben [slachtoffer] en ik heb kanker polo in mijn handen” en/of
“ eerlijk geloof mij maar jongen, weet je eerlijk uiteindelijk straks jongen je gaat wel zien er is maar één kankerbaas op deze wereld en dat ben ik jongen, duidelijk” en/of
“als je mij terugbelt dan zijn er nog andere voorwaarden en je gaat een vrouw wezen of je gaat opkankeren, snap je dat en heel eerlijk je gaat je best doen voor mijn kinderen anders hoef ik je nooit meer in mijn kankerleven te zien en laat dat heel duidelijk wezen stinkerd” en/of “de enige aap die fucking is, je bent zelf in Bosnië, wie is hier de buitenlander, jij of ik niet jongen, je moet je eens gedragen he dom wijf jo je hebt kanker verstand niet in je kop” en/of “weet je wat jij kan krijgen de aller zwaarste rot kanker en mij ook niet weer bellen lelijk mokkel” en/of
“Fok jou jonge, fok jou jonge, jij komt nooit meer in mijn leven jonge, je bent nou te lang weggeweest. Meisje geloof mij maar (hij , verdachte beeld een pistool uit met zijn en houd deze de rechterzijde van zijn hoofd en zegt) Tjalla Bitch” en/of
“weet je wat jij mag, je mag mijn pik zuigen. Ik spuit je hele bek vol ”en/of
“Oh jonge, echt jonge totaal niet onder de indruk jonge, totaal niet jonge, totaal niet Gloor, want heel eerlijk anders komen er auto’s vol jong, je weet het dan maak ik ze af. Wollaj, ik ben de baas” en/of (In de periode 15 augustus 2022 tot en met 21 augustus 2022) de volgende (spraak)berichten en/of filmpjes
"Vieze hoer, ik kom nu naar je toe" en/of
“ Hoi megool. DE KKR. Kanker wijf online niet opnemen val dood" en/of
“Weet je het zeker, vraag jou één ding. Wil je oorlog zeg het maar, geen probleem ik laat me niet boos maken door jou. En nu opnemen”
“vieze gluiperd jij kan dood vallen kkr hond, mij nooit meer iets vragen vies walgelijk wijf” en/of “Je komt naar mij!” en/of
“ik wil dat de foto’s verwijderd worden van facebook, ik wil dat dat mail weggaat, anders kom ik naar je huis “ en/of
“Ik maak je mijn vrouw, je bent van mij, mis je, niet meer praten met kerels, je weet het ik ben een
[verdachte] , sloop iedereen hayati, kankerhonden er is er maar één baas, als ik ergens achter kom dan sloop ik jou ook, laptop moet leeg, Niet opnemen, val dood”,
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niette doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4
hij in of omstreeks de periode 4 augustus 2022 tot en met 7 augustus te Leeuwarden en/of Sneek, althans in Nederland een persoon genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (op 4 augustus 2022) in een telefoongesprek (via videobellen) die [slachtoffer] de woorden "Ik maak jou dood" toe te voegen en/of (tussen 4 augustus 2022 en 7 augustus 2022) via een videoboodschap en/of Messenger bericht die [slachtoffer] de woorden “Vieze hou je bek joh vieze kankervarken, je hebt nog aids aan je kut ook, vieze kankerhoer. Allah gaat je straffen en je kankerfamilie erbij, als ik een keer moet gaan komen met mijn kankerfamilie, dan zijn jullie uitgeroeid, onthoud dat heel goed”, althans telkens woorden en/of tekst van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Parketnummer 18-1334055-22
hij op of omstreeks 2 maart 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân opzettelijk en wederrechtelijk een deur van de woning [adres] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-222621-22 Feit 1
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 1, gelet op de aangifte van mevrouw
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en de verschillende getuigenverklaringen waaronder die van [getuige 1] die verklaart te hebben gezien dat verdachte [slachtoffer] vast heeft gepakt en haar wilde meesleuren de winkel uit. Getuige [getuige 1] verklaart daarbij dat [slachtoffer] zich aan de deurpost vast heeft gehouden en dat het duidelijk was dat zij niet met verdachte meewilde. De verdachte bekent [slachtoffer] te hebben opgetild met het doel haar in de auto te krijgen.
Feit 2
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 2, gelet op de aangifte van [slachtoffer] waarin zij beschrijft dat zij op haar bovenbeen is geslagen door verdachte waardoor zij diverse blauwe plekken heeft opgelopen. Bij de aangifte zijn foto’s toegevoegd van de blauwe plekken op het bovenbeen van [slachtoffer] .
Feit 3
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 3, gelet op de aangifte van [slachtoffer] , het proces verbaal van de berichten en video’s die door verdachte zijn gestuurd aan [slachtoffer] in augustus 2022, het door [slachtoffer] opgestelde logboek waarin zij een tijdlijn weergeeft van gebeurtenissen en de getuigenverklaring van [getuige 2] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte gedurende negen maanden op een zeer frequente basis en op verschillende manieren inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] .
Feit 4
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 4, gelet op de aangifte van [slachtoffer] , de door verdachte opgenomen videoboodschap waarin de verdachte de ten laste gelegde bedreigende woorden heeft gezegd en de getuigenverklaring van [getuige 3] die bij [slachtoffer] was op het moment dat verdachte de bedreigingen door middel van videobellen heeft geuit.
Parketnummer 18-1334055-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het ten laste gelegde feit, onder andere gelet op de aangifte van mevrouw [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) en het proces verbaal waarin de verbalisanten verklaren een voicemailbericht te hebben uitgeluisterd waarin zij horen dat verdachte zegt dat de deur de volgende keer gewoon moet worden open gedaan omdat hij anders de deur weer moet intrappen.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-222621-22 Feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van opzet. Verdachte heeft [slachtoffer] opgetild en voor de duur van enkele seconden enkele meters meegenomen naar de auto. De handelingen van verdachte zijn van dusdanig korte duur en afstand dat er niet kan worden vastgesteld dat verdachte het opzet heeft gehad op het beroven en beroofd houden van de vrijheid. Daarnaast verklaart verdachte dat zijn intentie enkel was gericht op het voeren van een gesprek met [slachtoffer] in de auto.
Feit 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat het letsel mogelijk is ontstaan door een ongelukkige samenloop van omstandigheden toen verdachte [slachtoffer] vanuit de telefoonwinkel optilde richting de auto.
Feit 3
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte en [slachtoffer] hebben sinds oktober 2021 een ‘knipperlichtrelatie’. Een kenmerk van een ‘knipperlichtrelatie’ is dat de relatie meermalen wordt beëindigd en weer wordt hersteld. [slachtoffer] is in de periodes waarin er sprake is geweest van een relatiebreuk niet eerder naar de politie gegaan. [slachtoffer] heeft over de ten laste gelegde periode een tijdlijn opgesteld waarin zij gebeurtenissen heeft opgenomen. Verdachte ontkent dat deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden op de wijze zoals zij deze heeft opgeschreven. Wanneer er objectief wordt gekeken naar de bewijsmiddelen in het dossier kan worden vastgesteld dat zowel verdachte als [slachtoffer] wisselvallig zijn in hun berichten. [slachtoffer] bevestigt daarnaast in het tapgesprek dat zij ook dingen niet goed heeft gedaan en dat zij ook leuke periodes hebben gekend samen.
Feit 4
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de getuigenverklaring van [getuige 3] niet als objectief bewijs kan worden gezien. [getuige 3] is de neef van [slachtoffer] en er zijn geen andere bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd. Omdat er onvoldoende objectief bewijs in het dossier aanwezig is, dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Parketnummer 18-1334055-22
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd en verklaart dat de deur al vernield was op het moment dat hij bij de woning aankwam. Er zijn geen getuigen van de vernieling waardoor niet zonder twijfel vast kan komen te staan dat verdachte de vernieling heeft gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-222621-221Bewijsmiddelen
Verdachte en [slachtoffer] hebben sinds eind 2021 een relatie.
2[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de nacht van 1 op 2 september 2022 in haar woning in Sneek aanwezig was.
3Rond middennacht is zij door verdachte opgehaald om met de auto naar zijn woning te Sneek te gaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de auto door verdachte met zijn vuist op haar rechter bovenbeen is geslagen waardoor er blauwe plekken zijn ontstaan. Vervolgens heeft hij haar met een platte hand op haar achterhoofd geslagen en trok hij aan haar haren.
4De rechtbank heeft ter zitting de foto’s van de blauwe plekken op het bovenbeen van [slachtoffer] waargenomen.
5
Op 2 september 2022 zijn verdachte en [slachtoffer] samen naar een telefoonwinkel in Sneek gereden.
6[slachtoffer] had tegen verdachte gezegd dat zij haar telefoon daar had achtergelaten ter reparatie.
7Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij verdachte samen met [slachtoffer] de telefoonwinkel in zag komen. Hij merkte daarbij op dat [slachtoffer] een angstige blik in haar ogen had. Nadat ze [getuige 1] had gevraagd om haar telefoon, draaide ze zich om naar verdachte en vertelde ze dat haar telefoon in Bosnië lag. Daarop is verdachte naar [slachtoffer] toegerend en heeft haar bij haar arm gegrepen. Vervolgens greep hij haar rond haar middel en wilde haar meesleuren. [getuige 1] zag dat [slachtoffer] zich aan de deurpost vast hield en herhaaldelijk verklaarde dat ze niet met verdachte mee wilde.
8
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte [slachtoffer] van de grond heeft gepakt en heeft opgetild. Daarbij zag zij [slachtoffer] spartelen en hoorde zij haar voortdurend gillen. [getuige 4] zag dat [slachtoffer] door verdachte naar de auto toe werd getrokken.
9Getuige [getuige 5] hoorde [slachtoffer] schreeuwen dat ze niet wilde en zag dat verdachte haar met geweld vasthield en haar met kracht in de richting van de auto duwde. Zij zag dat verdachte probeerde om [slachtoffer] met dwang in de auto te zetten. Het was voor [getuige 5] duidelijk dat [slachtoffer] niet mee wilde en dat ze tegenspartelde. Vervolgens zijn er meerdere personen naar verdachte en [slachtoffer] toegekomen en is [slachtoffer] uiteindelijk door twee vrouwen meegenomen.
10Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] in de winkel heeft opgetild en enkele meters richting de auto heeft meegenomen met het doel haar in de auto te zetten om te kunnen praten.
Tijdens het aanvullend verhoor van 19 september 2022 heeft [slachtoffer] verklaard dat zij op donderdag 4 augustus 2022 samen met getuige [getuige 3] in Leeuwarden was. Vervolgens is zij door verdachte gebeld door middel van een videogesprek. [slachtoffer] hoorde verdachte onder meer tegen haar zeggen: “Ik maak jou dood.”
11[slachtoffer] heeft verklaard dat zij zich door verdachte bedreigd voelt en dat ze bang is.
12
Getuige [getuige 3] heeft verklaard in het getuigenverhoor van 12 september 2022 dat hij met zijn nichtje [slachtoffer] op het Zaailand in Leeuwarden was. Hij zag dat [slachtoffer] aan het videobellen was met haar ex-vriend.
13Op enig moment hoort hij verdachte zeggen: “ik maak jou dood.”
14
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de chat, audio- en videobestanden van een Whatsapp gesprek tussen verdachte en [slachtoffer] in de periode 2 augustus 2022 tot 7 augustus 2022 woordelijke uitgewerkt in een proces verbaal.
Geverbaliseerd is (onder meer):
“Vieze hou je bek joh vieze kankervarken, je hebt nog aids aan je kut ook, vieze kankerhoer, Allah gaat je straffen en je kankerfamilie erbij, als ik een keer moet gaan komen met mijn kankerfamilie, dan zijn jullie uitgeroeid, onthoud dat heel goed.”
15
Bewijsoverwegingen Feit 1
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat al van wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 Sr kan worden gesproken, indien sprake is van het iemand doen verblijven -zonder dat de dader daartoe gerechtigd is op een plaats waarvan of waaruit deze persoon zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen, ook al bestaat bij de dader niet het opzet de toestand van vrijheidsbeneming zich te doen uitstrekken over een tijd langer dan enige minuten. Ook in dat geval is immers sprake van een situatie waarin iemand is beroofd van de vrijheid om te gaan en te staan waar zij wil door haar dat zonder enig recht te beletten.
16
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals deze blijken uit de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] tegen haar wil heeft vastgepakt, van de grond getild heeft en met dwang naar de auto heeft bewogen. [slachtoffer] heeft op duidelijke wijze kenbaar gemaakt aan verdachte dat zij niet met hem mee wenste te gaan door onder andere om hulp te roepen, tegen te stribbelen en te schreeuwen.
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van de raadsman dat er geen sprake was van opzet wordt weersproken door de gebruikte bewijsmiddelen, waaronder de eigen verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer] uit de winkel heeft opgetild en meerdere meters heeft meegenomen met het doel haar in de auto te krijgen. Dat verdachte zegt dat het alleen zijn bedoeling was om in de auto met [slachtoffer] te praten, doet niet af aan de vrijheidsbenemende handelingen die hij heeft verricht. Dat verdachte [slachtoffer] uiteindelijk niet in de auto heeft gekregen komt omdat omstanders zich met de situatie hebben bemoeid. Een en ander leidt tot de conclusie dat verdachte een begin van uitvoering heeft gemaakt door het slachtoffer vast te pakken, op te tillen en in (de richting van) de auto te duwen en dat hij, gelet op de bewijsmiddelen, gepoogd heeft [slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven.
Feit 2
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij op 2 september 2022 [slachtoffer] heeft mishandeld door haar op haar bovenbeen te slaan, aan haar haren te trekken en op haar achterhoofd te slaan.
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte, ondanks zijn stellige ontkenning, zich schuldig heeft gemaakt aan het mishandelen van [slachtoffer] .
Uit de aangifte volgt dat verdachte zijn toenmalige levensgezel aan haar haren heeft getrokken en met zijn vuist op haar rechter bovenbeen heeft geslagen en met zijn platte hand op haar achterhoofd heeft geslagen. De verklaring van [slachtoffer] vindt ondersteuning in de door de rechtbank ter zitting waargenomen foto’s van de blauwe plekken op het bovenbeen van [slachtoffer] . Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 3
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b Sr moet worden vastgesteld dat er wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk is gemaakt op een iemands persoonlijke levenssfeer. Daarbij moet worden gekeken naar de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. In de kern gaat het er bij belaging om dat iemand herhaaldelijk tegen zijn of haar wil wordt lastiggevallen
.
Op grond van hetgeen ter zitting is besproken en de stukken van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] tussen oktober 2021 en september 2022 een relatie hebben gehad. Zowel [slachtoffer] als verdachte spreken van een zogenaamde “knipperlichtrelatie”. [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij zich op veel momenten zeer onprettig heeft gevoeld binnen deze relatie en heeft hiervan een beschrijving gegeven in een door haar opgestelde tijdlijn. Op grond van deze tijdlijn en de overige inhoud van het dossier, zoals de chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] en de poging tot vrijheidsberoving die bewezen is verklaard bij feit 1, staat voor de rechtbank vast dat verdachte binnen de relatie een controlerende, dwingende en dominante rol heeft aangenomen. Hoe vervelend dit ook is geweest voor aangeefster, dit is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf echter nog niet voldoende om te kunnen spreken van belaging. Daartoe vindt rechtbank mede van belang dat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] ertoe heeft geleid er dat de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] minder scherp was afgebakend, doordat partners in een relatie deel uitmaken van elkaars persoonlijke levenssfeer. Voor de momenten dat er binnen de knipperlichtrelatie tussen verdachte en [slachtoffer] geen sprake was van een relatie, moet er naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat het voor verdachte duidelijk was dat [slachtoffer] geen contact met hem wilde. Het moet voor verdachte op ondubbelzinnige wijze kenbaar zijn geweest dat [slachtoffer] geen enkel contact meer met hem wilde en dat het zoeken van verder contact met
[slachtoffer] door haar onmiskenbaar als een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer zou worden ervaren. Zonder een dergelijke ondubbelzinnige kennisgeving kan het zijn dat het, gelet op het typerende aan/uit karakter van de ‘knipperlichtrelatie’, voor verdachte onduidelijk is geweest dat [slachtoffer] geen contact meer met hem wilde.
De rechtbank kan op grond van de beschikbare informatie niet vaststellen wanneer in de tenlastegelegde periode wel of niet sprake was van een relatie. Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat [slachtoffer] , in de periodes dat de relatie uit was, ondubbelzinnig aan verdachte te kennen heeft gegeven dat verdachte geen contact meer met haar op mocht nemen. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij verdachte, ondanks zijn gedrag, steeds opnieuw kansen heeft gegeven en ondanks alles weer toenadering heeft gezocht. Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting kan worden afgeleid dat er op een gegeven moment kennelijk een zogenaamd “stopgesprek” zou hebben plaatsgevonden met verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hem de bedoeling van dat gesprek niet duidelijk was. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nooit van [slachtoffer] heeft begrepen dat zij geen contact meer met hem wilde. Zonder proces-verbaal van dit stopgesprek, kan de rechtbank slechts gissen naar de inhoud daarvan. Evenmin kan er worden vastgesteld of verdachte door middel van het bedoelde gesprek op de hoogte is geraakt van een wens van [slachtoffer] om geen contact met hem te hebben.
Ook voor de periode gelegen na 28 juni 2022 kan de rechtbank niet vaststellen dat [slachtoffer] geen contact meer wilde met verdachte en/of dat dit verdachte duidelijk was. Uit de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] leidt de rechtbank af dat in de periode gelegen tussen 28 juni 2022 en 26 juli 2022 geen fysieke afspraken hebben plaatsgevonden. [slachtoffer] stelt in de door haar opgestelde tijdlijn dat verdachte haar gedurende die periode bleef bedreigen, mailen en op andere wijze contact met haar zocht. Uit de historische gegevens van de telefoon van verdachte stelt de rechtbank echter vast dat [slachtoffer] in de periode tussen 5 en 20 juli 2022 75 keer telefonisch contact heeft opgenomen met verdachte, zodat ook in deze periode niet bljkt dat sprake was van eenzijdig ongewenst contact door verdachte met aangeefster.
17
Uit het dossier blijkt ook dat in de periode tussen 15 augustus 2022 en 21 augustus 2022 lange berichten zijn uitgewisseld door verdachte en [slachtoffer] . Ten aanzien van de inhoud van de berichten valt het de verbalisant op dat zowel verdachte als [slachtoffer] wisselvalig overkomen.
18De berichten gaan over de status van de relatie en de verbalisant herkent, ondanks de dwingende toon, geen strafbare bedreigingen in de berichten van verdachte. Gelet op het uitwisselen van berichten en het wisselvalige karakter ervan kan ook in deze periode niet gesproken worden van lastig vallen in de zin van artikel 285 Sr.
Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en dat daarom niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. De rechtbank zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Feit 4
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 4 augustus 2022 een videogesprek heeft gevoerd met [slachtoffer] . Zowel [slachtoffer] als getuige [getuige 3] hebben verdachte een bedreiging horen uiten richting [slachtoffer] . [slachtoffer] verklaart daarnaast zich door verdachte bedreigd en angstig te voelen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 3] niet als objectief bewijs kan worden gebruikt omdat [getuige 3] de neef is van [slachtoffer] . De rechtbank constateert dat er geen feitelijke aanwijzingen zijn waaruit zou blijken dat er, naast de verklaring van [getuige 3] , meer objectief bewijs aanwezig moet zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verklaring van [getuige 3] is eerder afgelegd dan [slachtoffer] aangifte heeft gedaan van dit feit. Naar aanleiding van de verklaring van [getuige 3] is [slachtoffer] aanvullend gehoord. Daarnaast verklaart [getuige 3] specifiek en authentiek over de gebeurtenis. Dat [getuige 3] een familielid is van [slachtoffer] , doet daar niet aan af.
De rechtbank heeft acht geslagen op het proces verbaal van de chatberichten tussen [slachtoffer] en verdachte. Hieruit stelt de rechtbank vast dat verdachte het ten laste gelegde bericht aan [slachtoffer] heeft verzonden. Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde bedreiging heeft gepleegd.
Parketnummer 18-1334055-2219Bewijsmiddelen
In de ochtend van 2 maart 2022 werd de moeder van verdachte, [benadeelde partij] , meermalen gebeld door verdachte waarbij zij haar telefoon niet heeft opgenomen. Na de laatste oproep van verdachte hoorde [benadeelde partij] een harde knal aan de achterzijde van haar woning aan de [adres] te Sneek. Vervolgens hoort zij nog twee harde knallen waarop zij naar beneden loopt. Wanneer zij kort daarop in de berging van haar woning komt, ziet zij verdachte staan. Zij zag dat het onderste gedeelte van de achterdeur vernield was.
20
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zien dat de kunststofplaat van de deur aan de onderzijde volledig vernield was. Verbalisant [verbalisant 1] leest op de telefoon van [benadeelde partij] dat zij in de ochtend meermalen is gebeld door het telefoonnummer van verdachte. Bij het uitluisteren van de voicemail van [benadeelde partij] herkent de verbalisant de stem van verdachte. Hij verbaliseert het bericht van verdachte als volgt:
"Ik belde je en je deed de deur niet open, ik kom wel binnen en desnoods sla ik al je ruiten eruit je hebt gemerkt dat ik snel binnen ben. Doe volgende keer de deur gewoon open, anders moet ik weer de deur intrappen".
21
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaringen van [benadeelde partij] en de verbalisanten voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De door de verdachte ter zitting gegeven alternatieve verklaring, namelijk dat bij zijn aankomst bij de woning de deur al was vernield, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. [benadeelde partij] heeft verklaard meermalen door de verdachte te zijn gebeld. Vervolgens hoort zij kort daarop enkele harde geluiden aan de achterzijde van haar woning en gaat zij naar beneden Wanneer zij beneden komt, treft zij verdachte aan in haar woning. Aan de achterdeur merkt zij flinke schade op. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de voicemail van [benadeelde partij] heeft ingesproken. De verbalisanten verklaren de stem van verdachte te hebben herkend en zij horen hem zeggen dat [benadeelde partij] de volgende keer de deur moet openen, anders moet hij de volgende keer weer de deur intrappen. Gelet op voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde vernieling heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het met parketnummer 18-222621-22 onder 1, 2 en 4 en het met parketnummer 18-1334055-22 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-222621-22
1. hij op 2 september 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven, immers heeft verdachte
  • die [slachtoffer] stevig bij haar arm vastgepakt om haar uit de telefoonwinkel te krijgenen
  • vervolgens die [slachtoffer] bij haar middel gepakt en vervolgens
  • die [slachtoffer] opgetild en meegetrokken in de richting van de auto en vervolgens
  • die [slachtoffer] in de richting van de auto geduwd en getrokken - met het doel die [slachtoffer] tegen haar wil- in de auto te krijgen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 hij op 2 september 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze met kracht met zijn vuist op haar rechter bovenbeen te slaan en tegen het achterhoofd te slaan en aan haar haren te trekken;
4 hij in of omstreeks de periode 4 augustus 2022 tot en met 7 augustus te Leeuwarden en Sneek [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door op 4 augustus 2022 in een telefoongesprek via videobellen die [slachtoffer] de woorden "Ik maak jou dood" toe te voegen en tussen 4 augustus 2022 en 7 augustus 2022 via een bericht die [slachtoffer] de woorden “Vieze hou je bek joh vieze kankervarken, je hebt nog aids aan je kut ook, vieze kankerhoer. Allah gaat je straffen en je kankerfamilie erbij, als ik een keer moet gaan komen met mijn kankerfamilie, dan zijn jullie uitgeroeid, onthoud dat heel goed”;
Parketnummer 18-1334055-22hij op 2 maart 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân opzettelijk en wederrechtelijk een deur van de woning [adres] , die geheel aan [benadeelde partij] toebehoorde heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-222621-22
Poging tot het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
Mishandeling begaan tegen zijn levensgezel;
4. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Parketnummer 18-133405-22

1. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel ex artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen met daarin een contacten locatieverbod voor de duur van 5 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor integrale vrijspraak.
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring stelt de raadsman zich op het standpunt dat er een gevangenisstraf dient te volgen gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Indien dit niet toereikend is, bepleit de raadsman voor het opleggen van een langere voorwaardelijke gevangenisstraf. Mocht verdachte langer in detentie moeten verblijven, dreigt hij zijn woning kwijt te raken en grote schulden op te bouwen.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland, het Pro Justitia rapport en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan bedreiging, mishandeling en een poging wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn (ex)-partner. Het is aan het kordate optreden van omstanders te danken dat verdachte de wederrechtelijke vrijheidsberoving niet geheel ten uitvoer heeft kunnen brengen. Uit de slachtofferverklaring volgt dat [slachtoffer] nu nog grote psychische gevolgen van het handelen van verdachte ondervindt. Verdachte heeft door zijn gedragingen op een nare wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van de achterdeur van de woning van zijn moeder. Door zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor
de eigendommen van anderen, en tevens bijgedragen aan het ontstaan van een dusdanige beangstigende situatie dat zijn moeder aangifte tegen verdachte heeft gedaan.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 18 oktober 2022. Hieruit blijkt dat verdachte – weliswaar lang geleden – onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling.
Persoon van de dader
Uit het reclasseringsadvies van 27 januari 2023 blijkt onder meer dat de reclassering het recidiverisico inschat als hoog, waarbij het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld. Gelet op de justitiële documentatie, de geweldsmisdrijven in het verleden en de huidige verdenkingen, spreekt de reclassering van een beginnend delictpatroon. De recidivekans zal naar verwachting afnemen indien de verdachte meewerkt aan begeleiding door de reclassering, diagnostiek en behandeling gericht op agressie- en emotieregulatie en traumaverwerking. Bij het opleggen van een straf adviseren zij een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contact- en locatieverbod en het meewerken aan middelencontrole. Zij adviseren daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden. Er is bij verdachte sprake van een beperkt inzicht in zijn problematiek en beperkt probleembesef, maar hij staat wel open voor ondersteuning vanuit het forensisch kader.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van 24 december 2022. Gerapporteerd wordt dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van een licht verstandelijke beperking en ADHD met een gecombineerd beeld. Ook wordt rapporteerd dat verdachte impulsief en onverantwoordelijk handelt. Verdachte heeft aangegeven moeite te hebben met het aangeven van grenzen en jaloers te zijn. Vanuit het onderzoek lijkt er bij verdachte sprake te zijn van een cluster B persoonlijkheidsstoornis, waarbij grensoverschrijdend gedrag en impulsiviteit centraal staan, Vanwege de ontkenning van verdachte ten aanzien van deze kenmerken en omdat er door de rapporteur onvoldoende zicht kon worden gekregen op de psychopathologie van verdachte kan een dergelijke diagnose niet worden bevestigd of ontkracht. Hoewel betrokkene ontegenzeglijk kan worden gekenmerkt als een impulsieve en spanningsgevoelige jongeman zijn de strafbare feiten niet eenduidig te relateren aan een psychische stoornis. De deskundige kan geen uitspraak doen over de mate van doorwerking van stoornissen in de ten laste feiten of advies geven over de mate van toerekening. De deskundige komt daarom ook niet tot een advies over interventies maar ondersteuning bij het op orde brengen van levensgebieden, medicatie en begeleiding vanuit de (forensische) geestelijke gezondheidszorg lijken wel gewenst.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden is. Hiervan zal de rechtbank een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk opleggen. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de hoge kans op recidive van een gelijksoortig misdrijf, stelt de rechtbank de proeftijd op 3 jaren en verbindt daaraan de door de reclassering voorgestelde voorwaarden.
In het bijzonder ziet de rechtbank – mede gelet op de eerder aangehaalde rapportages over de persoon van de verdachte – dat de hoge kans op recidive oplegging van een contactverbod rechtvaardigt. Met dit verbod beoogt de rechtbank dat [slachtoffer] rust in haar leven krijgt en dat de kans op recidive door de verdachte wordt verminderd. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de maatregel ex artikel 38v Sr. Bij het opleggen van een contactverbod op grond van artikel 38v Sr en 14c tweede lid Sr ligt het – gelet op mogelijke complicaties bij de tenuitvoerlegging – in de rede om een keuze te maken in het opleggen van of de vrijheidsbeperkende maatregel dan wel een contactverbod als bijzondere voorwaarde.
22De rechtbank volgt het advies van de reclassering en legt aan de verdachte een contact- en locatieverbod op voor zolang het Openbaar Ministerie dit nodig acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten [slachtoffer] . Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies en het Pro Justitia rapport is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, die hiermee zijn afgedaan.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van € 382,60 ter zake van materiële schade en € 4.500,00 tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij] , tot een bedrag van € 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering van [slachtoffer] , te weten
€ 4.882,60 aan materiële en immateriële schade, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij] vordert de officier van justitie de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van een onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit [slachtoffer] in de vordering van de immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet voldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de materiele schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de reiskosten onvoldoende onderbouwd zijn. De raadsman verzoekt de rechtbank deze kosten te matigen.
De raadsman heeft bepleit [benadeelde partij] in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer] Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de gestelde materiële schade van € 315,00 voor de reiskosten ten behoeve van het volgen van therapie heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-222621-22 bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2022. Ten aanzien van de reiskosten die benadeelde partij heeft gemaakt voor het slachtoffergesprek met de officier van justitie, beslist de rechtbank dat deze wordt afgewezen. Uit jurisprudentie volgt dat reiskosten voor het bezoeken van de officier van justitie voor een slachtoffergesprek niet zijn aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in art 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
23Daarnaast wijst de rechtbank de vordering ter zake van de reiskosten voor het bijwonen van de terechtzitting af. Reiskosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking voor het bijwonen van de zitting van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding indien in persoon mag worden geprocedeerd en ook daadwerkelijk in persoon is geprocedeerd.
24Nu de benadeelde partij ter zitting bijstand heeft ontvangen van slachtofferhulp, zal de rechtbank de vordering van deze reiskosten afwijzen.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt dat de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade kan worden gekwalificeerd als gevolg van een andere aantasting in haar persoon als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending reeds meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan door de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen
Ter onderbouwing van de schade heeft de benadeelde partij, onder andere gewezen naar haar verblijf in het Blijf van mijn lijf huis, de behandelingen die zij ondergaat en dat zij door de gebeurtenissen in de ziektewet terecht is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde in dit concrete geval zo evident zijn, dat geestelijk letsel kan worden aangenomen. De hoogte van de immateriële schade wordt door de rechtbank geschat op € 2.500,00, gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging. Daarbij is tevens aansluiting gezocht bij uitspraken in vergelijkbare zaken.
Gelet op de vrijspraak van het onder feit 3 ten laste gelegde, zal de rechtbank de vordering voor het meer gevorderde afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 38 dagen.
Benadeelde partij [benadeelde partij]
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] beslist de rechtbank als volgt. Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. De rechtbank overweegt daartoe dat de vordering van de benadeelde partij niet is onderbouwd.
Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 282, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het met parketnummer 18-222621-22 onder 1, 2 en 4 en met parketnummer 18-133405-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar. Verklaart het met parketnummer 18-222621-22 onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij ReclasseringVerslavingszorg Noord Nederland (VNN), [adres] te Leeuwarden;
dat de veroordeelde zich onder behandeling stelt van Forensisch Polikliniek GGZ Friesland, ofsoortgelijke zorgverlener, op door of namens de behandelaar(s) aan te geven tijdstippen en plaatsen, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal meewerken aan ambulante begeleiding van Limor of soortgelijke instelling, zalmeewerken aan een indicatiestelling en, indien geïndiceerd, plaatsing in een beschermd wonen of maatschappelijke opvang locatie. Het verblijf duurt zolang de reclassering nodig vindt. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem opstelt;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact heeft of zoekt met slachtoffer[slachtoffer] , geboren op 7 december 1994, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
dat veroordeelde zal meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en/of drugs om hetmiddelengebruik te beheersen, zolang de reclassering dit nodig acht. De controle gebeurt door urineen/of ademonderzoek. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat veroordeelde zich niet zal bevinden in de straat [adres] te Sneek, zolang het OpenbaarMinisterie dit verbod nodig acht;
veroordeelde zal, indien de reclassering dat nodig vindt, meewerken aan het vinden en behoudenvan door de reclassering geschikt gevonden dagbesteding in de zin van scholing en/of werk.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Ten aanzien van [slachtoffer] , parketnummer 18-222621-22 feit 1, 2 en 4:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van € 2.815,00 (zegge: tweeduizend achthonderdvijftien euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat benadeelde partij [slachtoffer] haar eigen proceskosten draagt.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.815,00 (zegge: tweeduizend achthonderdvijftien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 315,00 aan materiële schade en € 2500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 38 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van [benadeelde partij] , parketnummer 18-133405-22:
Verklaart de vordering van
[benadeelde partij]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [benadeelde partij] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. F. van der Meulen en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2023.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002022241714, doorgenummerd 1 tot en met 285.
Pagina 153.
Pagina 13. 4 Pagina 14.
5. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 7 februari 2023 (inhoudende de eigen waarneming van de rechtbank).
6. Pagina 15.
7. Pagina 14.
8. Pagina 37.
9. Pagina 42.
10. Pagina 35.
11. Pagina 31.
12. Pagina 31.
13. Pagina 103.
14. Pagina 59.
15. Pagina 102 en 103.
16. Hoge Raad 23 april 1985, NJ 1985/891.
17. Pagina 100.
18. Pagina 87.
19. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processenverbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2022053637.
20. Pagina 2.
21. Pagina 4.