ECLI:NL:RBNNE:2023:650

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
174314
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van gezamenlijk gezag en zorgregeling in een echtscheidingszaak met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 februari 2023 uitspraak gedaan over het gezamenlijk gezag en de zorgregeling van een minderjarige. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Schütz, verzocht de rechtbank om het gezamenlijk gezag te beëindigen en alleen het ouderlijk gezag over de minderjarige uit te oefenen. De rechtbank had eerder, op 4 juli 2022, de beslissing over het gezag en de zorgregeling aangehouden in afwachting van het BOCS-traject, waar partijen naar waren doorverwezen. Tijdens de zitting op 25 januari 2023 was de vrouw niet verschenen, ondanks dat zij op juiste wijze was opgeroepen.

De rechtbank overwoog dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, aangezien de ouders geen relatie meer hadden en nauwelijks contact met elkaar onderhielden. De rechtbank concludeerde echter dat het gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige moest blijven bestaan, omdat er geen concrete aanwijzingen waren dat de vrouw het gezag zou frustreren. De rechtbank benadrukte dat het belangrijk was dat de vrouw betrokken bleef bij het leven van de minderjarige en dat het beëindigen van haar gezag zou leiden tot verdere afstand.

Daarnaast heeft de vrouw verzocht om een zorgregeling, maar de rechtbank wees dit verzoek af. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende basis was om een zorgregeling vast te leggen, gezien de zorgen over de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de vrouw. De rechtbank gaf aan dat de vrouw eerst moet laten zien dat zij betrouwbaar is voordat er een zorgregeling kan worden vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat het in het belang van de minderjarige is dat zij contact heeft met beide ouders, maar dat de verantwoordelijkheid bij de vrouw ligt om stappen te zetten voor contactherstel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/174314 / FA RK 20-934
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 27 februari 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. R.A. Schütz, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
hierna ook te noemen de vrouw.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij beschikking van 4 juli 2022, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, heeft de rechtbank de beslissing over het gezag en de zorgregeling aangehouden, in afwachting van het verloop van het BOCS-traject waar de rechtbank partijen naar heeft doorverwezen.
1.2.
Na 4 juli 2022 heeft de rechtbank kennisgenomen van de volgende stukken:
 de brief van het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding (KKE), ingekomen bij de griffie op 11 oktober 2022;
 de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), ingekomen bij de griffie op 27 oktober 2022;
1.3.
Mr. L.R. Alstein heeft zich op 27 oktober 2022 onttrokken als advocaat van de vrouw.
1.4.
De zaak zou mondeling worden behandeld op de zitting van 13 januari 2023. Ter zitting bleek echter dat de oproepbrief voor de vrouw naar een oud adres was verzonden. De zaak is hierop aangehouden, zodat partijen op juiste wijze konden worden opgeroepen voor een nieuwe zitting.
1.5.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 25 januari 2023. De man was hier met zijn advocaat bij aanwezig. De vrouw is op juiste wijze opgeroepen, maar niet verschenen.

2.De beoordeling

Het gezag
2.1.
De man heeft de rechtbank verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat hij voortaan alleen het ouderlijk gezag over [de minderjarige] zal uitoefenen.
2.2.
Op grond van artikel 1:253n en artikel 1:251a eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegeven is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van de ouders toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of;
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, omdat partijen geen relatie meer met elkaar hebben, zij niet tot nauwelijks meer contact met elkaar hebben en er geen contact meer is tussen de vrouw en [de minderjarige] . De rechtbank komt daarom toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
2.4.
Het uitgangspunt van de wet is dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, tenzij een grond zoals genoemd in rechtsoverweging 2.2 zich voordoet. Gebleken is dat partijen op dit moment niet met elkaar communiceren. De man heeft alleen een e-mail adres van de vrouw. De rechtbank begrijpt dat het gebrek aan communicatie het gezamenlijk uitoefenen van het ouderlijk gezag bemoeilijkt. Tegelijkertijd is uit het raadsonderzoek, uit de stukken en ter zitting niet gebleken dat het uitoefenen van het gezamenlijk ouderlijk gezag op dit moment voor (grote) problemen zorgt. Gezagsbeslissingen (zoals de schoolkeuze) leiden op dit moment niet tot een impasse. Niet gebleken is dat de vrouw de uitoefening van het ouderlijk gezag frustreert. De man vreest dat dit in de toekomst wel zou kunnen gebeuren, maar daar zijn op dit moment nog geen concrete aanwijzingen voor. Dit zou anders kunnen worden als in de toekomst bijvoorbeeld blijkt dat de man telkens vervangende toestemming van de rechtbank moet vragen om belangrijke zaken voor [de minderjarige] te kunnen regelen. Daar is op dit moment echter geen sprake van. Ook is niet gebleken dat [de minderjarige] er last van heeft dat haar ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over haar zijn belast en daardoor klem of verloren dreigt te raken.
2.5.
Daarnaast weegt de rechtbank in de beoordeling mee dat de RvdK in het rapport van 9 mei 2022 naar voren heeft gebracht dat een keerzijde van eenhoofdig ouderlijk gezag van de man zou kunnen zijn dat dit voor de man kan voelen als een vrijbrief om de vrouw helemaal niet meer bij [de minderjarige] te betrekken. Op dit moment wordt de vrouw nauwelijks geïnformeerd door de man over [de minderjarige] en het risico bestaat dat de vrouw dan helemaal geen informatie meer zal ontvangen. De rechtbank heeft overigens wel gezien dat het voor de man ook lastig is om de vrouw goed te betrekken bij beslissingen, nu hij enkel een e-mailadres van de vrouw heeft. Voor de rechtbank weegt ook mee dat zolang de vrouw ouderlijk gezag over [de minderjarige] heeft, zij zelf informatie over [de minderjarige] kan opvragen en inzien, waardoor zij nog enigszins betrokken blijft bij [de minderjarige] . Wanneer haar gezag zou worden beëindigd, kan zij ook niet meer zelf informatie bij de school of andere instanties opvragen. Hierdoor zou de vrouw nog verder verwijderd raken van [de minderjarige] en wordt de drempel tot contactherstel alleen maar hoger. Dat acht de rechtbank niet in het belang van [de minderjarige] .
2.6.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat een wijziging van het gezag niet in het belang van [de minderjarige] is en zij niet klem of verloren dreigt te geraken. Dat betekent dat de rechtbank het verzoek van de man zal afwijzen en dat de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] belast zullen blijven. De rechtbank benadrukt dat het hun verantwoordelijkheid is om hier op een goede manier invulling aan te geven en zaken goed te regelen voor [de minderjarige] . De huidige manier van communiceren tussen partijen maakt dit er niet makkelijker op. De rechtbank wil de vrouw daarom meegeven dat het helpend zou zijn als zij haar telefoonnummer aan de man zou geven. De vrouw moet zich realiseren dat als [de minderjarige] bijvoorbeeld (acute) medische zorg nodig heeft, zij op korte termijn toestemming moet kunnen geven. Het is daarom van belang dat zij bereikbaar is voor de man.
De zorgregeling
2.7.
De vrouw heeft bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht om een zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat [de minderjarige] een weekend per veertien dagen en de helft van de vakanties bij de vrouw zal verblijven.
2.8.
Op grond van artikel 1:253a lid 2 sub a BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een zorgregeling vaststellen.
2.9.
De rechtbank overweegt dat [de minderjarige] al verschillende verlieservaringen heeft gehad in het contact met haar moeder. Er zijn forse zorgen over de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de vrouw. De rechtbank heeft partijen eerder doorverwezen naar het BOCS-traject en in de beschikking van 4 juli 2022 bepaald dat de vrouw zich daar eerst een aantal keren moet melden om haar betrouwbaarheid aan te tonen. Uit de afsluitbrief van het KKE blijkt dat het lastig was om een afspraak in te plannen met de vrouw, omdat zij weinig beschikbaar is. De man heeft vervolgens besloten te stoppen met het traject, omdat hij vindt dat de vrouw de afspraken te vaak verzet en afzegt. De vrouw laat zich niet meer bijstaan door een advocaat en is niet op de zitting verschenen. De rechtbank heeft niets meer van de vrouw gehoord in deze procedure.
2.10.
Hoewel de rechtbank het in het belang van [de minderjarige] acht dat zij contact heeft met haar beide ouders, ziet de rechtbank op dit moment onvoldoende basis om een zorgregeling vast te leggen. Zoals in de beschikking van 4 juli 2022 ook is overwogen, wil de rechtbank zeker weten dat de vrouw betrouwbaar is en de afspraken zal nakomen als een zorgregeling wordt vastgelegd. [de minderjarige] moet niet opnieuw teleurgesteld worden. Dat de rechtbank geen zorgregeling vastlegt, betekent niet dat er in de toekomst geen contact kan zijn, maar het is nu aan de vrouw om hierin een stap te zetten en te laten zien dat zij betrouwbaar en beschikbaar is voor [de minderjarige] . Wanneer de vrouw structureel uitvoering kan geven aan een zorgregeling en [de minderjarige] hierop kan vertrouwen, kan zij zich in de toekomst bijvoorbeeld melden bij het gebiedsteam om de mogelijkheden voor contactherstel tussen haar en [de minderjarige] te onderzoeken.
2.11.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw om een zorgregeling vast te stellen afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. A.J. van Dijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn:
871